Direct naar artikelinhoud

Het kamp van de schrijfkramp

Voor de tweede maal organiseerde het literaire tijdschrift Das Magazin een zomerkamp voor aanstormend schrijftalent. Libriswinnaar Yves Petry en De Morgen waren erbij en keken hun ogen uit.

Een schrijfkamp? Nog nooit van gehoord. Wel van jeugdbewegingskampen, bezinningskampen, sportkampen allerhande. Van festivalweides en zwembadfeestjes en andere gelegenheden waarbij het IQ in vrije val mag gaan. Maar dat jongeren zich tijdens de vakantieweken tien dagen lang onder begeleiding van schrijvers en redacteuren zouden bekwamen in het schrijven van proza, met de bedoeling aan het eind van die periode een veelbelovend kortverhaal af te leveren - nee, dat verraste me. Vroeger bestond het in elk geval niet. Je kon schrijven toen ook wel ernstig nemen, vreselijk ernstig en dat zelfs tijdens de vakantie, maar je stond daar voor zover ik wist helemaal alleen in.

Niet zo in het dorpje Sippenaeken, even ten zuiden van Nederlands Limburg en net ten oosten van de Voerstreek, in de provincie Luik dus en vlak bij het drielandenpunt België-Nederland-Duitsland. Daar staat een vakantiehuis waar zich deze zomer onder auspiciën van het literaire tijdschrift Das Mag een twintigtal gelijkgezinden tussen achttien en vijfentwintig jaar verzamelde om zich in elkaars gezelschap te wijden aan hun in wezen zo eenzame opdracht.

De omgeving is landelijk en zelfs lieflijk te noemen, flink glooiend en bezaaid met uitstekend beheerde bossen waar het krioelt van de vogels. Al wandelend rol je van het ene vergezicht in het andere. Tussendoor kom je voorbij malse en niet-afgerasterde weilanden waarop hoogstamfruitbomen in verspreide slagorde rustig voor zich uit staan te leven, zonder zich te bekommeren om productie of rendement. Van enige afstand zien ze eruit als speelgoedboompjes, lukraak neergezet op het groene vilt van een miniatuurlandschap. Alleen het modeltreintje ontbreekt.

Maar daar lijken de deelnemers aan het schrijfkamp, tenminste in die dagen dat ik er verblijf, weinig belangstelling voor te hebben. Officieel heet het trouwens - vrij nietszeggend - een zomerkamp, "omdat 'schrijfkamp' al gauw aan schrijfkramp doet denken", zo laat ik me vertellen. Toch zullen deze jongeren eerder een schrijfkramp dan een zonnesteek oplopen, dat staat wel vast. Hoewel het weer tijdens mijn verblijf schitterend is, zie ik ze hele middagen doorbrengen in de schaduw, binnenshuis of op het terras van de ruime vakantiewoning, ergens waar het scherm van hun laptop niet wordt overstraald door het zonlicht.

De ijver en vastberadenheid druipen ervan af. Er wordt gepraat, zij het weinig. De sfeer is die van een studiezaal of een universiteitsbibliotheek in volle examenperiode. Geregeld hoor je de inspiratie zich ontladen in een driftig geroffel op computertoetsen. Opvallend ook: zoveel jonge mensen bij elkaar, maar de hele dag lang staat er geen muziek op.

Uitverkorenen

De reden voor al deze ernst ligt, behalve in hun ambitie, mogelijk ook in het feit dat ze zich nu al min of meer als uitverkorenen mogen beschouwen. Er hadden zich vier keer meer gegadigden voor het kamp aangemeld dan er konden worden toegelaten. Elk van deze jongeren heeft eerder een proefverhaal opgestuurd en een gesprek gehad met de redactie van Das Mag, op basis waarvan hij of zij uiteindelijk tot deze beperkte selectie is toegelaten.

Zoiets schept verwachtingen en verplichtingen.

Is het een verrassing voor me dat onder de deelnemers de meisjes veruit - drie tegen één - in de meerderheid zijn? Eigenlijk niet. Met de regelmaat van een vooraf vastgelegd schema onderbreekt een van hen haar activiteit en dient zich aan bij een of meerdere begeleiders voor een tussentijdse evaluatie van haar tekst. Dat verklaart en rechtvaardigt mijn aanwezigheid op dit kamp. Als ervaren auteur ben ik aangezocht om een paar keer deze ondersteunende rol op me te nemen.

Misschien was het ietwat lichtzinnig van me om op dat verzoek in te gaan, want over bijzondere pedagogische kwaliteiten beschik ik niet. Dat merk ik meteen al bij het eerste evaluatiegesprek. Gelukkig heeft de andere begeleider, een jonge Nederlandse dichteres, duidelijk meer ervaring dan ik met het bijsturen van andermans verhaal-in-wording. Niet dat ik er helemaal gedachteloos bij zit.

"Dus jij denkt dat je kunt schrijven? Of je wilt het toch proberen. Mooi! Als je maar beseft waaraan je begint:

"Les één: de wereld zit niet bepaald op literatuur te wachten en heeft hoe dan ook meer oog voor het kwantitatieve dan voor het kwalitatieve aspect ervan. Het is maar dat je het weet. Als je je daar verder niets van aantrekt, des te beter natuurlijk. Het zal je schrijven ten goede komen wanneer je niet streeft naar onmiddellijk succes.

"Les twee: schrijven leer je in de eerste plaats door te lezen. Zorg dat je onnavolgbare favorieten hebt en probeer ze - vergeefs - na te volgen. Laat je frustreren door de superioriteit van grootse voorbeelden, hoe pijnlijk dat ook kan zijn. Valse bescheidenheid hoeft niet, maar zonder oprechte bescheidenheid kom je in dit vak nergens.

"Les drie: laat je niet afschrikken door het vooruitzicht van de lange weg die je nog te gaan hebt. Schrijven begint eigenlijk pas echt wanneer jij noch een ander weet waar het toe leidt. Wanneer je het houvast van een verstandige boodschap of een verzekerd resultaat hebt losgelaten. Wanneer je accepteert dat je geen waarheid of moraal te verkondigen hebt, en geestelijk toch in de beste conditie wilt blijven. Wanneer het je niet langer om de zin, maar om de vorm van het bestaan gaat. Daar is het nu nog wat te vroeg voor, lijkt me. Geloof jij nog maar even in de zin van het leven.

"Ga jij, laten we zeggen, minstens nog tien jaar door met schrijven zonder een echte schrijver te zijn. Dan heb je alvast je techniek geoefend. En daarna, misschien, gebeurt het, en neemt de kunst het op een dag over van het leven. Voor zover dat al een soort vervulling inhoudt, zal dat iets helemaal anders zijn dan wat je je daar nu bij kunt voorstellen."

Iets van die strekking speelt door mijn hoofd, maar blijft grotendeels onuitgesproken. Na ons gesprek verklaart het meisje echt wat te hebben gehad aan ons advies. Vermoedelijk heeft ze het dan vooral over mijn medebegeleider. Ze geeft in elk geval de indruk enige vakkundige aandacht best te kunnen appreciëren - en wel meer dan ik had verwacht. In de wereld buiten dit zomerkamp zullen haar prille pogingen wellicht maar zelden op zo'n nauwgezet commentaar worden onthaald. Zo was het vroeger tenminste.

Voetbal en quiz

Soms doet de sfeer me denken aan de kampen die ik me herinner van lang geleden. Zo ligt er naast het hoofdgebouw een speelweide waar tijdens de pauzes aan sport en spel wordt gedaan. Die situatie klinkt en oogt zeer bekend, behalve dat het me bij deze gelegenheid verbaast hoe populair voetballen is onder het schrijvende volkje. Ik kan me geen Vlaamse schrijver van mijn generatie voorstellen die achter een bal aan rent. Nederlandse schrijvers en schrijvers in spe, allemaal aanzienlijk jonger dan ik, doen het met overgave en een enkeling zelfs met verstand van zaken.

Op de laatste avond van mijn verblijf worden we in teams ingedeeld met het oog op een quiz - alweer een heel herkenbare situatie, al betreft het in dit geval een literaire quiz. De stemming is beheerst opgewonden, ontspannen competitief, en enkele spelers geven blijk van een respectabele feitenkennis. Na afloop komt er wodka op tafel en wordt er - voorzichtig - gedanst. Anderen beginnen aan een drankspelletje dat ik nog niet kende en waarbij de glazen worden gevuld en geleegd aan een bedenkelijk tempo. Even lijkt het erop dat een paar durvers vanavond van plan zijn de discipline van de voorbije dagen te laten varen. Maar uiteindelijk houden ze zich toch in: morgen moet er namelijk weer geschreven worden.

Voor ze gaan slapen, zoeken sommigen nog het donker van de speelweide op om, beweren ze, beter naar de sterren te kunnen kijken.

Het is daarboven inderdaad een behoorlijk rijk gevulde hemel, stel ik later vast, wanneer het stil is en iedereen naar bed. Bij nader toeschouwen kun je zelfs de lichtgevende band onderscheiden van die befaamde Melkweg waar we zelf deel van uitmaken. Die had ik al in geen tijden meer gezien.