Direct naar artikelinhoud

De kracht van onveranderlijkheid

Onderwijs is de motor voor sociale mobiliteit. Die motor sputtert, maar dat is voor velen juist een reden om zo weinig mogelijk te veranderen. Het is op die reflex dat de N-VA zo slim weet in te spelen.

In de vele reportages die de voorbije jaren verschenen zijn over ouders die in het seizoen van de inschrijvingen bezorgd kamperen voor een schoolpoort, trof je zelden een vader of moeder van vreemde origine aan. Daar is een goede reden voor, die vanwege het taboegehalte altijd wat onderbelicht is gebleven. Behalve van een algemeen plaatstekort in onze scholen - eerst vooral in de steden, nu ook elders in Vlaanderen - is het schoolkamperen vaak een bewijs van de drang bij sommige ouders uit de blanke middenklasse om hun kind onder dak te krijgen in een zogenaamde eliteschool.

Dat selectieve karakter van de school moet dan niet zozeer blijken uit een objectief vaststelbare hogere pedagogische kwaliteit, wel uit de samenstelling van de schoolpopulatie. Brutaal samengevat: het gaat hier om bevoorrechte blanke ouders die wensen dat hun bevoorrecht blanke kind in een klas terechtkomt met zo veel mogelijk andere bevoorrechte blanke kinderen.

Angst als motief

Je zou die houding een milde vorm van xenofobie kunnen noemen - geen haat, wel een angst voor al wat anders en onbekend is. Kinderen met een ander kleurtje of een andere achtergrond worden ervaren als een indicator van achteruitgang en afnemende onderwijskwaliteit. Hoewel er geen enkel bewijs is dat taalverwerving of cognitieve ontwikkeling in gemengde scholen trager verloopt, blijft dat idee toch hardnekkig in vele hoofden leven. Vandaar dat sommige ouders het vooruitzicht verkiezen van een dagelijkse tocht dwars door de stadsfiles - desnoods met de bakfiets - boven de eenvoudige inschrijving van hun kind in een gekleurd buurtschooltje.

In de grote steden behoort het kamperen aan de schoolpoorten inmiddels tot het verleden omdat inschrijvingen er nu computergestuurd verlopen. Dat systeem werkt eenvoudig en eerlijk, maar leidt toch weer tot gemopper omdat kinderen terecht kunnen komen in een school die niet de eerste voorkeur van de ouders wegdraagt. Dan nog liever aan de poort overnachten, hoor je wel eens verzuchten.

Het is de angst voor het onbekende die het schoolkamperen met het huidige verzet tegen de onderwijshervorming verbindt. Dat ouders het beste onderwijs voor hun kind wensen is niet meer dan menselijk. Het punt is dat voor nogal wat ouders (en leraars) het 'beste' onderwijs gelijkstaat met datgene wat ze als ervaringsdeskundige zelf het beste kennen. Zoals Bart De Wever het puntig formuleerde: het beste onderwijs is het onderwijs dat ikzelf genoten heb. Dat wil zeggen voor het Vlaamse middenklassepubliek waaraan De Wever appelleert: onderwijs in een voornamelijk blanke school met een traditioneel programma.

De motor sputtert

Raak je aan het onderwijsstelsel, dan raak je aan de kinderen. Dat elk onderwijsdebat een emotioneel component bevat is dus logisch. Onderwijs wordt nog altijd beschouwd als de belangrijkste motor van sociale mobiliteit: een geslaagd (professioneel) leven begint op de schoolbanken. Zo hebben vele ouders, jonge grootouders en leraars het ook zelf beleefd, vaak als eerste in hun familie. De democratisering van het onderwijs, met veralgemeende gelijke onderwijskansen, is immers nog maar een jaar of dertig oud.

De vaststelling dat die sociale promotiemotor sputtert, is nu juist het belangrijkste argument om het onderwijsstelsel grondig te hervormen. Aan de onderkant stromen te veel jongeren uit zonder of met de foute kwalificaties. Maar uit OESO-rangschikkingen blijkt dat ook de positie van de middengroep onder druk staat. Dat zou erop kunnen wijzen dat ook het door de N-VA zo gloedvol verdedigde algemeen secundair onderwijs onvoldoende afgestemd is op de uitdagingen in een veranderende wereld.

Een herwaardering van het arbeidsmarktgericht technisch en beroepsonderwijs. Sociale emancipatie van een potentieel gefrustreerde want structureel werkloze jonge onderklasse. Een aanpassing van het pedagogische programma aan een maatschappelijke realiteit die intellectuele flexibiliteit en snelle adaptatie vereist. Ziedaar drie goede redenen voor de blanke Vlaamse middenklasse om ook vanuit welbegrepen eigenbelang een hervorming van het onderwijs genegen te zijn.

Dat is evenwel theorie. Emotioneel speelt er in omwentelende tijden vaak een andere reflex. Uit de sociologie weten we dat een organisatie of een samenleving onder druk de neiging vertoont om zich terug te plooien op de oude en vaste structuren, liever dan zich open te stellen voor het nieuwe en het onbekende. Dat is niet alleen een psychologische maar ook een ideologische kwestie. Het is namelijk de kern van een conservatieve politiek.

Zo komen we bij de N-VA uit. De 'verandering' die deze partij zo graag in het vooruitzicht stelt van haar kiezers, zit in de belofte dat er onder haar bewind niets of toch zo weinig mogelijk zal veranderen. Dat trekt een breed kiespubliek aan dat aan andere partijen verwijt dat ze te veel maatschappelijke veranderingen hebben toegestaan. De belofte dat de internationalisering van steden als Aalst afgestopt kan worden aan het treinstation is ideologisch identiek aan de belofte dat er niet geraakt wordt aan de bekende onderwijsstructuur. De kracht van onveranderlijkheid is een illusie, maar het is wel een verleidelijke en succesvolle electorale reclameboodschap.

Fyra van het onderwijs

In zijn volgehouden verzet tegen een grote hervorming van het onderwijslandschap heeft de N-VA één sterke, objectieve bondgenoot: de herinnering aan de compleet geflopte vorige hervorming van het secundair onderwijs met het Vernieuwd Secundair Onderwijs (VSO) van de jaren zeventig en tachtig. Het VSO mag gerust de Fyra van de onderwijshervormingen genoemd worden. Ooit met de beste bedoeling gelanceerd om kinderen te bevrijden uit de ouderwetse kennisdwingelandij, werd het VSO algauw een karikatuur van zichzelf met een ernstige verschraling van het intellectuele niveau tot gevolg.

Vele ouders en leerkrachten van vandaag hebben het VSO-debacle als scholier van binnenuit meegemaakt. Het verklaart waarom bij sommigen van hen het enthousiasme voor een nieuwe grote hertekening niet bijster groot is. Dat een aantal speerpunten van het VSO van weleer in gewijzigde vorm zou terugkeren in de nieuwe onderwijshervorming - zoals de uitgestelde studiekeuze - leidt tot nog meer scepsis. Het is een strategische fout van de voorstanders van de onderwijshervorming dat ze die taaie vooroordelen en herinneringen onvoldoende aangevoeld en tijdig weggewerkt hebben.

Die kans om de emotionele en persoonlijke component in elke onderwijsdiscussie uit te buiten heeft de N-VA alvast niet laten liggen. Haar standpunten zijn intellectueel moeilijk houdbaar en de partij heeft zich de voorbije weken niet bepaald als de meest loyale coalitiepartner in de Vlaamse regering opgesteld. Maar die Wetstraatkritiek zal haar verder worst wezen. In de Dorpsstraat heeft de N-VA toch weer een slag om de harten en geesten gewonnen.