Direct naar artikelinhoud

'Een hand zo groot als mijn duimnagel'

Het zoontje van de Nederlandse schrijfster Jowi Schmitz werd drie maanden te vroeg geboren. Ze hield een blog bij om grip op de wereld te houden. 'Als maar genoeg mensen wisten dat Milo er was, dan zou hij het halen. En zie: hij leeft.'

Romancier, theatercriticus en kinderboekenschrijver Jowi Schmitz (°1972) overkwam iets wat niemand hoopt mee te maken. Haar zoontje Milo wilde haar buik uit met 25 weken en 5 dagen. De overlevingskans was maar 50 procent, en van die 50 procent had 25 procent kans op ernstige restschade. Met weeënremmers bleef het kindje nog 3 dagen zitten, maar toen werd het gehaald. Milo bleef drie maanden in het ziekenhuis voor hij sterk genoeg was om mee naar huis te nemen. Om die ziekenhuistijd te overleven bouwde Schmitz elke dag een blogje. Het verhaal dat zo ontstond verschijnt nu als boek: Te vroeg geboren. Dagboek over mijn zoon. Schmitz noemt het "een nogal dik uitgevallen geboortekaartje".

Hoe kan het dat je zo luchtig schrijft over schokkende dingen?

"Als je zo lang in opperste paraatheid leeft, wordt angst een gegeven waarover je luchtig kunt doen. En ja, dan wrijf ik rustig over Milo's ruggetje als hij tijdens de borstvoeding ophoudt met ademen. Maar woorden vormen wel een beschermlaag. Als ik schrijf, denk ik soms dat ik het heel goed onder controle heb, maar als ik begin te praten kunnen zomaar tranen opwellen.

"Milo dipte vanaf het begin, dat hoort bij prematuren. Steeds weer ging dat alarm af. 'Zijn hart valt in slaap', zei een verpleegkundige een keer eufemistisch. Zo'n kindje is zo breekbaar, met die vlerkjes, die fladderende armpjes. Zevenentwintig centimeter was hij maar, dat is schoenmaat 42, zijn hele hand zo groot als mijn duimnagel. Als ik hem omdraaide, was ik bang dat er een stukje van hem af zou breken. Als ik zijn beentjes te hoog optilde, vielen zijn longen uit. De medewerkers van de neonatale intensive care weten beter dan jij hoe je kindje in leven te houden. Alsof je hem in bruikleen hebt. Als je hem eindelijk mee mag nemen, zullen ze zeggen: 'Hé, waar ga jij met ons kindje naartoe?'"

Je toon blijft verwonderd: wat gebeurt hier?

"Dat vraag ik me nog steeds af. En dat zal ik de komende tijd nog wel blijven doen. Een deel van mij is ontzettend gekneusd en geschrokken. Een directe confrontatie met de willekeur van het leven: het ene kind leeft, het andere niet. Je bent het aan jezelf verplicht om daarop een antwoord te vinden. Als je dat niet doet, is er alleen het grote niets.

"Een van die antwoorden is zo eerlijk mogelijk zijn tegen jezelf. Als je heel goed weet hoe het voelt en hoe het met je gaat, zijn dingen minder eng. Het klinkt paradoxaal, maar dicht bij mijn angst blijven was voor mij de minst enge optie. Tegelijk ben ik niet zo standvastig heldhaftig en vluchtte een deel van mij in magisch denken. Of anders gezegd: ik maakte er een verhaal van. In dit geval een verhaal dat nog geen afloop had."

Je hebt het vaak over schuld.

"Schuldgevoel kan ook houvast geven. Het creëert logica, een denkbeeldige oorzaak. Het duurde drie jaar voor ik zwanger was van Milo en daardoor was ik extreem voorzichtig. Toch ging het mis. Het was alsof ik met eieren had rondgelopen en alsnog op mijn bek ging voor ik de finish haalde. Je leeft in de illusie dat je greep hebt op je lichaam. Als je gezond eet en beweegt, levert je dat een gezond lijf en een gezond kind op. Nou, vergeet het maar. Uiteindelijk maakt het weinig uit wat je doet. De kinderarts vertelde dat zelfs de kindjes die ogenschijnlijk sterk zijn opeens kunnen sterven. Leven is kruipen door het oog van de naald. Ik ben er nu achter hoe superklein dat oog is."

Waarom moest je het verhaal over Milo openbaar maken?

"Als maar genoeg mensen weten dat Milo er is, dan haalt hij het... Achteraf denk ik dat ik dat wilde geloven. Op het moment zelf was het vooral overleven. Mijn wereld was opeens zo klein: ik zat in het ziekenhuis of op de boot met Edwin en ons zoontje Woek en daar tussenin zat alleen maar tekst. De tekst was de boei van de dag: die wierp ik naar buiten om te blijven drijven.

"Ik houd nog steeds een dagboek bij, maar nu is het weer spelen met woorden. Geen noodzaak om grip op de wereld te houden. Toen was het de enige manier om een brug te slaan tussen wat ik kende en die nieuwe, bevreemdende wereld waarin ik opeens woonde en die ik eigenlijk niet wilde kennen. Ik bleef consequent verdwalen in dat ziekenhuis, liep vol overtuiging een doodlopende gang met een potplant in, terwijl ik dacht naar de uitgang onderweg te zijn. De taal werd echter dan ikzelf, omdat ik veranderde in een louter functionerend wezen. Ik lijmde met woorden dat wezen en de wereld weer aan elkaar.

"Als boek is het verhaal bijna een bevestiging van mijn magische denken, want zie: Milo leeft, het heeft geholpen. Maar naïviteit is iets anders dan bewust in iets willen geloven omdat je nu eenmaal op dat vlot zit en een anker uit moet gooien. Ik realiseer me maar al te goed dat kindjes op Milo's afdeling het niet gehaald hebben en dat er overal Neonatale Intensive Care Units zijn waar iedere dag afgrijselijke beslissingen moeten worden genomen omdat er steeds prematuren en heel zieke baby'tjes zullen zijn. Daar kan ik nauwelijks over praten. Na Milo is dat verhaal niet afgelopen. Pas nu, nu Milo uit die couveuse is, besef ik dat het alsmaar doorgaat. Steeds zie ik dat legertje baby's voor me, in bakjes verspreid door het land. Elke dag nieuwe. Dat besef is bijna te heftig. Dus ik kijk ernaar, haal diep adem, en schrijf een stukje waarin ik ze stuk voor stuk een kanon cadeau doe. Om terug te kunnen schieten als die dokters naalden in ze prikken."

Gaan mannen er anders mee om?

"Mijn man wel. Hij las mijn boek en merkte verbaasd op dat ik een aantal dingen was vergeten, zoals Milo's hersenbloeding. Hij vond dat het veel over borstvoeding ging. En mannen stoeien meer met statistiek. Iedereen met een prematuur krijgt keiharde cijfers voorgehouden, daar storten mannen zich gretig op.

"Op andere vlakken begin je gelijker. Er wordt wel gezegd dat een moeder direct een band heeft met haar geboren kind, maar Edwin en ik wisten heel lang nauwelijks hoe Milo eruitzag omdat hij een kap droeg voor de beademing. Daarom snapte ik Edwins vraag heel goed of er ouders zijn die wegblijven uit het ziekenhuis tot hun kindje klaar is voor het leven."

In het boek lijk je je ook te verontschuldigen: schrijvende moeder zijn is een twijfelachtige eer.

"Dat zeggen de literaire jury's. Het ene jaar klagen ze dat vrouwen over huiselijke gezinsdingetjes schrijven, het andere jaar bekronen ze een man die dat doet. Ik herken dat sentiment, ik vind mannen over het algemeen ook sneller stoer als ze over kleine dingen schrijven, terwijl ik van vrouwen algauw vind dat ze zeuren. De Implicit Association Test van Harvard toont aan dat je onbewust vooroordelen kunt hebben die in je cultuur en geschiedenis zitten. Het is goed om je ervan bewust te worden en lastig om ze echt kwijt te raken.

"Ik geneer me dus in zeker opzicht voor dit onderwerp, want het zou moeten gaan om stijl en structuur. Om eigenheid. Mijn oplossing is om me er in mijn verhalen zo min mogelijk van aan te trekken, van dat man-vrouwgedoe, van mijn eigen vooroordelen. Het is nu eenmaal zo dat schreeuwerige, met stevige ballen geassocieerde meningen me niet zo interesseren, ook al zou ik ze soms best willen hebben. Die meningen dan. Wat daaronder schuilt, boeit me meer en ja, dat ligt gevoeliger. Dat is de vraag hoe om te gaan met leven en hoe we altijd opnieuw proberen lief te hebben, of daar op zijn minst hevig naar verlangen."

Te vroeg geboren

Het boek is een standbeeld voor Milo, het zoontje van Jowi Schmitz en Edwin. Iedere dag schreef Schmitz een fijnzinnig en vaak ontroerend blogje, dat ze deelde met Facebook-vrienden die zo met haar gezin konden meeleven. Verwondering en humor zijn de sleutelwoorden van het boek, die het verdriet en de angst verteerbaar houden. Met sierlijke en uiterst precieze eenvoud treft Schmitz ieders hart.

Jowi Schmitz, Te vroeg geboren. Dagboek over mijn zoon, Cossee, 144 p., 16,90 euro.

Jowi Schmitz

Recenseerde toneel en schrijft over kunst voor onder meer NRC Handelsblad en de Volkskrant.

2005 Leopold (roman)

2007 Kus van je zus (roman, genomineerd voor de BNG Nieuwe Literatuurprijs)

2012 Ik heet Olivia en daar kan ik ook niks aan doen (jeugdroman, bekroond met Vlag en Wimpel 2012)

2013 Schat onder de stad (jeugdroman)

2013 Nooit nooit nooit meer aan de wal (non-fictie over bootbewoners van Amsterdam)