Direct naar artikelinhoud

De schilder van licht en vluchtigheid

In Londen krijgt Edgar Degas (1834-1917) een mooie hommage als schilder van ballerina's. De selectie biedt uitzonderlijk veel fraais. Tegelijk is het een vreemde expositie die ons er met alle middelen van wil overtuigen dat de Franse meester op een nagenoeg wetenschappelijke manier beweging wou registreren, terwijl elk schilderij bewijst hoezeer hij vooral indrukken van kleur, licht en vluchtigheid wou weergeven.

Degas and the Ballet. Picturing Movement begint bijzonder fraai in de eerbiedwaardige Royal Academy in Londen. Silhouetten van gebeeldhouwde danseresjes van Degas draaien om hun as en worden geprojecteerd op enkele filmschermen. Een mooie introductie op het thema dans en beweging, dat Degas jarenlang gefascineerd heeft. In zijn atelier liet hij trouwens dergelijke 'lichtbeelden' zien aan collega-schilders om duidelijk te maken waar hij precies mee bezig was.

In de eerste zaal hangt meteen een reeks topwerken, waaronder Balletscène uit Meyerbeers opera 'Robert le Diable' (1876). Het lijkt wel alsof wij, als toeschouwer, op de eerste rij van de theaterzaal zitten en boven de hoofden van de orkestleden de schimmige silhouetten van dansende nonnen zien. Het doek maakt duidelijk waar het Degas om te doen is: licht en vluchtigheid. De nonnen die voor het voetlicht dansen zien er wit, grijs en spookachtig uit - een gevolg van kunstlicht. In de gezichten van de orkestleden zit daarentegen meer kleur. De schilder speelt ook het statische van het orkest uit tegen het dynamische van de danseressen.

In nogal wat schilderijen onderzoekt Degas hoe kunstlicht en tegenlicht kleur beïnvloeden. Tegelijk kan hij in dergelijke werken de nadruk leggen op het artificiële van de dans- en theaterwereld. Voorts lichten de tutu's wit op en doordat Degas korte, snelle penseeltrekken gebruikt lijkt het gaas van de tutu's te ritselen en te ruisen. Alles is constant in beweging.

Vervolgens krijgen we al het hoogtepunt geserveerd: Het kleine danseresje, 14 jaar oud. Toen het beeld in 1881 getoond werd op de zesde impressionistische tentoonstelling in Parijs maakte het nogal wat ophef. Degas had het beeld van zo'n meter hoog opzettelijk niet van brons maar van was gemaakt. Voor de kleding van de ballerina gebruikte hij stof van een tutu, een keurslijfje van kant en echte balletschoentjes - de zogeheten pointes. Hij had het model - de Belgische Marie Van Goethem - helemaal niet geïdealiseerd. Daardoor vonden nogal wat critici het beeld gewoonweg lelijk of dachten ze dat het om een anatomische pop ging. Helaas toont The Royal Academy niet het authentieke beeld - dat bleef in de National Gallery in Washington - maar een van de meer dan dertig bronzen afgietsels die na de dood van Degas zijn gemaakt.

Boeiend is wel hoe in Londen voor het eerst voorstudies voor dit beeld zijn samengebracht. Degas heeft zijn model uit meer dan twintig verschillende hoeken getekend om op die manier een basis te hebben voor een driedimensionaal beeld. In de tentoonstelling wordt de vergelijking gemaakt met de zogeheten 'fotosculpturen' die de inmiddels totaal vergeten François Willème vanaf 1861 in Parijs begon te maken. Een model nam een pose aan die door zo'n twintig camera's tegelijk werd geregistreerd. Met al dat beeldmateriaal kon dan een levensecht gipsen of bronzen beeld worden vervaardigd.

Nog invloed van de fotografie zou Degas - die inderdaad al vroeg zelf foto's maakte - hebben ondergaan in zijn opvallend horizontale scènes van dansrepetities in de coulissen van de Parijse opera. De stormachtige ontwikkeling van de panoramische fotografie zou hem op dat idee hebben gebracht. Daar is zeker iets voor te zeggen, maar Degas hield ongetwijfeld ook van het langwerpige formaat omdat hij in een soort moderne fries zijn danseresjes kon laten evolueren. In De dansles (1879) gaat onze blik van links naar rechts het schilderij in en het lijkt alsof één danseres in een wervelende opeenvolging van poses te zien is.

Helaas focust de expositie daarna op de anatomisch precieze weergave van beweging. Modellen, fotoreeksen en filmpjes van pioniers als Eadweard Muybridge en Etienne-Jules Marey, die beweging filmen en vervolgens beeld per beeld analyseren, zouden Degas diepgaand hebben beïnvloed. Maar de schilder was niet in de eerste plaats met anatomie bezig. Zijn tekeningen laten zien dat hij zo veel mogelijk houdingen en posities van ballerina's wou vastleggen in snel geschetste contouren. Bij Degas zijn er nauwelijks of geen spieren te zien noch gedetailleerd uitgewerkte gewrichten. Leg zijn tekeningen naast die van Rubens of Ingres, en je ziet meteen het grote verschil met hun klare lijn.

Het is eigenlijk bijzonder ironisch: Degas laadt zijn schilderijen op met zo veel mogelijk beweging, terwijl uitgerekend de experimenten van Muybridge tot statische beelden leiden. Degas geeft vluchtigheid weer - iets waar de toenmalige fotografie gewoonweg niet toe in staat was. Hoogtepunten in de tentoonstelling zijn dan ook die schilderijen waar Degas binnen duidelijk aangegeven contouren kleuren laat schuiven en wemelen - ze suggereren op geniale wijze beweging.

Vanaf het midden van de jaren 1870 wordt Degas geplaagd door een steeds slechter wordend gezicht. Hij vraagt zijn modellen om mee zijn kleuren te helpen kiezen. Het leidt ertoe dat zijn laatste schilderijen almaar vager en de kleuren almaar intenser, ja bijna fluorescerend worden.

Herinneringen aan danswereld

Degas trok zich terug in zijn isolement, de schilderijen die hij vanaf eind de jaren 1890 maakt zijn alleen nog herinneringen aan de danswereld. Prachtige pastels en superieure composities waarin de danseressen samen met hem lijken te verouderen. Geen jonge meisjes meer, wel vage schilderijen met vage herinneringen aan vroeger. De danseressen zijn een motief, een aanleiding om te kunnen schilderen. Vreemd dat de tentoonstelling zich zo uitput om van Degas een exact wetenschappelijk waarnemer te maken, terwijl uitgerekend hij bezig is met indrukken van licht, kleur en ongrijpbare vluchtigheid.

De expositie rept met geen woord over het voyeurisme in zijn kunst. Geen woord over de seksuele uitbuiting van de arme danseresjes door oudere heren. Geen woord ook over de ongelooflijke colorist die Degas was noch over zijn superieur gebruik van pastel - dat was een echte innovatie.

De expositie sluit af met enkele seconden film. De blinde Degas wordt twee jaar voor zijn dood gefilmd voor zijn deur in Parijs. Hij wou dat niet, maar de cineast trok er zich niets van aan. Degas kon het toch niet meer zien.