Direct naar artikelinhoud
Interview

Pedro Almodóvar: ‘Heel mijn leven is een reactie tegen de kilte en duisternis van mijn jeugd’

Pedro Almodóvar.Beeld Brad Torchia/The New York Times

Met de kaap van de 70 in zicht tuurt Pedro Almodóvar in de achteruitkijkspiegel. De Spaanse filmregisseur maakte met Dolor y Gloria zijn meest persoonlijke film ooit, het resultaat van jarenlange fysieke pijn. ‘Als ze je rug hebben opengesneden, ben je nooit meer dezelfde.’

Op de bodem van een zwembad, zittend op een stoel, met zijn ogen dicht. Zo kon je Pedro Almodóvar de afgelopen jaren geregeld aantreffen. Vooral in de zomer, wanneer de pijnscheuten in zijn rug het hevigst waren. Alleen daar, onder water, vond hij rust.

Nee, Almodóvar heeft niet bepaald de gemakkelijkste periode uit zijn leven achter de rug – vergeef ons deze woordkeuze. Verpletterd door fysieke kwalen, waaronder ook migraine, oorsuizen en maagzweren, trok hij zich twee jaar lang zowat terug in zijn huis, de kleurrijke schilderijen aan de muur steeds feller afstekend tegen zijn donker gemoed.

Die pijn, en nog veel meer, deelt hij nu voor het eerst met de wereld in Dolor y Gloria. Zijn 21ste langspeelfilm, en de zesde al waarmee hij op het Filmfestival van Cannes meedingt naar de Gouden Palm. Tot nu toe ontglipte die prijs hem keer op keer. In 1999 waren het nog de broers Dardenne die de overwinning voor zijn neus wegkaapten met Rosetta. Almodóvars prachtige melodrama Todo sobre mi madre, vooraf getipt als de gedoodverfde winnaar, moest het uiteindelijk stellen met de prijs voor de beste regie.

Niet dat Almodóvar nog iets te bewijzen heeft. Met zijn kleurrijke, sensuele films, bevolkt door flamboyante verschoppelingen, heeft hij sowieso stevig zijn stempel gedrukt op de zevende kunst – Palm of geen Palm. Toch is het niet ondenkbaar hij het felbegeerde boompje dit jaar alsnog mee naar huis mag nemen: Dolor y Gloria behoort tot het beste dat de Spaanse filmgigant ooit heeft gemaakt, en is vooral zijn meest persoonlijke film tot nog toe. Een verkenning van de littekens op zijn lichaam én zijn ziel, waarin goede vriend Antonio Banderas de fictieve filmregisseur Salvador Mallo speelt: een nauwelijks verhuld alter ego van Almodóvar.

Antonio Banderas speelt de hoofdrol in de nieuwe film van Almodóvar. ‘Als er dan toch iemand mij moest vertolken, dan liefst een sexy vent.’Beeld RV

Dat Dolor y Gloria toch niet puur autobiografisch is, drukt de regisseur ons meteen op het hart, wanneer we hem op een zonovergoten dakterras in Cannes ontmoeten. Ook al is zijn uiterst herkenbare silhouet letterlijk op de poster van de film te zien, als schaduw van Banderas. “Heel wat scènes uit de film heb ik rechtstreeks uit mijn eigen leven geplukt”, zegt Almodóvar, terwijl hij zijn geel-groene zijden sjaaltje gladstrijkt. “Maar sommige stukken zijn ook volledig verzonnen. Ik ben vertrokken vanuit mijn eigen ervaring, maar op een gegeven moment begonnen realiteit en fictie door elkaar te lopen. Op den duur nam de fictie zelfs de bovenhand. Ik was niet meer bezig met of het nu nog heel erg op mijn eigen leven leek of niet. Het moest vooral geloofwaardig voelen als verhaal.”

Salvadors fysieke kwalen lijken alleszins wel recht uit uw leven gegrepen. Is deze film een rechtstreeks gevolg van de pijn die u de afgelopen jaren ondervond?

Pedro Almodóvar: “Ja. Ik ben door mijn zware rugproblemen twee jaar lang nauwelijks buitengekomen, ik raakte volledig geïsoleerd. Uiteindelijk moest ik geopereerd worden. De ingreep wierp zijn vruchten af, maar toch: nadat ze je rug hebben opengesneden, ben je nooit meer dezelfde. Zonder die ervaring had ik dit scenario nooit geschreven. Ik ben eraan begonnen toen ik volop tegen de pijn aan het vechten was. Ik heb wel geprobeerd om er geen klaagzang van te maken. Het personage mocht geen zeurkous zijn. Daarom heb ik één compacte scène bedacht, waarin Salvador in anderhalve minuut al zijn fysieke klachten opsomt, geïllustreerd door ludieke animaties. Want ik wilde zeker niet de indruk wekken dat ik me in zelfmedelijden wentel.”

Salvador heeft het naast rugproblemen ook nog over onder andere slapeloosheid, chronische keelontsteking, reflux, maagzweren, migraine, tinnitus en spierpijnen. Hebt u daar echt allemaal last van?

“Ja. De rugpijn en de migraine zijn het ergst, want die kunnen je compleet lamleggen. Maar ook de combinatie van al die andere kleine pijntjes maakt je leven onmogelijk. Maar goed, dat zijn kleine dingen. In ieder geval: het litteken dat Salvador in de film op zijn rug heeft, is wel van een zwaardere operatie dan die die ik ondergaan heb. Al zit mijn rug ook wel vol ijzer.”

Salvador grijpt op een bepaald moment naar heroïne om zijn pijn te verlichten. Hebt u daar zelf mee geëxperimenteerd?

“Nee. Ik heb in de jaren 80 te veel van mijn vrienden zien sterven aan heroïne. Daar ben ik dus wijselijk afgebleven. Al moet ik eerlijk zeggen dat ik wel eens met het idee heb gespeeld, toen de pijn me echt te veel werd.”

Dolor y Gloria vertrekt van het weerzien tussen Salvador en Alberto, een acteur met wie hij dertig jaar geleden op een filmset zwaar in de clinch ging. Zit daar een waargebeurd verhaal achter?

“Nee. Ik moet zeggen: ik heb altijd heel veel geluk gehad met acteurs en actrices. Slechts met drie van de meer dan honderd acteurs met wie ik heb samengewerkt, heb ik ernstige problemen gehad. Nee, ik ga geen namen noemen. (lacht) In deze film maak ik eigenlijk een soort synthese van verschillende problemen die ik met acteurs heb gehad. Niet om wraak te nemen, wel integendeel: in de film zie je dat Alberto het hoofdpersonage uiteindelijk vooruithelpt. Dat weerspiegelt de dankbaarheid die ik voel ten opzichte van de acteurs met wie ik al heb mogen werken. Er komen heel wat elementen kijken bij het maken van een film, maar het werk van de acteurs is toch veruit het belangrijkste.”

Op de set van ‘Dolor y Gloria’.Beeld RV

Antonio Banderas is een van uw trouwste acteurs: Dolor y Gloria is jullie achtste samenwerking. Waarom koos u hem om uw alter ego te spelen?

“Als er dan toch iemand mij moest vertolken, dan liefst een sexy vent. (lacht) Nee, in de eerste plaats omdat ik Antonio volledig vertrouw, en hij mij. Ook al is dit personage zowat het tegenovergestelde van alles wat ik hem tot nu toe had laten spelen, toch wist ik dat hij zich onvoorwaardelijk aan mij zou overgeven. Bovendien hebben Antonio en ik ook als vrienden al een heel parcours afgelegd. In de jaren 80 – een periode die een belangrijke rol speelt in de film – waren we heel close. Hij heeft dus zowat alles wat in de film gebeurt met eigen ogen gezien.

“Maar wat ik ook heel interessant vond, is dat Antonio ervaring heeft met pijn. Twee jaar geleden heeft hij ernstige hartproblemen gehad, waardoor hij drie keer onder het mes moest. Hij is nog steeds even kwiek als voordien, maar toch is er iets veranderd aan hem. In zijn gezicht zie ik de herinnering aan die fysieke pijn, de ervaring van iemand die weet dat hij had kunnen sterven. Jammer voor hem natuurlijk dat hij dat heeft moeten meemaken, maar wel handig voor mij als regisseur.” (lacht)

Het appartement dat we in de film zien, is dat uw eigen appartement?

“Een exacte kopie van mijn appartement, inderdaad. Ik wilde me voor deze film omringen met vertrouwde objecten, plekken en mensen. De meeste acteurs ken ik heel goed – Antonio, maar ook Penélope Cruz en Julieta Serrano. Salvadors trouwe persoonlijke assistent, die hem overal mee helpt, is gebaseerd op Lola García, mijn eigen assistente. Zij kent al mijn diepste geheimen. Maar het appartement in de film is dus ook gemodelleerd naar het mijne, en de schilderijen die er hangen, zijn echt van mij. Net als de meubels, trouwens. Dus ook daar speel ik met autobiografische elementen.”

Dat kleurrijke appartement van u weerspiegelt perfect de esthetiek van uw films. Waar komt die liefde voor felle kleuren vandaan? Is uw smaak gevormd als reactie tegen de strenge dictatuur van Franco, die u nog hebt gekend?

“Dat kan een deel van de verklaring zijn. Maar ik denk dat die drang naar felle kleuren ook een reactie was tegen de extreem kleurloze en sobere omgeving waarin ik ben opgegroeid: het La Mancha van de jaren 50 en 60. Het tegenovergestelde van een sensuele plek, waar ook heel weinig belang werd gehecht aan gevoelens en zintuiglijke ervaringen. Inwoners van La Mancha gunnen zichzelf heel weinig pleziertjes. Misschien is dat intussen veranderd, maar dat is wel hoe ik het me herinner.

“Ik denk dat heel mijn leven – en dus ook mijn liefde voor kleur – een reactie is tegen de kilte en de duisternis van mijn jeugd. Rond mijn 20ste begon mijn tweede opvoeding, toen ik van La Mancha naar Madrid trok. Het waren de jaren van de Movida (La Movida Madrileña was de extravagante periode die aanbrak na het einde van het Franco-regime, LT). Een explosie van vrijheid, maar ook van kleur en van pop. Dat is mijn echte opvoeding geweest.”

Scène uit ‘Dolor y Gloria’.Beeld RV

De kindertijd is een thema dat geregeld terugkomt in uw werk. Dolor y Gloria zit vol flashbacks naar Salvadors jeugd. Gelooft u dat onze kinderjaren, en waar we vandaan komen, bepalen wie we later als volwassene zullen worden?

“Ik geloof dat de eerste jaren van ons leven van kapitaal belang zijn voor wat we later in het leven zullen doen. Maar soms juist in de tegenovergestelde zin. Kijk naar mij: ik ben op de meest onwaarschijnlijke plek geboren. Ik geloof niet in determinisme. Mijn roeping als filmmaker kwam al heel vroeg, toen ik een jaar of 10 was, denk ik. Toen woonde ik nog op het platteland van La Mancha, waar absoluut geen enkele mogelijkheid was om zelfs maar te dromen van een carrière als regisseur. Mijn slaagkansen waren miniem. En toch is het gelukt. Juist omdat ik heel hard ben gevlucht van alles wat men van mij verwachtte. Mijn familie had al een hele toekomst voor mij uitgestippeld. Ze wilden dat ik in een bank ging werken – meer zelfs, ze hadden al een baantje voor mij gevonden. Maar ik ben daartegen in opstand gekomen, op mijn 17de. Om mijn eigen leven uit te bouwen en films te kunnen maken, ben ik van mijn verleden moeten wegvluchten. Veel later kwamen mijn herinneringen uit La Mancha wel nog van pas, als inspiratie voor bepaalde verhalen en personages. Maar dat was pas op het moment dat ik mezelf al ontplooid had.”

U wordt 70 in september. Is dat de reden waarom u nu plots zo’n persoonlijke film maakt?

“Ja, het heeft zeker iets te maken met het voorbijgaan van de tijd. Ik had deze film tien jaar geleden niet kunnen maken. Ik kan niet precies uitleggen waarom, maar vroeger zou ik mezelf nooit zo op de voorgrond geplaatst hebben. Integendeel, ik ben eigenlijk heel discreet. Normaal ga ik dit soort ontboezemingen altijd uit de weg. Uiteraard zit er in elke film wel een stukje van mezelf, maar normaal gezien verschuil ik me achter de personages. Hier verstop ik me niet meer. En ik snap ook niet precies waarom.

“Weet je, een film lijkt iets heel beredeneerds: je moet hem eerst schrijven, en dan duizend keer herschrijven. Daarna moet je nóg eens duizend keer aan al je medewerkers uitleggen waarover het gaat, waardoor het lijkt alsof je heel goed weet wat je aan het doen bent. En technisch gesproken is dat ook zo: ik kan perfect uitleggen waarom ik elk shot gedraaid heb, en hoe. Maar de precieze reden waarom ik aan de computer ben gaan zitten om te schrijven? Daar heb ik nooit een antwoord op. Waarom kies je voor een bepaald verhaal, en niet voor een ander? Dat is en blijft een mysterie. Ik voel me een beetje als een medium: er nestelt zich een idee in mijn hoofd, en dat gebruikt mij om naar buiten te treden.”

Bent u nooit bang dat er plots geen ideeën meer komen – zoals in de film bij Salvador het geval is?

“Natuurlijk. Daarom probeer ik om mezelf altijd een stapje voor te zijn. Op dit moment ben ik bijvoorbeeld twee verhalen tegelijk aan het schrijven. Ik weet niet of ik ze ook allebei zal afmaken, maar door die angst om stil te vallen, blijf ik wel altijd schrijven.”

Dolor y Gloria is een erg melancholische film, maar uiteindelijk gaat er toch ook een zekere berusting van uit. Wat voor effect heeft hij op u gehad?

“Ik had het nooit durven te hopen, en het was ook niet mijn bedoeling, maar deze film heeft een enorm balsemend effect op me gehad. Hij heeft me rust gegeven. Dat was een aangename verrassing.”

Dolor y Gloria, nu in de bioscoop.