Direct naar artikelinhoud

Gelukkig leren zijn met niets

Zestien was ze en in haar nog jonge leven had ze alleen maar miserie gezien. Opgegroeid in een gebroken gezin, geplaatst op haar elfde, verslaafd op haar veertiende. Niemand die nog echt in Sofie geloofde toen ze in 1995 gevraagd werd om samen met een ander 'moeilijk geval' naar Compostela te stappen. Sofie bereikte haar doel, viel weer, maar stond opnieuw recht. Dit keer definitief. Jeroen de Preter

Oostende, een klein maar net rijhuis in een doodgewone straat. Sofie (*), klein, tenger en één en al vriendelijkheid, doet open en excuseert zich meteen voor de gang, die nog niet helemaal is gerenoveerd. Sofie zet koffie en zegt dat ze nerveus is. Dit weekend wordt in haar huis het communiefeest van een van haar twee dochters gevierd. Er wordt veertig man verwacht en er is nog heel veel werk te doen.

Ook het vooruitzicht van een gesprek over haar verleden maakt haar naar eigen zeggen onrustig. "Ik vind het belangrijk om erover te vertellen," zegt ze, "maar het maakt altijd weer ontzettend veel gevoelens los."

Het verhaal van Sofie is dan ook een hard verhaal. Het is het verhaal van een kind dat zich niet gewenst voelt en compleet ontspoort. Een verhaal met een happy end, maar met een heel erg triestig begin.

Sofie was vijf toen haar ouders uit elkaar gingen. "Mijn zus en ik gingen bij onze pa wonen, maar toen ik tien was, werd hij ontoerekeningsvatbaar verklaard. Toen gingen we bij ons ma wonen, maar dat werkte totaal niet. Mijn ma is een heel braaf mens maar was totaal niet opgewassen tegen ons. Toen ik elf was, werden mijn zus, mijn broer en ik voor het eerst geplaatst. Samen met mijn zus kwam ik in De Zandberg in Varsenare terecht. Maar mijn zus is anders dan ik. Slimmer, misschien. Ze wist hoe ze zich in die instelling moest gedragen, terwijl ik gewoon mezelf was gebleven: een zot, brutaal, kwaad kind (lacht). Na een paar maanden mocht mijn zus naar huis, terwijl ik in de instelling moest blijven. Dat deed enorm veel zeer. Ik vond dat zo oneerlijk. Sindsdien was het ik tegen de rest. Voor mijn part kon iedereen de boom in.

"Van mijn elfde tot mijn zestiende zat ik haast constant in instellingen. (lacht) Maar ik ben er ook vaak uit ontsnapt. Zo ben ik ook in aanraking gekomen met drugs. Ik moet een jaar of twaalf geweest zijn toen ik mijn eerste joint rookte. Op mijn veertiende was ik al verslaafd.

"Toen ik zestien was, ben ik eens een maand lang verdwenen. Toen ik weer boven water kwam, moest ik zeggen waar ik al die tijd was geweest. Maar ik bleef zwijgen. Ze hebben me toen in de vrouwengevangenis van Brugge gestoken, officieel omdat er in de jeugdinstellingen geen plaats was, maar ik denk dat ze me vooral een lesje wilden leren. Na twee weken gevangenis mocht ik weer naar mijn instelling in Beernem. In een andere gevangenis, ik denk in Antwerpen, was net een minderjarige gestorven. Plotseling was er blijkbaar wél plaats voor mij."

Vuilnisbak

"Niet veel later kwam een opvoedster in Beernem naar mij toe. Ze vroeg of het ik het zag zitten om met Oikoten naar Compostela te stappen. In feite betekende dat dat ze echt niet meer wisten wat ze met me moesten aanvangen. Want aan wie stellen ze die tochten voor? Uiteindelijk is Oikoten een vuilnisbak voor jongeren met wie ze geen blijf meer weten. Ik had er zelf heel grote twijfels over, maar ik heb onmiddellijk ja gezegd. Ik had geen andere keuze. Het was springen of verdrinken.

"Het begin van die tocht viel me ontzettend zwaar. We vertrokken in december, het was winter, ijskoud. Ik was nog verslaafd, bang voor wat me te wachten stond, fysiek nog erg zwak. Ik was niet eens in staat om mijn rugzak op mijn rug te hijsen. En dan waren er nog de mensen die met me mee gingen: Herman en Christel, de begeleiders, en Elke, ook een meisje uit de instelling in Beernem maar een totaal ander karakter dan ik. Aanvankelijk had ik geen vertrouwen in hen. Eigenlijk vertrouwde ik niemand toen.

"De eerste weken liep ik constant achter de groep aan. Ik wilde niet praten en ik zag verschrikkelijk af. Fysiek, maar vooral mentaal. Tijdens het stappen heb je enorm veel tijd om na te denken. Automatisch word je dan met jezelf geconfronteerd. En ik was nog helemaal niet klaar voor die confrontatie. Ik kon dat echt niet aan. Het duurde niet lang of ik besloot er mee op te houden. Ik zie het moment nog helemaal voor mij. Herman en Christel waren op me aan het wachten in een café, ik stapte binnen en zei meteen: 'Ik stop, hier houdt het op.' Waarop Herman, voor het eerst tijdens de tocht eigenlijk, serieus op me begon in te praten. 'Het is goed', zei hij. 'Bel naar huis en zeg dat ze je komen halen. Kies de makkelijkste weg maar, zoals je dat altijd al hebt gedaan.' Ik ben toen geweldig kwaad geworden. Wat hij zei was - pats - recht in mijn gezicht. Maar ik wist dat hij au fond gelijk had. En ik ben blijven stappen.

"Er zijn nog meer crisissen geweest. Toen de Pyreneeën in zicht kwamen, bijvoorbeeld. Je zag die bergen al van ver liggen, en ik was ervan overtuigd dat ik er niet over zou raken. Omdat de voetpaden besneeuwd waren, moesten we de hele tijd over de autoweg. Dat was verschrikkelijk. In die periode moesten we eens buiten slapen terwijl het 18 graden vroor. Toen we na een ijskoude en bijna slapeloze nacht 's ochtends weer vertrokken, stonden mijn schoenen stijf van de vorst. De palen van de tent kreeg je niet meer uit elkaar omdat ze aan elkaar gevroren waren. Ik heb die ochtend een geweldige crisis gekregen. Ik begon te roepen en te tieren, besloot nog eens ermee op te houden. Een ellendig moment, maar ook een kantelpunt. Toen we weer aan het wandelen waren, was ik nog altijd aan het razen. Toen ik uitgeraasd was, besefte ik plots dat ik net dingen had verteld waar ik nog nooit eerder over gepraat had. Voor het eerst hadden mijn frustraties een uitweg gevonden.

"In Spanje begon het stilaan beter te gaan. Het werd warmer, en 's avonds bleef het langer licht. Uiteindelijk heeft het tot de laatste maand geduurd voor ik me goed begon te voelen. Pas toen begon ik veel te praten en ging ik Herman en Christel ook echt graag gaan zien.

"Ik ben die laatste weken helemaal open gebloeid. Ik voelde me goed, gelukkig zelfs. Ik had me nog nooit in mijn leven zo gevoeld. Tijdens die laatste weken hebben Herman en Christel me gevraagd wat ik van plan was na Compostela. Ik zei dat ik het niet wist. Het liefst van al was ik blijven doorstappen. Toen ik in Compostela aankwam, ging ik zelfs zoeken naar een mogelijkheid om te blijven. Ik zag het niet zitten om terug te keren. Ik had schrik dat er thuis een einde

zou komen aan mijn geluk, dat alles weer zou worden zoals het was."

Schaamte

"Uiteindelijk bleek die vrees ook terecht. Toen ik weer thuis was, ging ik alleen wonen. Ik had een deeltijdse job en volgde deeltijds onderwijs. Lang heb ik dat niet volgehouden. Na vier maanden zat ik weer aan de drugs.

"Pas achteraf ben ik gaan beseffen dat ik met foute verwachtingen naar huis was gegaan. Thuis is er sleur, thuis moet er altijd van alles. Zo zit de werkelijkheid nu eenmaal in elkaar. Alleen was ik nog niet klaar om die werkelijkheid te aanvaarden. Compostela had me sterker gemaakt, maar nog niet sterk genoeg om dat te aanvaarden. Uiteindelijk duurt die tocht gewoon te kort. Er wordt ook niet voldoende geïnvesteerd in de begeleiding achteraf. Naar het schijnt blijft ongeveer 30 procent van de jongeren na zo'n tocht op het rechte pad. Ik denk dat het er veel meer zouden zijn als er wat meer aandacht zou zijn voor het leven na die tocht.

"Ik begon weer drugs te gebruiken, door vrienden van vroeger terug te zien. De eerste keer denk je: die ene keer, dat kan geen kwaad. Maar voor je het weet, is er een tweede en een derde keer en ben je weer vertrokken. Ik was binnen de kortste keren weer verslaafd. Herman en Christel kwamen me in die tijd nog opzoeken. Ze namen me mee naar hun huis in Werchter, maar daar ben ik na een dag weer vertrokken. Achteraf hebben ze me verteld dat ze op dat ogenblik dachten dat ze me nooit zouden terugzien.

"Ik was hervallen, zwaar hervallen zelfs. En toch, er was iets veranderd in mij. Anders dan vroeger voelde ik me nu wel schuldig over mijn gebruik. Ik voelde me schuldig tegenover Herman en Christel, die zo veel in mij hadden geïnvesteerd. En ik schaamde me ook voor mezelf. Ik was helemaal naar Compostela gestapt en afgekickt. De tocht had me geleerd dat je je goed kunt voelen met niks. Dat je zelfs gelukkig kunt zijn met niks. Ik was dat niet vergeten.

"In die tijd, ik was achttien, kwam ik de man tegen die later mijn echtgenoot zou worden. We waren beiden zwaar verslaafd, gebruikten alle mogelijke drugs die je maar kunt bedenken. Eigenlijk moesten we in het begin niet weten van elkaar. Om onze verslaving te betalen, waren we allebei dealer. In feite liepen we in elkaars weg, waren we concurrenten. We begonnen met elkaar te praten omdat ik beter gerief had dan hij, en hij wilde weten waar ik dat vandaan haalde. In het begin vertrouwde ik hem voor geen haar, maar uiteindelijk gingen we elkaar alsmaar meer zien. Ik begon hem te vertrouwen, niet veel later begonnen we te vrijen.

Moeder

"Wij waren ver weg, toen, heel ver weg. Meestal waren we zelfs te stoned om te dealen. We waren samen, maar eigenlijk zaten we elk in onze eigen wereld. Dat begonnen we ook zelf te beseffen toen we op zekere dag niks hadden om te gebruiken. Die dag hebben we gepraat met elkaar zoals we dat nooit eerder hadden gedaan. Kwamen we dichter bij elkaar. Gingen we beseffen dat het zo niet langer kon.

"We waren al serieus aan het minderen met drugs toen de ouders van mijn man op een dag vroegen of we zin hadden om met hen een weekend naar de Ardennen te gaan. Daar heb ik mijn man, met een heel klein hartje, gezegd dat ik misschien wel eens zwanger zou kunnen zijn. Ik was vooral bang, toen, bang dat ik het niet zou kunnen, moeder zijn. Maar tot mijn eigen verbazing zag mijn man het wel helemaal zitten. Ik zie hem nog voor zijn ma staan. 'Ma, wat zoudt ge ervan vinden om grootmoeder te worden?', zei hij. 'Awel ja, waarom ook niet', zei ze. Ze is enkele dagen later met mij naar haar huisarts gegaan. En wat ik vermoedde, bleek ook te kloppen. Ik was zwanger. Toen ik het aan mijn man vertelde, smeet hij me in de lucht van contentement. Terwijl ik in de eerste plaats bang was. Ik was achttien. Ik was zelf een kind. En nog altijd verslaafd.

"Afkicken was moeilijk, maar ik heb het gedaan. Onmiddellijk. Ik wilde koste wat het kost vermijden dat mijn kind een jeugd zou hebben als de mijne. Uiteindelijk heeft mijn kind me gered. Mijn kind, en de tocht naar Compostela. Waren die er niet geweest, dan had ik hier vandaag niet gezeten.

"Vandaag voel ik me oké. Ik ben content met het leven dat ik heb. Mijn man en ik hebben beiden werk. Elk jaar proberen we op reis te gaan. We wonen in een huis dat nog altijd niet helemaal af is, maar er zijn belangrijkere dingen in het leven. Mijn grootste zorg zijn onze twee kinderen. Zij betekenen alles voor mij, ik wil er alles aan doen om hen de jeugd te geven die ik niet heb gekregen. Misschien overdrijf ik daar wel in. Mijn oudste zit nu in het derde middelbaar. Onlangs vroeg ze me of ze, net als de anderen in haar klas, 's middags buiten mag. Daar heeft ze echt om moeten bedelen bij mij. Want ik weet natuurlijk beter dan wie ook wat de gevaren zijn. Ik heb een heilige schrik dat mijn dochters op een dag scheef zullen gaan zoals ik.

"Mijn verleden is nog niet helemaal verwerkt. Dat besef ik. Een jaar of zeven geleden zat ik er compleet door. Sindsdien pak ik elke dag pillen. Soms valt het leven me nog altijd zwaar en zou ik willen vluchten voor de sleur en de stress. Maar geen haar op mijn hoofd denkt eraan om ooit nog drugs te pakken. Soms, als ik terugkijk op wie ik ooit ben geweest, lijkt het of het over iemand anders gaat. Mijn broer heeft me dat ook eens gezegd. 'Sofie, ge zijt gewoon een ander mens vandaag. Een braaf, lief, en zorgzaam mens.' Misschien heeft hij wel gelijk (lacht).

Vandaag, zeventien jaar later, denkt Sofie naar eigen zeggen nog bijna dagelijks aan de tocht naar Compostela terug. "Maar een reünie met de mensen van toen is spijtig genoeg niet meer mogelijk. Herman en Christel wonen tegenwoordig in Frankrijk. Als we in de buurt zijn, gaan we daar wel eens langs. Maar een echte reünie is dat nooit. Elke, het meisje dat toen met me mee stapte, is geen achttien geworden. Gestorven aan een overdosis."

Sofie is een schuilnaam. Haar verhaal staat ook deels in Ik dus naar Compostela (uitgeverij Lannoo), een boek van Phara de Aguirre en Stefaan Vermeulen dat morgen verschijnt. Alle beelden bij dit verhaal komen uit dat boek.