Direct naar artikelinhoud

‘Onze demon is weer een mens geworden’

Eerst voelde het als verraad. Zij, als slachtoffer van een verkeersongeval, mocht niet praten met de andere partij, laat staan er begrip voor opbrengen. Maar naarmate het werk aan Mij overkomt het niet. Ontmoetingen met veroorzakers van verkeersongevallen vorderde, veranderde dat. ‘Onze veroorzaker is van demon weer mens geworden.’

Sabine Cocquyt (55) wist zelf niet dat ze, twintig jaar na dato, nog altijd worstelde met het beeld van de man die het ongeval veroorzaakte waarbij haar ouders om het leven kwamen en haar zoon een hersenletsel opliep.

Het gebeurde op 25 februari 1990. Een zondag, het begin van de krokusvakantie. “En het begin van een week die later bekend zou staan als de week van de grote februaristormen”, vertelt ze. “Overal was schade.”

Schade, ook in haar familie, in haar gezin. Al had dat niks met de wind te maken. “Mijn ouders waren net op pensioen. Hun drie kleinzonen, onze Dries die negen was en twee neefjes, gingen voor het eerst alledrie samen bij opa en oma logeren. Ze waren nog niet goed vertrokken bij mijn broer in Breendonk of hun wagen werd op een kruispunt gegrepen door een andere auto.”

Dat gebeurde om negen uur ’s avonds. Het was één uur ’s nachts vooraleer de politie voor haar deur stond. “Een bejaard koppel met drie kinderen zonder identiteitspapieren kun je niet zomaar thuisbrengen. Tegen de tijd dat ze ons gevonden hadden, waren mijn ouders al overleden. Eén neefje lag in Bornem in het ziekenhuis, het andere in Sint-Niklaas. Dries was toen al overgebracht naar Antwerpen. Hij was in kritieke toestand, zo kregen we te horen.”

Moord

Vanaf dat moment schakelt het gezin op automatische piloot. “Ik zie mij nog zitten op de begrafenis van mijn ouders. De zon die door de kerkramen scheen, alle details. Maar ik heb niet gehuild. Er waren geen tranen. Toen niet. Alle energie, alle aandacht ging naar Dries. Dries moest het halen. De angst dat hij ook zou sterven overheerste.”

Dries haalde het, zij het moeizaam. Na een maand werd de coma lichter en nog eens een paar maanden later kon hij aan zijn revalidatie beginnen. Ondertussen is Dries 30, getrouwd, aan de slag en vader van een zoon. Al blijven er beperkingen. “Leren is sindsdien een probleem. Zijn geheugen en concentratie laten hem soms in de steek. De resten van de verlamming rechts zorgen nog voor lichte motorische beperkingen. Maar het gaat goed met hem. Hij is gelukkig.”

Het hoe en wat van het ongeluk op die februari-avond bleef lang in de achtergrond steken. “Eerst werd er gezegd dat mijn vader door het rood was gereden. Later bleek dat niet het geval te zijn. Pas weken, maanden na die dag lazen we in een verslag dat de andere chauffeur gedronken had. Natuurlijk waren we woedend, ik sprak van moord met voorbedachten rade, maar alle aandacht ging naar Dries en naar het op de rails houden van ons gezin.”

Zes jaar na het drama kwam de weerslag. “Ik zat op de rand van een depressie. Ik heb een sabbatjaar genomen en ben beginnen schrijven. Dat jaar heb ik heel veel gehuild. Alles moest eruit.” Dat schrijfproces resulteerde in de publicatie van haar eerste boek De stille epidemie, het verhaal van haar gezin.

“Ik dacht ik er toen klaar mee was. Dries was er ook blij mee. ‘Je hebt mij een stuk van mijn verhaal teruggegeven’, zei hij.” Maar na dat eerste boek kwam nog een tweede, over andere verkeersslachtoffers en de impact die een en ander heeft op hun omgeving. “De dag dat de eerste recensie van dat boek verscheen, kreeg ik telefoon. Van een veroorzaker. Hij vertelde over de schaamte, het verdriet, hoe ook zijn leven overhoop lag.”

Dat telefoontje was het begin van Mij overkomt het niet. “Opeens was het duidelijk dat ik ook het verhaal van de andere kant moest vertellen. Tot dan toe had ik daar niet eens bij stilgestaan. Vreemd, hé?” ‘Hun’ veroorzaker opnemen in haar boek, was geen optie. “Toen ik begon aan dit boek was dat nog helemaal niet verwerkt.”

Toen de zaak na het ongeluk voor de rechtbank kwam, ging ze niet naar het proces. Ze kon het niet. “Mijn man is wel gegaan. Mijn broer heeft zelfs ooit voor zijn deur gestaan. Hij heeft niet aangebeld. Wat mij heel bitter gemaakt heeft, is dat er nooit een teken is geweest van onze veroorzaker. Geen sorry, geen uitleg, geen vraag hoe het met ons ging. En van herstelbemiddeling was toen nog geen sprake. We hadden zijn adres maar we hebben heel rationeel beslist om niet die weg op te gaan. Daar konden en wilden we onze energie niet insteken. Hij werd bewust naar de achtergrond geschoven. Tot nu.”

Verrader

De gesprekken met vijf veroorzakers hadden een grotere impact dan verwacht. “In het begin lag ik met mezelf in de knoop. De getuigen die ik gevonden had, kenden mijn verhaal. Ze hadden een heel grote schroom om te spreken. Zeker met mij. Maar ze hebben het toch gedaan. Dat vind ik fantastisch. Ik was ook bereid om open te staan voor hun verhaal, hun leed, maar in het begin was het dubbel. Ik voelde mij een verrader. Mocht ik wel meevoelen met hen?”

Het zijn de veroorzakers zelf - van daders wil ze niet meer spreken - die haar een andere kijk geboden hebben. “Een van hen was ook dronken toen hij een dodelijk ongeluk veroorzaakte. Hij heeft wel zijn spijt betuigd. En al kan ik begrijpen dat de familie van zijn slachtoffer daar niet meteen iets aan heeft, op termijn is dat ontzettend belangrijk. Eigenlijk heeft hij mij gegeven wat ik van onze veroorzaker had moeten krijgen. Tot mijn eigen grote verbazing is ook onze veroorzaker voor mij weer een stukje mens geworden. Ik weet niet of ik hem nu nog moet opzoeken. Ik sluit het nu niet meer uit, maar ik weet niet of het nog iets zal bijdragen. Het is nu verwerkt. Helemaal.”