Direct naar artikelinhoud
InterviewVragen van Proust

Psycholoog Wouter Duyck (40): ‘Ik vind het jammer dat hij toen verdwenen is. Dat is mijn grootste litteken’

Wouter Duyck: ‘ Academicus zijn is een zware job. Ik heb veel collega’s die kampen met een burn-out.’Beeld Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vijfentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: psycholoog Wouter Duyck (40). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

en

1. Hoe oud voelt u zich?

“Goh, mijn leeftijd, denk ik. Ik ben vorig jaar 40 geworden. Vroeger voelde ik mij altijd jonger, zoals de meeste mensen vermoed ik, maar de laatste vijf jaar is daar verandering in gekomen. Academicus zijn is een, ik zal niet zeggen slopende, maar toch wel zware job. Ik heb veel collega’s die kampen met een burn-out en tijdelijk uitvallen. Nu, dat zal mij niet overkomen, maar ik merk toch dat er heel veel energie in kruipt. Elf uur vliegen om in de VS een congres bij te wonen, weer thuiskomen en de dag nadien een hoorcollege geven voor achthonderd studenten, vroeger deed ik dat al fluitend, maar nu begin ik dat toch wel te voelen, ja.”

2. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?

“Ik wist niet wat ik hierop moest antwoorden, dus heb ik het maar aan mijn vrouw gevraagd. Stressbestendigheid, floepte ze er meteen uit, en dat klopt wel. Er is tamelijk veel voor nodig om mij uit het lood te slaan. Als het lastig wordt, is dat het moment waarop ik me goed ga voelen.

“Als psycholoog weet ik natuurlijk dat niemand immuun is voor burn-out. Een grote risicogroep vormen de perfectionisten, maar ik kan goed ontkoppelen. Zelfs als ik heel veel werk op de plank heb, kan ik op vrijdagavond zeggen: nu is het even genoeg geweest, en tot maandag mijn mailbox niet openen. Dat is de reden waarom ik denk dat ik daar niet zo vatbaar voor ben.

“Mijn vrouw is ook psycholoog, in een heel ander domein: bedrijfspsychologie. Het is niet zo dat wij thuis vaak over ons vak praten. Ik kom uit de experimentele psychologie, een onderzoeksrichting. Wij houden ons niet bezig met hoe mensen zich voelen, maar wel met hoe het brein werkt, hoe mensen denken, hoe het geheugen werkt, hoe taalverwerving verloopt. We geven elkaar weleens een boekentip maar onze job en ons privéleven lopen niet door elkaar.”

BIO

• 40 jaar, geboren in Roeselare

• cognitief psycholoog

• hoogleraar aan de faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen van de UGent, vakgroep Experimentele Psychologie

• onderzoeksgebieden, o.m.: onderwijs, psycholinguïstiek, tweetaligheid

• geldt als de huisideoloog van N-VA voor onderwijs

• schrijft vaak opiniestukken over onderwijs en leren

3. Wat is uw passie?

“Daar moet ik toch op antwoorden: eten en drinken, en zelf koken, uiteraard. Ik ben een ongelooflijke hedonist, zoals je kunt zien. Als we op reis gaan zal het altijd naar een streek met goede restaurants zijn. Mij zul je niet snel in Georgië aantreffen. (lacht)

“Mijn favoriete restaurant in België? (lacht verwonderd) In Gent is Vrijmoed overduidelijk de beste, maar goed, dat is een klassieker. Minder bekend is ’t Aards Paradijs in mijn dorp, Nevele. Dat heeft geen Michelinster maar verdient er absoluut een!”

4. Is het leven voor u een cadeau?

“Ja, absoluut wel. Ik heb gelukkig nog niet al te veel tegenslagen gehad. Zoals ik al zei ben ik een hedonist. Ik geniet van het leven. Ik sta met goesting op en zie de toekomst optimistisch tegemoet. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat qua levensomstandigheden de wereld er immens op vooruitgegaan is. De sterkste determinant van levenskwaliteit is de tijd waarin je geboren wordt. In dat opzicht heeft deze generatie ontzettend veel geluk. Ik denk niet dat er ooit een betere tijd geweest is om in te leven. Het zal alleen zaak zijn om onze welvaart te behouden.

“Je ziet dat Azië nu een ongelooflijke drive heeft, terwijl we hier in Vlaanderen soms te vaak genoegen nemen met wat minder, vooral op het vlak van onderwijs dan. Daar moeten we waakzaam voor zijn. Anders zullen we lijdzaam moeten toezien dat de welvaart hier voor het eerst in de geschiedenis weleens zou kunnen afnemen. Het zou jammer zijn mochten wij de eerste generatie zijn die een minder welvarend land moet achterlaten.”

5. Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?

(lachje) “Op het gevaar af het alleen maar over hedonisme te hebben: het hoogtepunt van de dag voor mij is thuiskomen, mijn snijplank bovenhalen, met mijn vrouw een glas wijn drinken, mijn groenten beginnen te snijden en kort over de dag praten. Dat kleine ritueeltje maakt mij gelukkig.”

6.Wat is uw zwakte?

“Als ik echt overtuigd ben van mijn gelijk, zal ik niet ophouden tot ik anderen daarvan overtuigd heb. Zeker wanneer ik me publiekelijk uitspreek, heb ik eerst alle wetenschappelijke literatuur doorgenomen zodat ik tamelijk zeker ben van mijn stuk voor ik een punt maak, en zal ik daar niet snel meer van afstappen. Dat leidt er soms wel toe dat ik op Twitter een discussie kan voeren van wel honderd tweets lang. Ik wind me niet op, op voorwaarde dat de discussie intellectueel eerlijk verloopt. Als je een empirisch feit voorgeschoteld krijgt dat jouw mening ontkracht, moet je je mening kunnen bijstellen. Zo niet word ik toch wel boos.”

‘Als ik één ding jammer vind, is het dat ik niet méér met mijn vader heb kunnen spreken.’Beeld Stefaan Temmerman

7. Hoe was de relatie met uw ouders?

“Ik heb altijd een zeer goede band met mijn vader gehad, maar hij was zo’n klassieke West-Vlaamse vader met wie je niet over gevoelens praatte, of over wat je voor elkaar betekent. Hij was wel trots op mij, want ik was de eerste in de familie die naar de universiteit ging. Mijn vader is maar naar school geweest tot zijn veertiende, maar heeft nadien economie gestudeerd in avondonderwijs, en is geëindigd als ziekenhuisdirecteur. Een echte selfmade man. En net als ik een hedonist.

“Maar zijn gezondheid was niet al te best. Hij had een hartprobleem en had een stent-implantatie nodig, maar stelde die altijd maar uit. De dag na zijn pensioen is hij het ziekenhuis binnengegaan. Tijdens die routineoperatie heeft hij een hartaanval gekregen. Hij heeft nog drie maanden in een coma gelegen en is toen overleden. Nu denk ik weleens wat ik hem nog allemaal had willen zeggen. Maar mocht hij nog geleefd hebben, hadden we dat gesprek wellicht nog altijd niet gevoerd. Ik vind het vooral jammer dat hij toen verdwenen is. Dat is mijn grootste litteken, denk ik.

“Mijn moeder is 72 en nog altijd gezond en wel. Elke dag rijdt ze van Roeselare naar Nevele om eens binnen te springen. In dat opzicht ben ik wel een verwend nest. Ik ben enig kind, ja, dat is duidelijk. (bulderlach) Zelfs als we op reis zijn, komt ze langs. Dan komen we thuis en is het aanrecht opgeruimd. Wat dat betreft ben ik een zondagskind. Maar goed, blijkbaar vindt ze dat ook belangrijk en leuk en het houdt haar actief. En met haar ben ik toch wel opener dan met mijn vader. Haar heb ik wel al gezegd wat ik moet zeggen, ja.” (lacht)

8. Waar hebt u spijt van?

“Van niets eigenlijk. Ik heb uiteindelijk de job die ik wilde, ik heb het gezin dat ik wil, ik heb een goede relatie gehad met mijn ouders. Als ik één ding jammer vind, is het dat ik niet méér met mijn vader heb kunnen spreken.”

9. Wat is uw grootste angst?

“Mocht mijn zoon of vrouw iets overkomen. Of mijn moeder natuurlijk, maar goed, die vrouw is 72, dus ze heeft nog 28 jaar te gaan. (lachje)

“En maatschappelijk? Ik heb eigenlijk geen maatschappelijke angst. Ik vind wel dat we al het mogelijke moeten doen om economisch competitief te blijven. Vandaar mijn pleidooi voor meer ambitie in het onderwijs. Er is in Vlaanderen een soort metaalmoeheid geslopen, een soort stugheid om mee te evolueren met de tijd. Maar dat is niet echt een angst, ik denk niet dat de wereld naar de knoppen is.

“De klimaatverandering is een feit, maar het zou toch heel vreemd zijn mochten we voor het eerst in de geschiedenis zo’n grote uitdaging niet de baas kunnen. Ik geloof nogal sterk in de wetenschap en ben ervan overtuigd dat we dat probleem technologisch zullen oplossen. Het is onrealistisch, denk ik, om een immense gedragsverandering te verwachten. Mensen zijn niet snel geneigd om hun levensstijl op te geven. Het zal van de technologie en de wetenschap moeten komen.”

10. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Oei. Ik huil eigenlijk helemaal niet vaak. Ik heb gehuild op de begrafenis van mijn vader. Ik had hem een brief geschreven, maar heb hem zelf niet kunnen voorlezen van verdriet.

“De laatste keer dat ik gehuild heb, zal vorig jaar geweest zijn. Van geluk. Ik ben vorige zomer getrouwd en toen heb ik wel een traantje gelaten, maar ik denk dat niemand het gezien heeft.” (lacht)

“Ik ben echt wel een kattenmens. Ik vind katten de ultieme belichaming van de vrijheid.’Beeld Stefaan Temmerman

11. Bent u ooit door het lint gegaan?

“Ik kan me geen voorval voor de geest halen, want ik ben vrij stabiel. Maar ik ben wel eens heel erg boos geworden op een autobestuurder vlak voor mijn deur. Ik woon in Nevele, op het platteland, aan een kaarsrechte weg die ertoe uitnodigt om snel te rijden. Echt een gevaarlijke weg, twee kilometer lang, waar veel ongelukken gebeuren. Ik had de burgemeester al een paar keer gevraagd om vluchtheuvels of paaltjes te plaatsen, maar tevergeefs. Op een dag wordt mijn zoontje opgehaald met de wagen, ik sluit de deur, hoor een auto razendsnel komen aangereden en daarna een immense knal.

“Die chauffeur, een man van middelbare leeftijd, heb ik de huid vol gescholden. In het plat West-Vlaams, ja. (lacht) Gelukkig had niemand iets, maar de auto was wel perte totale. Nu staan er paaltjes, maar het probleem is nog altijd niet opgelost.”

12. Welk kunstwerk heeft u gevormd?

“Goh, da’s een moeilijke. Mijn vader is maar tot zijn veertiende naar school geweest, mijn moeder is kapster, dus ik kom niet uit een intellectueel milieu. Kunst bestond bij ons niet. Ik kan me bijvoorbeeld niet herinneren dat mijn ouders me ooit meegenomen hebben naar een museum.

“Wat wel een grote indruk op mij heeft gemaakt omdat het mij persoonlijk heeft geraakt, is Het verdriet van België van Hugo Claus. Dat vond ik een fantastisch boek. Die verhalen van Louis Seynaeve waren zo herkenbaar, dat was echt mijn leven in het Klein Seminarie. Tot in het tweede deel van het boek plots een venster op de wereld openging. Er bestond nog iets anders dan het verstikkende West-Vlaanderen. Dat boek gaf me een soort metabesef: er was nog iets buiten de wereld waarin ik leefde. Voor de zestienjarige jongen die ik toen was, was dat het vooruitzicht om in Gent te gaan studeren, de grote vrije stad.

“Daarnaast ben ik altijd onder de indruk geweest van het werk van Panamarenko. Zijn Aeromodeller, die grote zeppelin, staat nu weer tentoongesteld in het S.M.A.K.. Zijn poging om te vliegen en dat ding de lucht in te krijgen die telkens weer mislukt, vind ik eigenlijk wel mooi. Dat streven van de mens om te ontsnappen aan de zwaartekracht en om met technologie de natuur te overstijgen, spreekt me heel erg aan. Ik voel wel sympathie voor dat oude ideaal van Leonardo da Vinci, die én wetenschapper én kunstenaar was, om wetenschap en kunst in schoonheid te verenigen. Wiskundigen zeggen me dat ze kunnen geraakt worden door de schoonheid van een formule. Ik ben geen wiskundige, maar kan wel geroerd worden als de twee disciplines elkaar verheffen.”

13.Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Neen, noch in ’t Klein Seminarie noch in de Chiro. Ik ben opgegroeid in la Flandre catholique profonde, in de straat van Roger Vangheluwe nota bene, maar heb nooit een religieuze ervaring gehad.”

14. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Goh kijk (lacht), zeer goed voorlopig, al besef ik dat er eventueel wel een kilootje van af zou mogen. Maar ik eet gewoon te graag. Ik heb een koersfiets waar ik te weinig op zit, voetballen doe ik niet meer, dus ik weet wel dat ik mijn gewicht in de gaten zal moeten houden. Ik zorg er ook voor dat ik een aantal alcoholvrije dagen per week heb, want voor het brein is alcohol geen goede zaak. Onze hersencellen zijn zowat de enige cellen in ons lijf die niet vanzelf regenereren. Als je een hersencel verliest, is ze voor altijd dood. Dat is een beetje tragisch, maar bij normale consumptie zou je hersencellen genoeg moeten hebben om op een gezonde manier oud te worden.”

15. Wat vindt u erotisch?

“Dat is een moeilijke zaak hè. Ik ben opgegroeid in West-Vlaanderen met de wijsheid dat je in de krant niet over erotiek moet praten. (lacht) Kijk, de ‘suggestie’ dan maar. Het hoeft niet al te expliciet te zijn. De Kortrijksesteenweg (bekend om zijn raamprostitutie, red.) dus niet, neen, mijn kantoor is slecht gelegen.” (lacht)

16. Wat is uw goorste fantasie?

“Een hamburger met wagyu-beef, truffel en foie gras, te verkrijgen in restaurant Steendam in Gent. (bulderlach) Dit is er zo over!”

17. Welk dier zou u willen zijn?

“Ik ben echt wel een kattenmens. Ik vind katten de ultieme belichaming van de vrijheid. Ze trekken zich van niemand iets aan. De vrijheid is mij zeer dierbaar, dus ik vind katten wel leuke dieren.”

18. Hoe definieert u liefde?

“Trouw, onvoorwaardelijkheid, weten dat je er bent voor elkaar, ook als het moeilijk gaat. Voor mij kan liefde niet zonder langetermijnperspectief. Liefde is geen flits, maar speelt zich af in de tijd.”

19. Bent u een goede vriend?

“Ik hoop het. (lacht) Ik ben wel loyaal. Ik heb een aantal vrienden die ik al ken sinds de middelbare school. Samen een geschiedenis hebben, samen een traject afleggen vind ik belangrijk. Mocht een van hen mij ’s nachts bellen met een groot probleem, dan zal ik er staan.”

‘Intellectuele vrijheid is mij meer waard dan geld.’Beeld Stefaan Temmerman

20. Hoe zou u willen sterven?

“Met een glas barolo in de hand. (lacht) Ik zou zeggen: op mijn negentigste, na een mooi leven, plots met een knal gaan, dat lijkt me wel iets ja. (lacht)

“Mijn laatste avondmaal? Een pici al ragù, een Toscaans klassiek gerecht, een stoofpotje van everzwijn en tomaten met van die dikke slierten pasta.”

21. Wat is voor u de hel op aarde?

“Een all-inhotel in Benidorm. (lacht) Ik verkies toch het Toscaanse platteland in een of andere borgo. Mij droppen in een hotel aan de Costa del Sol, met luidruchtige Nederlanders of Russen of Duitsers die te veel eten op hun bord scheppen, dat zou toch echt wel de hel op aarde zijn voor mij. Ik ben graag even alleen met mijn gezin.”

22. Hebt u zich al betrapt op racistische gevoelens?

“Het antwoord is: ja. En ik denk dat iedereen die daar neen op antwoordt, liegt. In de biologische psychologie, de wetenschap die gedrag vanuit evolutionair oogpunt probeert te verklaren, zien we dat vertrouwen hebben in ingroups en wantrouwen koesteren jegens outgroups evolutionair millennia lang een heel nuttige strategie is gebleken.

“Voor een neanderthaler, zeg maar, was het geen goed idee om zich open te stellen voor de stam tien kilometer verderop. Het is evolutionair, vrees ik, heel logisch dat mensen zich beter voelen bij mensen die meer op henzelf lijken. Alleen wordt gedrag niet alleen evolutionair maar voor een stuk ook cultureel bepaald en kunnen we onze biologische driften onder controle houden.

“Ik bedoel maar: gelukkig gedragen we ons niet meer zoals neanderthalers. Gevaarlijk wordt het, en dat hebben we zien gebeuren in de tijd van het nazisme, wanneer mensen gedefinieerd worden in termen van groepen. Ik ben liberaal, ik redeneer vanuit vrijheid en probeer mensen als individuen te bekijken. Dan is het risico ook veel minder groot dat het verkeerd gaat met dat racisme.”

23. Wat betekent geld voor u?

“Ik zal nooit zover gaan om te beweren dat geld niet belangrijk is. Ik ben een hedonist, ik leef graag goed, dus in dat opzicht is geld wel belangrijk voor mij. Maar het is zeker niet mijn grootste drijfveer. Ik heb veel vrienden die minder goed studeerden en minder mooie carrièreperspectieven hadden en nu veel meer verdienen dan ikzelf aan de universiteit. Academici hebben een deftig loon, maar dat is, durf ik wel te zeggen, in veel gevallen niet meer marktconform met de privésector.

“Wat ik dan blijkbaar niet erg genoeg vind om de universiteit te verlaten. Geldscheppers zul je aan de universiteit niet meer vinden. Het grootste voordeel van onze job is niet geld maar vrijheid. De eigenlijke reden waarom ik academicus geworden ben, is de absolute vrijheid die je hebt om het onderzoek te doen dat je wilt doen. Als wij willen deelnemen aan het maatschappelijk debat of een stelling willen poneren, hebben wij complete vrijheid – in tegenstelling tot werknemers in een organisatie die in de pas moeten lopen. Ik heb nog nooit een boze telefoon gekregen van mijn rector of mijn decaan omdat ik een opiniestuk geschreven had. Die intellectuele vrijheid is mij meer waard dan geld. Maar je moet natuurlijk geld genoeg hebben om op reis te kunnen naar Toscane.” (lacht)

24. Wat is uw vreselijkste vakantieherinnering?

“Toen ik achttien was, ik zat net aan de universiteit, is het huis van mijn ouders afgebrand, een week voor we naar Portugal zouden reizen. Desondanks zijn we vertrokken. Dat was toch wel een reis in mineur.”

25. Wie zou u hier uw gedacht willen zeggen?

“Ik heb niemand specifiek voor ogen. Als ik het gevoel heb dat iets belangrijk genoeg is om er stelling over in te nemen, dan doe ik dat. Ik heb niet het idee dat ik iets niet kan zeggen omdat het mij in de problemen zou brengen. Dat is juist de vrijheid van de academicus.”