Direct naar artikelinhoud

Enkel door te verliezen lijkt de renner 'schoon'

Het gaat de meeste journalisten niet om de geloofwaardigheid van de renners, maar om de eigen geloofwaardigheid

De wielersport is veranderd, het tijdperk van Armstrong is voorbij!", verklaarde een geïrriteerde Chris Froome toen hem bij de persconferentie na zijn overwinning op de Mont Ventoux de zoveelste vraag over doping gesteld werd. "Ik zit hier na de grootste zege uit mijn carrière en word ervan beschuldigd een leugenaar en een bedrieger te zijn!"

Froomes irritatie is begrijpelijk, temeer omdat het soort vragen dat hem zo ergerde voor het overgrote deel zinloos is. Er is tenslotte geen enkele kans dat een renner voor een menigte reporters plotseling een bekentenis aflegt.

Het gaat de meeste journalisten ook niet om de geloofwaardigheid van de renners, maar om de geloofwaardigheid van zichzelf. Want hoewel Froome zei dat vragen over doping bij de periode-Armstrong hoorden, werden ze in die tijd maar zelden gesteld.

Voor een deel was dat aan Armstrong zelf te danken. Samen met zijn ploegleider Johan Bruyneel hield hij nauwkeurig bij wat de pers over hem schreef. Wanneer ze passages tegenkwamen waarin gesuggereerd werd dat de Amerikaan misschien niet helemaal clean was, werd de schrijver onmiddellijk op de zwarte lijst gezet. Dat betekende allereerst dat hij geen interviews kon afnemen en bij persconferenties geweerd werd. Een collega of een renner die wat al te vriendelijk met een dergelijke outcast omging, werd eveneens tot persona non grata verklaard.

Symbiose

Toch was het niet Armstrongs schrikbewind dat verantwoordelijk was voor het gebrek aan nieuwsgierigheid dat zoveel verslaggevers

toonden. Hij wist er - zoals van zoveel zaken - maximaal gebruik van te maken, maar het bestond al lang voor hem. Zowel wielerjournalisten als wielrenners zijn tenslotte gebaat bij een zo spannend, aantrekkelijk en interessant mogelijk beeld van de sport. Tot de jaren zestig leefden beide partijen dan ook in een soort symbiose. Het kwam zelfs meer dan eens voor dat journalisten hun eigen voorraad pepmiddelen aanspraken om een renner over een inzinking heen te helpen.

Toen stimulerende middelen in 1965 verboden werden, was het directe gevolg dat de meeste renners iets te verbergen hadden. Dat maakte voor een groot deel een einde aan hun vertrouwelijke relatie met journalisten. Maar dat betekende niet dat de pers daardoor een vijandige houding aannam. De belangen van beide partijen vielen nog steeds grotendeels samen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat dopinggevallen in de pers vrijwel altijd als incidenteel werden afgedaan, terwijl renners die betrapt waren vaak op sympathie konden rekenen. Zo kreeg Eddy Merckx in 1969 de massale steun van de pers toen hij positief testte en huilend verklaarde onschuldig te zijn.

In deze situatie kwam pas verandering toen de Festina-affaire in 1998 ook voor de buitenwereld duidelijk maakte dat dopinggebruik zich allerminst tot een paar enkelingen beperkte en van een omvang was die zelfs voor vele verslaggevers een verrassing was. Het was voor Pierre Ballester van het sportblad L'Equipe voldoende reden om te verklaren: "Vanaf nu ben ik geen sportjournalist meer, maar journalist tout court." Wat hij bedoelde was dat hij de hechte relatie met de wielerwereld verbrak om diepgaand te onderzoeken wat zich al die jaren achter de coulissen had afgespeeld. Dat deed hij met name als ghostwriter voor Festina-soigneur Willy Voet (Prikken en slikken) en van Festina-arts Bruno Roussel (Tour des Vices).

Een andere sportverslaggever die naar eigen zeggen als 'echte journalist' te werk wilde gaan, was de Ier David Walsh. Samen met Ballester schreef hij drie boeken over het dopinggebruik van Lance Armstrong.

Walsh en Ballester kregen veel aandacht, maar bleven min of meer alleen staan. Toen Ballester over de rol van de pers begon te schrijven, werd hij bij l'Equipe ontslagen, terwijl Walsh door de meeste Tour-journalisten zorgvuldig werd gemeden. Ondanks een nieuwe golf schandalen blijven de meeste van hun collega's proberen om een rooskleurig beeld van de wielersport te geven.

Inzinking

Dat betekent niet dat Froomes wens dat de pers zich weer tot de traditionele sportjournalistiek beperkt, binnenkort vervuld zal worden. Niet dat alle verslaggevers David Walsh en Pierre Ballester zullen imiteren, maar vragen over doping zullen ze zeker niet vermijden, al is het maar om niet naïef en goedgelovig te lijken. Zij kunnen tenslotte niet negeren dat elke grote prestatie onmiddellijk verdacht is.

De enige manier waarop een renner 'schoon' kan lijken, is door te verliezen. Het zwakke moment dat Froome tijdens de beklimming van de Alpe d'Huez beleefde, is misschien dan ook het beste wat hem kon overkomen. Het leek een authentieke inzinking, maar als het allemaal gespeeld was, zou het geniaal zijn.