Direct naar artikelinhoud
Getuigenis

Eerste slachtoffer van Steve Bakelmans getuigt: ‘Hij heeft mijn leven kapotgemaakt’

Eerste slachtoffer van Steve Bakelmans getuigt: ‘Hij heeft mijn leven kapotgemaakt’
Beeld Jan Aelberts

Jarenlang heeft Monique (73) geprobeerd om Steve Bakelmans uit haar leven en uit haar hoofd te verbannen. Maar sinds de moord op Julie Van Espen ligt ze ’s nachts wéér wakker van hem, vertelt ze aan Het Laatste Nieuws. En is ze overdag wéér een bange muis. Bakelmans verkrachtte Monique vijftien jaar geleden – ze was toen 58, hij 23. ‘Ik schaam me daarvoor. Zelfs mijn kinderen weten het nog altijd niet.’

“Vorige week heb ik naar de zelfmoordlijn gebeld”, zegt Monique. “Niet omdat ik mezelf van kant wilde maken. Dat zou ik niet eens kunnen. Maar ik moest het tegen iemand kwijt.” Monique vertelde tegen de onbekende stem dat ze enorm begaan was met Julie Van Espen. “Ik denk dat ze me een beetje een aansteller vonden”, zegt Monique. “Want aan de andere kant klonk het: ‘Wie niet, mevrouw? We zijn dat toch allemaal.’” Ze raapte al haar moed bijeen en vertelde haar Grote Geheim. “Ik zei dat ik het eerste slachtoffer was van Steve Bakelmans, de doder van Julie Van Espen. Hij verkrachtte me op 16 maart 2004. Het werd heel stil aan de andere kant.”

Monique zwijgt geen seconde. Ze springt van de hak op de tak. Het ene moment zit ze te schudden van het lachen en fonkelen haar ogen. Het volgende ogenblik weent ze en verbergt ze haar gezicht achter haar handen. “Sorry, ik weet niet wat het is met me. Sinds ik weet dat mijn verkrachter dat meisje heeft gedood, kan ik me geen houding geven en krijg ik mijn emoties niet onder controle. Ik kan ook aan niets anders meer denken. Ik ben op van de zenuwen. Het lijkt alsof mijn hoofd gaat ontploffen.”

Vriendelijk gezicht

Ze kende Steve Bakelmans helemaal niet voor die ene dinsdag in maart 2004. Monique was getrouwd en had drie volwassen kinderen. Op dat moment woonde ze alleen in Antwerpen. “De relatie met mijn echtgenoot stond on hold”, zegt ze. “Zoals wel vaker.” 

Monique was onderweg naar het station om haar moeder in het ziekenhuis te gaan bezoeken. “Ineens zag ik op de De Keyserlei een jonge gast op de grond zitten bedelen. Ik dacht: allez, zo’n jonge typ. Echt proper was hij niet, maar het was ook geen typische onverzorgde dakloze. Hij had een sympathiek gezicht, ik stapte op hem af. Mijn moederhart, zeker? Hij zei dat hij 23 was. Even oud als mijn jongste op dat moment. Hij klaagde dat zijn papieren niet in orde waren en dat hij daardoor niet kon werken. Ik zei dat ik hem wilde helpen met zijn paperassen. Ik gaf hem mijn telefoonnummer en zei dat hij me ’s avonds, als ik terug in Antwerpen was, kon bellen.”

Toen ze die avond bij een vriend zat, rinkelde haar gsm. “Het was Steve. Ik ben direct naar mijn studiootje gelopen. Hij stond daar. Hij had honger. Ik gaf hem een boterham en hij vertelde intussen een beetje over zichzelf. Hij zei dat hij in de metro sliep. Uit compassie deed ik hem een deken cadeau.” 

Volgens Monique schreef ze netjes op waar en hoe hij zich kon aanmelden bij de VDAB. Intussen praatten ze over koetjes en kalfjes. “We keken onder andere samen naar de foto’s van de kinderen aan de muur. Ik vertelde over hen en smeerde hem nog wat extra boterhammen. Voor het geval hij later op de avond nog een hongertje zou krijgen.”

Vreselijk veel pijn

Ineens stond haar gast achter haar en voelde ze zijn handen rond haar keel. “Ik weet nog dat ik hem vroeg wat hij van plan was. Intussen drukte hij zijn duimen dieper en dieper in mijn nek. Het deed vreselijk veel pijn. Ik stampte met mijn voeten op de houten plankenvloer, in de hoop dat mijn onderburen zouden beseffen dat ik in gevaar was. Hij drukte me daarop op de grond, met mijn hoofd onder tafel. Ik voelde hoe de druk van zijn duimen op mijn keel steeds toenam – vandaag kan ik nog altijd niet verdragen dat iemand zijn handen in mijn hals of op mijn schouders legt. Al is het maar om te lachen.”

Maar het was die dag niet om te lachen. “Toen hij even zijn greep loste, kon ik nog net uitbrengen: ‘Alstublieft, doe dat niet. Denk aan mijn kinderen en mijn kleindochtertje.’ Die woorden raakten hem niet. Hij gooide me op de sofa en zei: ‘Ik wil je pussy.’ Hij trok mijn kousen uit. Heel vreemd, maar op dat moment dacht ik in een flits aan Zone Stad. Ik had in dat tv-programma ooit gezien hoe een slachtoffer een aanval overleefde door niet tegen te stribbelen. (zwijgt lang) Ik heb dat dus gedaan. Maar voor mijn verkrachter was dat nog niet genoeg. Ik moest van hem ook nog zeggen dat het deugd deed. Ook dat heb ik gedaan. Omdat het moest. Omdat ik daar niet wilde sterven.” (weent)

Volgens Monique eiste hij na de verkrachting ook nog geld. “Mijn moeder had me eerder op de dag in het ziekenhuis 20 euro gegeven voor boodschappen. Ik zei hem dat er geld in mijn portefeuille zat. Hij heeft dat genomen. Daarna heb ik hem gezegd dat hij beter kon vertrekken. En dat hij zéker naar de VDAB moest. Ik beloofde hem ook dat ik tegen niemand iets zou zeggen. Dat was gespeeld natuurlijk! Maar het hielp. Hij stapte naar de deur en vertrok.”

Zodra de deur dicht was, draaide Monique de sleutel om, zodat hij niet terug binnen kon komen. Ze belde een vriend. “Deze week heb ik nog met hem over dat telefoontje gepraat. Hij zei dat hij amper iets had begrepen van wat ik zei, zo erg was ik in paniek. Hij is direct naar mijn studio gekomen. Onderweg had hij ook de politie gebeld. Ze kwamen gelijktijdig aan.” Wat daarna gebeurde, is voor Monique min of meer een zwart gat. “Ik zie wel nog hoe ze me op een brancard naar beneden droegen. De buurvrouw – diegene die mijn stampen om hulp niet had gehoord of ze genegeerd had – stond in de traphal. Ze vroeg wat er was gebeurd.” (rolt met haar ogen)

Besmetting

De dokters onderzochten Monique. “Na afloop zeiden ze dat ik goed moest rusten. Even later was ik al terug thuis. In mijn studio zaten overal resten van poedersporen, door het onderzoek van de politie. Ik vond dat eigenlijk geen werk – werkelijk alles daarbinnen herinnerde me aan hoe ik daar was verkracht.” 

’s Nachts moest ze alsnog met een ambulance terug naar het ziekenhuis worden gebracht. “Door die verkrachting had ik een besmetting opgelopen. Een soort zware blaasontsteking. Uiteindelijk moest ik veertien dagen in het ziekenhuis blijven. Ook mentaal had ik het enorm zwaar.”

Monique voelde zich door haar omgeving vaak onbegrepen. Zo kwamen onder meer de woorden van de vriend die ze had gealarmeerd hard aan. “Hij vroeg me vlakaf hoe ik zo naïef geweest kon zijn om een dakloze mee naar huis te nemen. Ik vond dat beschuldigend.” 

Ook haar man – van wie ze toen gescheiden leefde, maar met wie ze nadien weer ging samenwonen – deed volgens haar een ongelukkige uitspraak. “Ik heb het hem in mijn studiootje verteld. Hij weende onbedaarlijk. En ineens floepte hij eruit dat we op den duur niemand, zelfs onze eigen kinderen, niet meer konden vertrouwen. Ik vond dat ongepast. Onze kinderen hadden daar helemaal niets mee te maken. Mijn man – een doodbraaf iemand, overigens – bedoelde daar eigenlijk niets fouts mee, maar zijn reactie maakte me wel diepbedroefd. Ik had dat ook verteld tegen de psychologe naar wie ik toen ging voor mijn trauma. Zij noemde dat een stomme uitspraak. (blaast) Dat heeft ook niet echt geholpen om mijn man en ik weer dichter bij elkaar te brengen.”

Alles samen weet vandaag slechts een handvol mensen uit haar omgeving dat ze in 2004 verkracht werd door Steve Bakelmans. “Mijn mama was een van hen, maar zij is in 2011 overleden.” Haar kinderen weten het nog altijd niet. “Een doelbewuste keuze”, zegt ze. “En ik wil dat ook zo houden. Ik schaam me dat ik ben verkracht. Ik zou niet willen dat ze me daardoor anders zouden gaan bekijken.” 

Eén keertje lag het wel op haar lippen. Toen haar jongste zoon een kaasmes in haar handtas zag zitten. “Dat heb ik altijd bij me. Hij vroeg me al lachend wie ik daarmee wilde vermoorden. Hij noemde het ‘een mesje van drie keer niks’, vandaar. (zwijgt lang) Weet u, ik heb brave kinderen. Maar hadden ze geweten dat Steve Bakelmans mij had verkracht, ze hadden hem al lang vermoord.”

‘Het is die van u, Monique’

Twee weekends geleden deelde Monique het opsporingsbericht voor de vermiste Julie Van Espen (23) op haar Facebook-profiel. “Normaal gebruik ik Facebook enkel voor leuke dingen”, zegt ze. “Voor dat mooie vermiste meisje maakte ik een uitzondering, omdat ik zo fel met haar meeleefde.” Toen ze vernam dat Julie Van Espen dood was teruggevonden, verwijderde ze de post opnieuw. “Ik werd daar zo triestig van. Diezelfde dag kreeg ik een berichtje van een politievrouw van slachtofferhulp met wie ik doorheen de jaren bevriend was geraakt. Ze schreef me: ‘Dag Monique, ik heb vandaag al veel aan jou gedacht.’ Ik stelde me daar niet veel vragen bij. Ik dacht dat ze die woorden gewoon had gestuurd omdat ik destijds ook zwaar gemolesteerd was door een man.”

Monique besteedde er verder geen aandacht meer aan. Tot ze telefoneerde met een vriend die haar verleden kent. “Ik vroeg hem of hij het nieuws over de dramatische afloop van Julieken al had vernomen. Hij zweeg even en zei toen dat de naam van de dader al bekend was. ‘Het is die van u, Monique’, hoorde ik hem nog zeggen. Toen viel mijn frank. Ik heb meteen met de politievrouw gebeld. We hebben een lang gesprek gehad. Ik zeg het eerlijk: ik had het veel liever niet geweten. Ik ben volledig van de kaart. Alle oude wonden zijn opnieuw opengereten.”

Monique heeft de foto die de politie verspreidde van Steve Bakelmans natuurlijk ook gezien. “Ik had hem totaal niet herkend, zo met dat lange haar. Dat beeld was voor mij ook erg onduidelijk.” Omdat Bakelmans bekentenissen aflegde over de moord op Julie Van Espen, zijn er intussen ook al andere foto’s van hem verschenen, zonder balkje voor zijn ogen. “Eigenlijk is hij niets veranderd”, zegt ze terwijl ze haar hoofd wegdraait. “En of ik hem herkende. Als ik nu nog iets op internet zie over die zaak, klik ik het onmiddellijk weg. Ik wíl het niet weten. Het doet gewoon te veel pijn. En als er op televisie iets over de zaak gezegd wordt, doe ik mijn ogen dicht en luister ik.”

Vraag om vergiffenis

Steve Bakelmans was na de verkrachting op Monique enkele weken op de loop. “Ik ga dat nooit vergeten: toen ik thuiskwam van de kliniek, was hij nog niet gevat. De politie vroeg mij om zéker te bellen als ik Bakelmans onverwachts zou zien. De gedachte alleen al dat ik hem zou kúnnen tegenkomen, vond ik angstaanjagend. Ik leefde met de daver op het lijf.” 

Op een dag nodigde de recherche Monique uit. “Ze hadden hem gepakt en ik moest hem in de gebouwen van de politie identificeren. Ik zie het nog zo voor me: ik stond voor een gordijntje, een politieman in burger schoof het stuk stof weg en daar stond hij, achter een spiegel. Steve Bakelmans. Mijn verkrachter. Veel heb ik niet gezegd. Enkel: ‘Ja, dat is hem.’”

Terwijl ze in een politiekantoor een verklaring aflegde, werd er op de deur geklopt. Een van de ondervragers van Bakelmans kwam zeggen dat hij een boodschap had voor mij. “Hij vroeg om vergiffenis en vond het belangrijk dat ik zou weten dat hij in zijn jeugd was misbruikt.” Monique schudt met haar hoofd en verheft haar stem voor het eerst. “Wat had hij nu eigenlijk gedacht? Dat ik zou zeggen: ‘Zand erover’? Neen, dat kon ik niet. Dat wilde ik ook niet. Hij had mij – een moeder van drie kinderen – verkracht terwijl ik hem alleen maar wilde helpen. We waren overigens altijd zo geweest – op het ogenblik van de feiten hadden wij een pleegdochtertje en vandaag help ik nog mensen. Maar iemand meenemen naar huis? Neen. Nooit meer.”

Mooie vrouwen

Monique was sociaal en heeft geprobeerd om dat te blijven. “Dat lukt niet altijd. Om maar één stom voorbeeld te geven: ik heb lang niet meer de tram durven te nemen. Omdat mensen daar zo dicht op elkaar staan. Dat geeft me een heel benauwd gevoel. Die angst heb ik opzijgezet. Maar ik blijf me bij veel normale dingen vragen stellen. Mijn man – van wie ik intussen officieel gescheiden ben – verblijft in een woon-zorgcentrum. Als ik hem ga bezoeken, moet ik met mijn fiets langs het pad aan de spoorweg. Ik zeg u: doodsbang ben ik daar. Ik heb het mijn man – sorry, ik noem hem nog altijd mijn man – overigens ook verteld. Dat de doder van Julie mijn verkrachter is. Hij schrok en zei: ‘Kindje toch.’ Hij was er ondersteboven van. Bakelmans heeft mijn leven eigenlijk kapotgemaakt. Ik ben zeker dat ik een heel ander leven gehad zou hebben als ik hem nooit was tegengekomen. Maar ik ben blij dat ik nog leef, zéker als ik weet dat dat meisje nog minder geluk heeft gehad.”

“Mijn ogen zijn fel gezwollen van het wenen, voel ik. Ik zie er hopelijk toch niet te slecht uit?”, vraagt Monique terwijl ze naar een dressoir stapt en enkele foto’s aanwijst. “Kijk, normaal ben ik een mooie vrouw. Snap je waarom ik soms 20 jaar jonger word geschat? (fier) Ik heb schijnbaar goede genen. Want mijn grootmoeder en moeder waren ook erg mooie vrouwen. Maar daarom vraag je toch niet om verkracht te worden? Dat is iets wat ik écht zou willen weten, hem intussen zelfs zou willen vragen: ‘Wat heeft jou destijds toch bezield? Want ik wilde je begot helpen.”

De rechter in Antwerpen veroordeelde Steve Bakelmans op 26 oktober 2004 tot een gevangenisstraf van dertig maanden voor de verkrachting van Monique. Bakelmans gaf de feiten toe.