Direct naar artikelinhoud

Dragen wij schuld voor de wandaden van vorige generaties?

Over historische schuld, schaamte en sorry's, naar aanleiding van 'Twelve Years a Slave'

"Wij, blanken' moeten ons schamen over de geschiedenis van de slavernij. Dat is de boodschap die De Morgen-columnist Kurt Vandemaele overhoudt aan de film Twelve Years a Slave van regisseur Steve McQueen (DM 21/1). Wie als toeschouwer de zweepslagen van de getormenteerde plantagehouder Epps mee heeft voelen neerkomen op de rug van het slavenmeisje Patsey, kan die emotionele reactie gemakkelijk begrijpen. Vanop wat grotere afstand bezien raakt Vandemaeles uitspraak aan een discussie die sinds het einde van de jaren negentig geregeld heeft gewoed: kunnen latere generaties verantwoordelijk worden gesteld voor daden van hun voorgangers?

Meestal wordt deze vraag gesteld naar aanleiding van officiële excuses die worden geëist van nationale overheden, of die door overheden spontaan worden aangeboden aan andere naties of - steeds vaker - aan de eigen burgers. Dergelijke erkenning van historische schuld kan zowel voor de slachtoffers als voor de schuld-erkennende staat een heilzaam effect hebben, juist omdat zij de spoken van het verleden te rusten kan helpen leggen.

Zo motiveerde premier Verhofstadt in 2000 ook de excuses die hij aan de Rwandese bevolking aanbood vanwege de falende Belgische interventie tijdens de genocide van 1994: "Om het Rwanda mogelijk te maken de blik weer op de toekomst te richten", zo sprak hij, "moeten we eerst onze verantwoordelijkheid nemen en onze fouten erkennen." In zo een schuldbekentenis schuilt meteen de belofte van een meer moreel handelen door de overheid in de toekomst.

Daarom zou de huidige Belgische regering er goed aan doen excuses aan te bieden aan de nabestaanden van de negen Belgische soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog na schijnprocessen werden terechtgesteld. Zij zou er symbolisch haar wil mee tot uitdrukken ook vandaag en in de toekomst een rechtsstaat te zijn.

Ook voor de fouten tijdens het koloniale bewind vanaf 1908 in Congo en de woelige dekolonisatie moet de Belgische overheid haar verantwoordelijkheid nemen (wat ze met betrekking tot de moord op Lumumba ook gedeeltelijk heeft gedaan). 'Vanaf 1908', dat hebt u goed gelezen, want excuses voor de misdrijven onder het bewind van Leopold II in Congo zijn minder vanzelfsprekend. Waarom? Tussen het persoonlijke bewind dat de vorst over de Congo-Vrijstaat voerde en de huidige Belgische overheid bestaat geen institutionele continuïteit.

En zo'n duidelijk aanwijsbare continuïteit is nodig, om betekenisvol van historische schuld te kunnen spreken. Hoe goed bedoeld zijn oproep ook, Vandemaele zoekt de verantwoordelijkheid voor de slavernij kennelijk niet bij een politieke of andere overheid, maar bij een wereldomspannende 'dadergemeenschap' waar hij zichzelf ook toe rekent: 'Wij, de blanken'. Dat is om meer dan één reden problematisch. Ten eerste wordt, bij gebrek aan een institutionele vertaling, de schuld gedragen door alle individuele leden van de gemeenschap. Ten tweede zijn sociologische groepen veelvormiger en veranderlijker dan overheden. De 'blanke gemeenschap' betekende in het Zuiden van de Verenigde Staten tijdens de 19de eeuw iets helemaal anders dan in het steeds veelkleuriger wordende West-Europa van het begin van de 21ste eeuw. Met andere woorden: door een noodzakelijke band tussen beide te suggereren dreigt men een tegenstelling uit te vergroten die in de actuele realiteit veel van haar betekenis aan het verliezen is.

Van diegenen die ertoe worden aangezet zich als 'blank' te identificeren, wordt bovendien verwacht dat zij zich 'schamen'. Anders dan 'excuses aanbieden' is dat geen activiteit die erop gericht is het verleden af te sluiten, maar een gevoel dat het verleden blijvend op negatieve wijze aanwezig stelt in het heden. Deze 'historische schaamte' vormt daarmee een spiegelbeeld van het 'historische slachtofferschap' dat veel groepen in de samenleving zichzelf toebedelen. In beide gevallen kan dergelijke identificatie over de generaties heen bijdragen tot het onderhouden en uitvergroten van verschillen, tot het onmogelijk maken van dialoog. Of het nu in Israël, in België of elders is, wederzijdse verhalen van 'eeuwenlange onderdrukking' bemoeilijken doorgaans de zoektocht naar oplossingen voor actuele samenlevingsproblemen.

Erflast

Collectieve bekentenissen van historische schuld kunnen op hun beurt ook omslaan in verhalen van slachtofferschap. Jongere generaties binnen een 'dadergemeenschap' kunnen zich gaan beschouwen als de slachtoffers van een culpabiliserend verhaal dat hen wordt opgelegd. Zij weigeren het collectieve schaamtegevoel nog langer te dragen, en gaan hun identiteit weer versterken vanuit hun verzet tegen deze 'erflast'.

Zo vormt in Duitsland de tegenreactie op een van generatie op generatie overgedragen nationaal schaamtegevoel over de Tweede Wereldoorlog een sterke voedingsbodem voor toenemende rechts-nationalistische gevoelens.

Het zou naïef zijn te geloven dat deze negatieve doorwerking van het verleden kan worden geneutraliseerd door gevoelens van historisch slachtofferschap en historische schaamte collectief te verdringen. Conflicterende groepen zouden er juist goed aan doen de aan beide zijden hardnekkig doorwerkende collectieve herinneringen uit te spreken en ernstig te nemen.

Het succes van Dieudonnés smakeloze humor over de judeocide is moeilijk te begrijpen zonder rekening te houden met de gevoelens van frustratie over het koloniale verleden die leven in Afrikaanse migrantengemeenschappen in Europa. Binnen het perspectief van deze groepen kan Israël verschijnen als een koloniale staat - en dus een 'daderstaat' - die zijn legitimiteit bovendien ontleent aan een monopolie op het historische slachtofferschap. 'Autochtone' groepen in Europa hoeven zich niet persoonlijk schuldig te voelen over het koloniale verleden om de mentale impact ervan tot op vandaag te blijven erkennen. Die impact kan niet door schaamte worden verminderd, wel door ervoor te zorgen dat 'koloniale' machtsverhoudingen vandaag niet worden gereproduceerd. Deze houding zou ongetwijfeld een betere remedie voor Dieudonnés antisemitische humor zijn dan een vrijwel per definitie contraproductief verbod.

De onvermijdelijke doorwerking van het verleden erkennen is echter nog iets anders dan ze zonder meer te bestendigen, laat staan uit te vergroten. Als de samenleving nood heeft aan historisch denken, dan is het om het zich opdringende verleden op afstand te houden zonder het te vergeten. In plaats van mensen tot lijdend voorwerp te maken van de erfenissen uit het verleden, moet historisch denken juist een handvat bieden om individueel en autonoom tegenover dat verleden te staan. Met deterministische noties als 'historische schuld' en 'historisch slachtofferschap' is deze uitdaging niet gebaat, wel met een oproep om het verleden altijd ook te zien vanuit het perspectief van diegene die men gemakkelijk als 'de andere' ervaart - en die juist daarom een deel van zijn 'andersheid' zal verliezen. Om die reden valt het succes van een film die is gebaseerd op de memoires van een negentiende-eeuwse slaaf toe te juichen.

Niet omdat de film 'ons' aan 'onze' historische schuld herinnert.