Direct naar artikelinhoud

'Als een koele kikker zonder geweten, zo stel ik mij hem voor'

Een week duurde het voor de doodrijder van Merel De Prins (12) zichzelf kwam aangeven bij de politie van Vilvoorde. Eva (30), als tiener van de weg gemaaid door een onbekende, wacht nog altijd op een 'sorry'. 'Dat je uit een reflex wegvlucht, snap ik nog. Maar ooit moet dat geweten toch opspelen?'

Het is haar zoontje Frans (4) die de voordeur opentrekt, want "mama kan maar een beetje lopen, hè". De wandelstok, tegen de muur in de gang, blijft onaangeroerd. Die is voor buiten. Slepend met haar linkerbeen gaat Eva ons voor naar de keuken. Een plek die zoveel mogelijk ingericht is om alles met één arm te doen. Ze moet eens hard lachen om die plakker op haar duim.

"Pompoenen gesneden. Niet simpel met één hand. Maar het is te laat om het nu nog te laten naaien."

Naast ons, in de living, zoekt Frans zijn zus Astrid op. Zij is acht en weet sinds vanochtend wat een vluchtmisdrijf is. Frans, dollend met zijn speelgoedauto's, beseft nog niet wat het met zijn mama doet als hij weer eens luidkeels "botsing!" roept.

Maar keren we eerst even terug naar die vervloekte dag, twaalf jaar geleden. Het is 22 december, drie dagen voor kerst. Eva is achttien en blij: het is de eerste dag van de kerstvakantie en ze heeft een schitterend rapport. De volle 100 procent voor kunstgeschiedenis, haar lievelingsvak. De leraars hebben gezegd dat ze hierin verder moet, en dat is ook haar droom. Boordevol plannen fietst ze door Antwerpen, van bij een vriend naar huis. Maar daar, op het kruispunt met de Balansstraat, wacht haar een afspraak. Niet met de dood, net niet. Wel met een totaal ander leven.

Als Eva linksaf slaat, schept een wagen haar frontaal op. Omstanders horen een luide klap en verstarren. Zij knalt met haar hoofd tegen de voorruit, duikt over de auto, en landt daarna opnieuw met haar hoofd op straat. Bewusteloos, met een dubbele schedelbreuk en een gebroken ruggenwervel: zo ligt Eva er roerloos bij. De bestuurder in kwestie stopt, dooft de lichten van de wagen, komt op Eva toegelopen, pakt haar fiets, gooit die in de kofferbak en scheurt weg. Snel genoeg om alle sporen te wissen. Was de chauffeur een man of vrouw? Niemand die het weet. Om welke auto het ging? Daarover zijn getuigen het niet eens.

Vechter

"Zelf herinner ik me daar natuurlijk niks van. Die hele fietsrit is een black-out. Ik heb alles pas later vernomen, uit de verslagen van getuigen. Maar toen ik dat voor het eerst hoorde, dat die chauffeur me heeft zien liggen, maar toch is weggesneld. Ik kan je verzekeren, dat was lastig."

Het zag er niet goed uit, na drie hersenbloedingen en vijf weken coma, zo vertelden de artsen. Maar nadat ze hadden voorgesteld om de stekker eruit te trekken, werd Eva twee weken later langzaam wakker. "Dat moet als een verrassing gekomen zijn, ja. Mijn ouders waren al afscheid aan het nemen. Maar ik ben altijd wel een vechter geweest. (fijntjes) "Maar goed, ik was nog maar wakker of er stond al een agent aan mijn bed. Welke kleur die auto had? En of ik de nummerplaat nog wist? Echt waar! Wat hadden die nu verwacht? Ik kon op dat moment nog niet eens praten, slikken of zitten. Ik kende mijn eigen naam niet meer. Meer nog, ik zat zodanig onder de morfine tegen de pijn dat ik compleet in de war was. Ik dacht zelfs dat het ongeluk met een knalroze Barbie-fiets was gebeurd. Maar dat was de fiets van een vriendin, zelf reed ik met een totaal andere. (lacht) Kun je nagaan hoeveel ze aan mijn verklaring hadden. Niet veel later werd het dossier al geseponeerd. Mijn moeder moest dat vernemen toen ze zelf contact opnam met de burgemeester. Reden: geen spoor van de dader."

Nog altijd holt ze een beetje over haar woorden als ze veel en lang moet praten. Anderhalf jaar lang moest ze repareren en revalideren. Dat de hele zaak onopgehelderd bleef, hielp niet echt. "Ik had zo'n enorme boosheid in mij. Ik haatte die persoon, ook al wist ik niet wie het was. Tijdens de kine voelde ik dat tot in mijn armen: die agressie, die frustratie vooral. Want wat vroeger als vanzelf ging, waren nu moeilijke oefeningen. Ik was zo kwaad wanneer het dan niet lukte, zo kwaad op die ene onbekende. Niet verwonderlijk, denk ik. Je bent achttien, wilt wereldreizen maken, met de rugzak rondtrekken en toffe dingen doen. Gewoon jong zijn, dus. Je wilt niet revalideren tussen kleine kindjes."

Vakkundig slikt ze een krop weg, om die meteen erna door te spoelen met een grapje. "Ik bedoel maar: je bent achttien. Dan wil je niet dat je jongere zus je bedpan moet voorverwarmen. Dat ijskoude ding. (lacht) Al was ik er zo blij om dat ze dat deed."

Boot gemist

"Kijk, het is allemaal ook zo dubbel: je bent zielsgelukkig dat je het hebt overleefd. Maar je moet er wel mee om kunnen dat je ineens anders bent. Je toekomst is 180 graden gedraaid. Geen kunstgeschiedenis aan de unief, geen diploma, geen trektochten met de rugzak. Die boot heb ik gemist. Wel blijf je achter met een been en een arm die niet mee willen. En met het besef dat je veel hulp moet inroepen, van familie, vrienden, buren.

"Om je huilende babydochtertje te wiegen, bijvoorbeeld. Of om veters te knopen. Al heeft Astrid er eigenlijk nooit veel vragen over gesteld. Frans staat er meer bij stil, merk ik. Elke morgen voor hij naar school vertrekt, zegt hij: 'Mama, jouw hand is kapot hè.' De eerste keer was dat wel even slikken."

Dat haar leven zo veranderde, zonder dat ze zich kan herinneren hoe, daar kan ze nog altijd van liggen woelen. "Ik heb mij de voorbije jaren al suf gepiekerd in bed. Dan haal ik mij die straat voor de geest en probeer ik me voor te stellen hoe het allemaal is gebeurd. Maar dat komt natuurlijk niet. Daarom dat ik die gedachten zoveel mogelijk probeer te vermijden. Het leidt toch alleen maar tot slapeloze nachten."

De tranen tijdig inslikken, het lijkt een strategie. "Laat ons zeggen dat ik het bewust achteraan in mijn herinneringen steek. Noem het selectieve doofheid in emoties. Voel ik mij niet goed, dan blok ik dat af. Zelfmedelijden heb ik afgezworen, dat helpt je geen meter vooruit. En aan medelijden van anderen heb ik totaal geen boodschap, dat ligt niet in mijn aard."

Tuurlijk heeft ze het gevolgd, het nieuws over het vluchtmisdrijf en het overleden meisje van twaalf. "Maar ook dat heb ik bewust op een afstand gelaten. Schandalig, dacht ik, net zoals ieder ander dan reageert. Persoonlijker nam ik het niet. Wel was ik enorm opgelucht, omdat de media deze keer wel zoveel druk zetten op de zaak. Dat was bij mij helemaal anders. Iedereen zat toen met zijn hoofd bij de kerstcadeaus en feestdagen. Er kwam geen enkele oproep naar de dader. Vooral mijn ouders hadden het daar erg moeilijk mee, dat de zaak zo stil gehouden werd."

Troost

Een opsporingsbericht kwam er nooit. Wel een boek over haar verhaal, door schrijver Luc Descamps: Verkeerd moment, verkeerde plaats. Een boek dat scholen vaak gebruiken om tieners te sensibiliseren.

Eva: "Ik heb die titel zelf gekozen. Om de een of andere reden vond ik troost in die vier woorden. Ze gaven een antwoord op al mijn vragen, al was het maar voor even. Ik had gewoon pech gehad, punt."

Ze stapt naar de gang, rommelt in een lade en duikelt het boek op. "Nee, het staat niet bepaald op de eerste rij in onze bibliotheek. Heel bewust ook. Het is zoals met dat kruispunt zelf. Ik zal die straat altijd mijden, ik kom er eigenlijk nooit meer. Het is de plaats waar mijn toekomst overhoop werd gehaald. Waar iemand de schaar bovenhaalde en de draad bijna doorknipte. Die confrontatie wil ik niet altijd aangaan."

Voor een rolstoel is ze "te ijdel", dat zegt ze zelf. Voor een driewieler op maat van andersvaliden ook. Dus staat er een bakfiets voor de deur. "Die heeft ook drie wielen, maar dan omgekeerd. (glimlacht) Je moet soms wat creatief zijn in oplossingen." Zonder fluohesje zul je haar niet zien op de fiets, en de kinderen nooit zonder helm. "Ik snap niet dat sommige ouders daar zelfs over willen discussiëren. Die helm moet gewoon op, zo simpel is het."

Vluchtmisdrijven in de media of niet, Eva houdt zich overeind. Maar volgende maand, als kerst nadert, dan wordt het weer moeilijk. "Wat haat ik die feestdagen. Elk jaar, op de verjaardag van het ongeluk, krijg ik het lastig. Dan denk ik telkens: zou ik een oproep doen? Maar dat zou natuurlijk niks uithalen. Die fiets is al lang een hoopje schroot in de Schelde."

Geweten

Leeft ze nog met wrok? Met boosheid tegen die grote onbekende? "Ik hoop alleen dat hij soms ook slecht slaapt, dat hij ook weleens worstelt met zijn geweten. Ik snap nog dat je als dader wegvlucht, uit een natuurlijke reflex. Als je iets heets vastpakt, laat je het ook vallen. Maar daarna moet toch je moraal komen, moet je geweten opspelen? Hij heeft de dag nadien toch die fiets in zijn koffer zien liggen? Als een koele kikker, zo stel ik hem mij altijd voor. Iemand zonder geweten, zonder emoties."

Veel daders geven zich binnen de 24 uren aan bij een vluchtmisdrijf. Anderen lopen er dagen, weken, maanden of jaren mee rond. Eva verzucht eens: "Ik hoop er wel op, maar ik reken er niet op: dat hij - of zij - zich alsnog aangeeft, zelfs twaalf jaar na datum. Dat de dader bekend is en de verzekering eindelijk haar werk kan doen. Want nu moet ik putten uit een fonds voor slachtoffers van vluchtmisdrijf. Maar ook dat is een zaak die al ellenlang aansleept."

Eindelijk weten wie die ene was, die man of vrouw met de schaar: "We moeten realistisch blijven. Het zou bijna te schoon zijn om waar te zijn. Maar dan zou ik pas echt een nieuw leven kunnen beginnen. Hoofdstuk afgesloten, alle vraagtekens uitgeklaard, opnieuw een vrij mens. Ik zou niet eens kwaad worden, denk ik, mocht ik de dader zien. Ik zou zelfs zijn excuses kunnen aanvaarden. Want ook na twaalf jaar zou een sorry nog welkom zijn."