Direct naar artikelinhoud
Turkije

Turkse Zaterdagmoeders slaan geen week over: ‘Tot de daders gevonden zijn’

Met foto's van verdwenen familieleden en rode anjers vragen de Zaterdagmoeders elke zaterdag aandacht voor hun zaak.Beeld Joris Van Gennip

Sinds 1995 houden de Zaterdagmoeders in Istanbul wekelijks een wake voor verdwenen familieleden. Ze willen weten wat er met hen is gebeurd.

Waarom er vijftig man oproerpolitie zwijgend en dreigend staat opgesteld in het smalle straatje tussen het Franse lyceum en het kantoor van de mensenrechtenorganisatie IHD, hartje Istanbul, is niet goed duidelijk. Hun schilden en stokken zullen ze vandaag niet nodig hebben.

Niets vreedzamers immers dan de wake van de Zaterdagmoeders. Zo'n 150 mensen - vrouwen zowel als mannen - houden plakkaten omhoog met foto's van familieleden die verdwenen in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw. Sommigen hebben een rode anjer in de hand.

Zoons, broers en echtgenoten waren het, veelal in de bloei van hun leven. De meesten waren Koerden, maar ook linkse Turken werden vermalen tussen de kaken van een repressief staatsapparaat dat zich in het geniep van politieke lastpakken ontdeed.

De foto's vormen een stil verwijt. Leuzen klinken er niet. Als in een gedwongen huwelijk staan betogers en politie pal naast elkaar te zwijgen, een kwartier lang. Dan begint een van de vrouwen een rustige toespraak. Speciaal thema: de Armeense genocide. Ook toen verdwenen mensen, en ook van sommigen van hen worden deze keer foto's gedragen.

Het schouwspel hier in de Çukurlu Çesme-straat doet denken aan de Dwaze Moeders in Buenos Aires en dat is geen toeval. Toen de Turkse Zaterdagmoeders op 27 mei 1995 hun eerste wake hielden, werden zij geïnspireerd door de Argentijnse vrouwen die zich sinds 1977 wekelijks verzamelden op het Plaza del Mayo.

Die allereerste keer ging het om Hasan Ocak, een toen 30-jarige Koerdische socialist die al vaker gevangen had gezeten en was gemarteld. Na de laatste keer zeiden zijn ondervragers: “Als we je weer pakken, kom je er niet meer levend uit.”

Dat vertelt zijn zus Maside, die sindsdien bijna geen zaterdag heeft overgeslagen, afgezien van de tien jaar tussen 1999 en 2009 dat de wake door de politie onmogelijk werd gemaakt. Elke week is ze hier om opheldering te eisen over het lot van haar broer en al die honderden of misschien wel duizenden anderen die met name in de gewelddadige jaren 1994-1998 zijn verdwenen of op schimmige wijze vermoord.

Op 21 maart 1995 belde Ocak naar zijn ouderlijk huis, waar een andere zus haar verjaardag vierde. “Ik koop onderweg vis voor het feest”, zei hij. Maar aankomen deed hij nooit.

“We hebben 58 dagen gezocht”, zegt Maside. “Met familie, vrienden en mensenrechtenactivisten begonnen we een campagne. Bij tv-zenders vroegen we om aandacht voor zijn vermissing. Dat kon toen nog. Het was de eerste keer dat het grote publiek over verdwijningen hoorde.”

Later bleek dat Hasan al vijf dagen na zijn arrestatie was vermoord en in een bos gegooid. Dorpelingen vonden hem en waarschuwden de politie, die het lichaam deponeerde in een lijkenhuis voor anonieme doden, waar hij uiteindelijk door de familie werd gevonden.

Een reconstructie toonde aan dat hij was gemarteld. Op foto's waren brandplekken van stroomstoten te zien, een voor de helft vernield gezicht en blauwe plekken in de oksels als gevolg van de wipgalg (strappado), een middeleeuwse foltermethode waarbij de op de rug gebonden armen omhoog worden getrokken.

Daders onbekend, maar hoogstwaarschijnlijk schuilden ze ergens in de krochten van het staatsapparaat. “Wij willen weten wat er met Hasan is gebeurd”, was aanvankelijk de leus van de wake, maar de familie Ocak kreeg zo veel bijval van verwanten van andere slachtoffers, dat het al spoedig “Wij willen alle verdwenenen terug” werd. Een traditie van jaren was geboren.

Niemand wilde helpen

Het was de tijd van gewapende opstand in het zuidoosten van Turkije, waar de PKK streed voor een Koerdische staat. Verdwijningen behoorden tot het repertoire van de staatsorganen. Ook in de Koerdische wijken van steden als Istanbul konden Koerden - en linkse activisten - van straat worden geplukt.

“Wij kwamen van het platteland, we hadden ons net in Istanbul gevestigd”, zegt de Koerdische Hanam Tosun. Haar man Fehmi, 36 jaar oud op dat moment, werd in oktober 1995 opgepakt door agenten in burger. Het was de eerste verdwijning op klaarlichte dag in Istanbul. Fehmi was lid van Hadep, de politieke partij destijds van de Koerden, en had eerder al drie jaar gevangen gezeten.

“Sommige familieleden weten niet eens of hun geliefde gearresteerd is”, zegt Tosun. “Ik wel, ik heb het gezien. Hij schreeuwde om hulp, ik rende achter de auto aan. Maar op het politiebureau wilde niemand iets doen. En ik sprak nauwelijks Turks. Hij verdween in een cel en we hebben nooit meer iets van hem gehoord.”

De jaren 1994-1998 vormden de climax van het geweld in het Koerdische zuidoosten en van het fenomeen verdwijningen. In 1999 kwam er een wapenstilstand met de PKK en sindsdien komen in Turkije geen verdwijningen meer voor.

Toch werd de wake in datzelfde jaar verboden, om pas na een pauze van tien jaar, in 2009, te worden hervat. De vragen over wat er met hun geliefden is gebeurd, waren blijven knagen bij de echtgenoten, moeders, zussen en dochters die zich onder de naam Zaterdagmoeders hebben verenigd.

Vorig jaar maakten de autoriteiten een eind aan de wake op het Galataseray-plein in Istanbul. Sinds mei 1995 waren de vrouwen hier elke zaterdag bijeengekomen, midden in Istiklal, de drukste winkelstraat van Turkije. Duizenden mensen waren er elke keer getuige van.

Op 18 augustus echter, de dag van de 700ste wake, greep de politie in. Met wapenstok en traangas werden de vrouwen verjaagd, tientallen gearresteerd. Sindsdien houden de Zaterdagmoeders noodgedwongen hun bijeenkomst in een achterafstraatje, voor de deur van hun thuisbasis, het kantoor van mensenrechtenorganisatie IHD.

Na een half uurtje sereen protest worden de foto's van de vermiste mannen weer opgeborgen, de anjers tot boeket verzameld. De oproerpolitie sjokt terug naar de zwarte busjes. Tot volgende week dan maar weer. "Ik blijf terugkomen", zegt Hanam Tosun. "Ooit zullen de daders worden gevonden."

Sinds vorig jaar zijn de wakes naar een zijstraatje in Istanbul verbannen.Beeld Joris Van Gennip

Lees ook

Geselecteerd door de redactie