Direct naar artikelinhoud

KARROUCHE

Norah Karrouche (1984) is historica door de week en schrijft in haar vrije tijd.

Ik zoek een goede reden om op 25 mei niet te gaan stemmen. Aan de taxichauffeur die mij naar de luchthaven brengt zodat ik naar België kan vliegen en aan het gemeenteloket mijn volmacht voor de komende verkiezingen kan regelen, vertel ik dat ik het belangrijk vind om mijn stem uit te brengen. We rijden in volle vaart langs de snelweg wanneer de man zich omkeert en me in alle rust aanmaant: "Niet te betrouwen. Allemaal sjoemelaars."

Of de taxichauffeur de gemiddelde Marokkaan vertegenwoordigt durf ik te betwijfelen, maar zijn reactie komt wel aardig in de buurt van de resultaten van eerder onderzoek naar de attitudes van zijn landgenoten ten aanzien van politieke participatie.

In Marokko geldt geen opkomstplicht. Bij de laatste parlementaire verkiezingen in november 2011 lag de opkomst op een kleine 20 procent van de 21 miljoen stemgerechtigden. Volgens sommigen valt dat cijfer nog te hoog uit en is het niet te betrouwen, zoals de politici voor wie op 25 november 2011 gestemd kon worden. Ik veronderstel dat wie hier stemt, dat doet voor een partij of politicus van wie ze vermoeden dat die het minst corrupt zal zijn. Ik volg de taxichauffeur in zijn verhaal: prettig stemt dat niet.

Ik herinner me goed hoe tien jaar geleden in de kringen van politieke jongerenbewegingen nog druk werd gedebatteerd over het nut van de opkomstplicht. Wie die destijds wilde afschaffen, redeneerde vooral instrumenteel: om een ideologische verschuiving te voorkomen, die we later verzuring en verrechtsing zouden noemen. Tien jaar later kan ik de idee dat een opkomstplicht betrokkenheid van burgers vergroot goed volgen. Nog niet zo lang geleden in Nederland, waar de opkomstplicht in 1970 werd afgeschaft, investeerden partijen in campagnes om burgers überhaupt tot aan de stembus te krijgen.

Aan het gemeenteloket zoek ik op een vrijdagmiddag verwoed in mijn handtas naar een document dat mijn fysieke afwezigheid op 25 mei kan verantwoorden. Als ik geen bewijsstuk voorleg, riskeer ik een boete die allicht nooit wordt geïnd, maar dat wil ik niet. De tweede optie houdt in dat de ambtenaar en ik de regels van het gemeenteloket wat rekken. Ze schuift voorzichtig het toetsenbord naar me toe zodat ik kan inloggen en in mijn postvakje een gepast bewijsstuk kan vinden.

Nog steeds tref je Belgische politici aan die de opkomstplicht achterhaald en betuttelend vinden en haar om die reden willen afschaffen. Tezelfdertijd menen ze dat burgerschapszin begint en eindigt met het instellen van een gemeenschapsdienst voor werkzoekenden als ze zelf niet in staat zijn om nieuwe jobs te creëren, met het opleggen van taalregels en kledingvoorschriften op school en het uitdelen van GAS-boetes op straat. Die regeltjes zijn echter ingrijpender dan de plicht om je op de dag van de verkiezingen te melden bij een stembureau.

Ik verhuisde te laat om me nog bij de ambassade aan te kunnen melden en toen ik eerder dit jaar vertrok was het nog te vroeg om een volmacht te kunnen geven. Dus kwam ik dat even netjes regelen. "Waren alle mensen maar zo betrokken bij de verkiezingen", verzucht de neutraal uitziende dame aan het loket terwijl mijn boardingpass voor de terugvlucht clandestien uit haar printer rolt.

Het is een privilege om in een stembureau te moeten verschijnen op de dag van de verkiezingen, ook al kan het niet in levenden lijve en moet het dus op papier. Er zal in elk geval iemand zijn die mijn stem meetelt en iemand anders die haar overweegt. "In België wordt soms ook een beetje gesjoemeld", vertel ik de taxichauffeur wanneer ik weer bij hem instap aan de luchthaven. Hij keert zich om, gniffelt en neemt deze keer wél de kortste route.