Direct naar artikelinhoud
Interview

Wielrenner Louis Vervaeke na alweer een dodelijk ongeval: ‘Motards in de koers? Doodeng’

Astrid Collinge, weduwe van de verongelukte wielrenner Antoine Demoitié, met haar kersverse tweede echtgenoot Louis Vervaeke, eveneens coureur. ‘Ik denk voortdurend aan de familie van Bjorg Lambrecht.’Beeld Damon De Backer

Na de dood van Bjorg Lambrecht heeft hij het haar gevraagd: wil ze dat hij stopt met koersen? Hij is Louis Vervaeke, zowat de enige renner die eerlijk is over angst in het peloton. Zij is Astrid Collinge, weduwe van renner Antoine Demoitié en sinds kort weer wiel­rennersvrouw. Haar antwoord: ‘Ik geloof niet dat het leven zo wreed kan zijn. Dit kan me geen tweede keer overkomen.’

en

Het is Tim Wellens die het nieuws brengt. In het WhatsApp-groepje ‘Jonge Benen’, dat Wellens deelt met Sean De Bie, Jasper Stuyven en Louis Ver­vaeke, bevestigt hij wat niemand wil horen: Bjorg, zijn ploegmaat, is dood.

Louis Vervaeke (25) leest het bericht tijdens een wandeling met zijn vrouw Astrid Collinge (29) in de Alpen. Ze houden er nog een paar dagen vakantie, na de Clásica San Sebastián, Vervaekes eerste wedstrijd sinds de Giro in mei. Het was een zware koers geweest, een lastige comeback.

Dat er een val was geweest in de Ronde van Polen, had Vervaeke gezien op Twitter. Het leek erg, Collinge vond het vooral raar dat er een helikopter opgevorderd werd, maar dat de jonge Lotto-­renner toch per ambulance vervoerd werd. “Ik dacht: ofwel wordt het nieuws fel overdreven, ofwel is het echt heel erg.”

Er doken tweets op waarin Bjorg Lambrecht werd doodverklaard, maar dat was destijds ook gebeurd met Antoine Demoitié, nog voor hij werkelijk overleden was. Onbekenden die achteloos hun eigen conclusies de wereld in sturen. “Maar zolang er niets officieel was, was er nog hoop.”

Sinds dat bericht van Wellens denkt Collinge voortdurend aan een familie die ze niet kent. “Nu zijn ze onderweg naar het ziekenhuis. Nu gaan ze zijn lichaam zien. Nu wachten ze op de resultaten van de autopsie. Nu wachten ze op zijn repatriëring. Nu moeten ze de begrafenis organiseren. Zelf ’s nachts word ik er wakker van en stel ik me voor wat ze aan het doen zijn. Het ongeval werpt me 3,5 jaar terug in de tijd. Dat is moeilijk.”

Astrid Collinge: ‘Ik hoop dat de familie van Bjorg goed omringd is, net als ik. Zonder mijn familie en dichte vrienden weet ik niet hoe ik het gered had.’Beeld Damon De Backer

Op 27 maart 2016 stond haar jeugdliefde Antoine aan de start van Gent-Wevelgem. Hij reed voor Wanty-Groupe Gobert, was pas getrouwd en stond bekend als immer goedlachs. Na zo’n 115 kilometer koers kwam hij met een paar andere renners ten val. Net toen hij zich wilde rechten, reed een motor vol op hem in. De 25-jarige renner stierf later die dag in het ziekenhuis.

“Als zoiets gebeurt, dan staat je leven stil”, zegt Collinge. “Ik hoop dat de familie van Bjorg goed omringd is, net als ik. Zonder mijn familie en dichte vrienden weet ik niet hoe ik het gered had. Alleen... (schudt het hoofd) ik geloof echt dat je kunt sterven van verdriet.”

Vervaeke somt op, en het lijstje is verre van volledig: Antoine, Daan Myngheer die een dag na Antoine stierf aan een hart­aanval (“hij had mijn leeftijd”), net als Michael Goolaerts. Stig Broeckx ook, die in de Ronde van België ternauwernood een aanrijding door een motor overleefde, een ongeval dat beiden diep trof, amper twee maanden na de dood van Antoine. Allemaal generatiegenoten van Vervaeke. “Bjorg is alweer een collega die sterft. Weer een confrontatie met de gevaren van de koers.”

Meteen na de dood van Lambrecht klonk het: ongevallen horen bij de koers.

Louis Vervaeke: “Dat vind ik compleet ridicuul. Over Formule 1 is ook lang gezegd: auto’s ontploffen nu eenmaal of rammen elkaar. En toch hebben ze de sport aangepast en geïnvesteerd in veiligheidsmaatregelen. En kijk nu: een dodelijk ongeval is uitzonderlijk.”

Wat vindt u het gevaarlijkst in de koers?

Vervaeke: “Ik ben bang van motards. Die zijn superangstaanjagend, en ik denk dat 80 procent van de coureurs ook dat gevoel heeft. Je moet je voorstellen: je rijdt in een peloton met 60 kilometer per uur naar beneden, iedereen is nerveus, vecht voor zijn plaats en je weet: er moet maar één renner een foutje maken en we liggen er allemaal. Dat gebeurt vaak, maar meestal zonder veel erg. We zijn allemaal zo licht. Maar dan claxonneert er zo’n motard die per se met een machine van 500 kilo het peloton voorbij wil steken. Dan riskeer je toestanden zoals bij Antoine en Stig.”

Antoine Demoitié, de eerste echtgenoot van Astrid Collinge, verongelukte op 28 maart 2016 na een aanrijding met een motorfiets in Gent-Wevelgem, de dag ervoor.Beeld EPA

“Stig was trouwens een paar maanden voor zijn dramatische ongeval al eens aangereden door een motor. Voor mij zijn dat trauma’s.”

In die mate zelfs dat ze uw carrière beïnvloeden?

“Ik geef toe: als ik zo’n situatie zie, dan rem ik en laat ik me zakken in het peloton. Misschien heeft dat mijn carrière wel al belemmerd, ja.”

“Organisator Flanders Classics heeft er ondertussen voor gezorgd dat motards het peloton passeren via alternatieve routes, een supergoed initiatief. Maar er kan meer gebeuren. Ik vind dat we motards moeten verbieden om een peloton met hoge snelheden voorbij te steken.”

Tom Van Damme, de voorzitter van de Belgische Wielrijdersbond, zegt: de renners moeten zich aanpassen aan de infrastructuur van de wegen.

Vervaeke: “Daar ben ik het niet mee eens. Er wordt stevig gewrongen en ja, er zitten klootzakken tussen. Maar we hebben het nog altijd over een sport waarbij je als eerste over de finish wil rijden. Je kunt van professionele renners niet verwachten dat ze elkaar er niet af rijden. Wat voor sport krijg je dan?”

“Is het wielrennen competitiever dan vroeger? Je kunt niet vergelijken met de tijd van Merckx. Het wielrennen is enorm geprofessionaliseerd en dat zorgt voor druk. Er wordt ook gezegd dat de fietsers te agressief en direct zijn, maar wij rijden bijna dertig uur per week. Elke professionele renner heeft zijn fiets onder controle.”

Toch kan hij zijn littekens niet meer tellen. “Je zou mijn knieën eens moeten zien.” In Parijs–Nice dit voorjaar reed Vervaeke na een lekke band even tussen de auto­karavaan. Hij fietste achter de volgwagen van zijn ploeg, daarvoor reed een ambulance die het zicht belemmerde. Die ging plots op de rem staan, de volgwagen ook. Vervaeke vloog er los over en viel op zijn hoofd.

Astrid Collinge: ‘Ik zag op tv dat Louis in Parijs-Nice gevallen was. En dan kwamen de sms’en, net als bij Antoine: ‘Hoe gaat het met Louis?’ Toen ben ik in paniek geschoten.’Beeld Damon De Backer

Astrid Collinge: “Ik zag thuis op tv dat Louis gevallen was. Dat gebeurt wel vaker, maar deze keer keerde hij niet terug in het peloton. En dan kwamen de sms’en, net zoals bij Antoine: ‘Hoe gaat het met Louis?’ Toen ben ik in paniek geschoten. Er kwam geen nieuws. De ploeg had mijn nummer niet, ze konden me niet eens iets laten weten als het ernstig was.”

Vervaeke: “Ik had een stevige hersenschudding en was helemaal in de war. Het kwam niet in me op om Astrid te bellen. Ik ben zelfs weer op mijn fiets gekropen, maar ik wist nauwelijks in welke koers ik reed. Sindsdien heb ik haar gsm-nummer van buiten geleerd. Als er nog zoiets gebeurt, dan kan ik de koers­leider haar meteen laten bellen.”

Hebt u hem nooit gevraagd om te stoppen met koersen?

Collinge (glimlacht): “Nooit. Ik ben niet zo bang.”

Vervaeke: “Ik heb het haar gevraagd, vorige week. Als Astrid constant in angst zou leven, dan zou ik overwegen om te stoppen. Ik zat er echt mee in, in het begin, om naar een koers te vertrekken. (tot haar) Maar jij niet, jij bent sterk.”

Collinge: “Het is misschien naïef, maar ik denk dat het leven niet zo wreed kan zijn. Dit gaat me geen tweede keer overkomen. Bovendien loop je evenveel risico in het verkeer. Ik wil daar niet mee bezig zijn. De koers is zijn passie. Het heeft geen zin om hem dat te vragen.”

Vervaeke: “Ik heb er deze week zelf ook over nagedacht: is dit het risico nog waard? Maar fietsen is wat ik al van kinds af aan wil doen. Toen ik vijftien jaar was, was mijn hart te groot voor mijn leeftijd. Alles bleek uiteindelijk normaal, maar ik had al aan mijn moeder gezegd: neem me alsjeblieft mijn fiets niet af. Laat me desnoods sterven op mijn fiets. (snel) Ik was nog jong toen. Nu zou ik zoiets nooit meer zeggen.”

Vervaeke is einde contract. Op zijn agenda staan nog de Ronde van Denemarken en de Bretagne Classic en onderhandelingen met een nieuwe ploeg. “De vraag is: wil ik een goede ploegmaat zijn in de beste ploeg ter wereld of wil ik zelf resultaten rijden in een kleinere ploeg? Ik vind mijn sportief geluk belangrijker dan het beste contract of het mooiste truitje.”

U verhuist dus naar een kleinere ploeg.

Vervaeke: “Hoogstwaarschijnlijk wel. Na twee jaar bij Team Sunweb heb ik beseft dat ik vooral mijn job heb gedaan en minder mijn passie. Sunweb is heel professioneel, maar er wordt weinig gekoerst op gevoel, op instinct. De klik is gekomen in de Ronde van Italië. Ik was helemaal klaar om Tom Dumoulin te helpen in het hooggebergte, maar toen hij uitviel bleek dat een opluchting. Ik moest niet langer fietsen met de handrem op. Als ik me kapot wilde rijden, dan deed ik dat gewoon.”

Astrid, u hebt zich nooit afgekeerd van het wielrennen. Na de dood van Antoine bent u er zelfs als verpleegster aan de slag gegaan.

Collinge: “Het was geen poging om dichter bij Antoine te komen of zo. Hij was altijd bij mij. (tikt op haar schouder) Wielrennen is altijd een deel van mijn leven geweest. Als kind volgde ik de koers met mijn vader en mijn broer, ik kende Antoine ook al van mijn veertiende. We waren vrienden in het middelbaar. En als je met een coureur samenleeft, dan neemt de fiets je leven wat over. Na het ongeluk van Antoine was ik plots alleen, en ook het wielrennen viel weg. De gewoonte om naar de koers te gaan, te koken voor Antoine, zijn tenue te wassen en ervoor te zorgen dat zijn tas klaar stond. Het klinkt onnozel, maar het voelde als een leegte. Ik had niets meer.”

“Ik werkte toen als verpleegster op de afdeling oncologie, maar een maand na de dood van Antoine heb ik contact opgenomen met Christian Prudhomme, de directeur van Tour-organisator ASO. Ik ben meegegaan naar Luik–Bastenaken–Luik en de Tour.”

“Nu gaat dat niet meer: Louis en ik zouden elkaar amper zien. Ik wil niet vertrekken naar de Tour als hij net thuiskomt van de Giro. Ik hield enorm van het werk, maar ik wil geen waardevolle tijd met mijn geliefden verliezen. Binnenkort ga ik halftijds meewerken aan wetenschappelijk onderzoek in een ziekenhuis. Ik heb een master in de publieke gezondheid en als verpleegster zal ik de tussenpersoon zijn tussen de patiënten, de artsen en de farmaceutische bedrijven.”

U bent een uitzondering. Veel renners­vrouwen blijven thuis om voor hun man te zorgen.

Collinge (lacht): “Dat zou ik echt niet kunnen. Rennersvrouw is geen job. Ik zorg graag voor Louis, maar hij zal niet verhongeren zonder mij.”

Louis, u hebt alleen gewoond, ook niet courant bij wielrenners.

Vervaeke: “Ik was een plantrekker. In het begin vond ik het zelfs vervelend dat Astrid voor mij wou koken. Ik zou het ook lastig vinden als ze zou stoppen met werken. Ze heeft een mooie carrière, ik vind niet dat ze die voor mij op pauze moet zetten. Je leeft met twee, het draait niet enkel om de wielrenner. En ik vind het fijn om met haar te praten over andere dingen, zoals de innovatieve therapieën waarover ze vertelt.”

Het leven alleen viel u wel zwaar, zei u onlangs in een podcast van Sporza.

Vervaeke: “Niet het praktische, wel het mentale aspect. Het wielrennen is een harde wereld. Iedereen vecht voor zijn plaats, ook de ploegleiders.”

Vervaeke vertelde toen ook over een lastige periode in 2017. Hij lag overhoop met zijn ouders, kwam ’s avonds alleen thuis, liep verloren bij Lotto Soudal en raakte compleet overtraind, waardoor zijn lichaam niet meer mee wou. ‘Louis Vervaeke verdwaald onderweg naar de top’, kopte een krant.

Louis Vervaeke: ‘Ik ben bang van motards. Die zijn super­angstaanjagend, en ik denk dat 80 procent van de coureurs dat gevoel heeft.’Beeld Damon De Backer

U bent een van de weinige renners die openlijk praten over hun twijfels en angsten. Hebt u niet het gevoel dat de rest van het peloton u als het watje beschouwt?

Vervaeke: “Het heeft me net verbaasd hoeveel complimenten ik daarover kreeg. Er waren blijkbaar veel renners die zich aangesproken voelden. Iedereen wil zich sterk voordoen, zelfs met Tim, Sean en Jasper, mijn beste vrienden in het peloton, sprak ik niet over die moeilijkheden. Nu ben ik daar minder bang voor. Sean en Jasper zijn sindsdien ook meer open. Alleen met Tim praat ik daar weinig over. Tim is een hele harde. (lacht) Dat maakt hem ook zo’n goed renner. Het is een macho­wereld, ja.”

Collinge lacht.

Heeft hij gelijk?

Collinge: “Zo is het soms wel, ja. Maar Louis is geen macho.”

Vervaeke: “Als je in het wielrennen valt en je springt niet direct op je fiets, dan ben je een pussy.”

We hebben het over al die renners die met gebroken ledematen toch de eindmeet bereiken. Zoals Lawson Craddock, die vorig jaar de Tour uitreed met een gebroken schouderblad. En de Letse renner Toms Skujins, die in de Ronde van Californië met een sleutelbeenbreuk, een hersenschudding en zware schaafwonden tot twee keer toe zijn fiets opstapte, die hem trouwens aangereikt werd, ook al kon hij nauwelijks op zijn benen staan. Totaal verdwaasd reed hij de verkeerde kant uit.

Vervaeke: “Compleet absurd. Maar op zo’n moment zal ook niemand hem tegenhouden. Nadat ik over de ploegwagen was gevlogen, heeft ook niemand mij gezegd: je mag niet verder fietsen, Louis. Dat is het wielrennen. We zijn het gewend onszelf te pijnigen, het is een automatisme: je rijdt door. Want wat als je eigenlijk verder had gekund? Dan ben je echt een loser. Maar wat ben je fysiek nog waard als je zoals Craddock zo de Tour uit­rijdt? Toch liet iedereen hem doen.”

Omdat het hem een heldenstatus oplevert?

Vervaeke: “Bij mij niet, maar bij anderen wel. De media houden ook van dat soort verhalen. Zie eens hoe hard die renner is, hij rijdt verder met een gebroken rib. Met het risico dat hij op die rib valt en zijn long doorboort.”

Tom Boonen, herinnert Vervaeke zich, heeft ooit gezegd dat wielrenners bang zijn zolang er nog een pleister op hun wonde plakt. Zo is het helemaal, zegt hij. “Ik weet dat er een video circuleert van omstanders die Bjorg proberen te helpen – ik vind het trouwens schandalig dat sommige Belgische nieuws­media die op hun site zetten – maar daar kijk ik niet naar. En ik zal altijd wegkijken van beelden van valpartijen. Dat is wat renners doen, wegkijken en vergeten. Dat klinkt hard, maar anders raak je verlamd.”

“Ik vind het mooi dat Lotto Soudal er vorige week een trauma­psycholoog heeft bijgehaald. Ik weet dat het ongeluk van Stig een zwaar trauma is voor de renners die het hebben zien gebeuren. Ze herinneren zich het geluid van de remmende motor, de geur van de benzinetank die was opengescheurd, het zicht van de carbon fietskaders op de grond. Het moet verschrikkelijk geweest zijn.”

“Er is daarna een periode geweest dat het peloton heel nerveus en kwaad werd als er een motor in de buurt kwam, maar dat is volledig weggeëbd. Niemand is daar nog mee bezig.”

Dat is toch gek? Uitgerekend in de week dat Bjorg Lambrecht sterft, noemden een paar renners het EK-parcours een schande omdat het te onveilig is. En toch gebeurde er helemaal niets. Hetzelfde in de BinckBank Tour. ‘Eerst houden we een minuut stilte voor Bjorg, daarna moeten we elkaar aan flarden rijden op een fietspad­breed parcours met een miljoen bochten’, tweette een kwade Tim Declercq. Hoe kan dat?

Vervaeke: “Ik snap dat ook niet. We hebben een rennersvakbond, de CPA, maar ik heb vaak het gevoel dat die in de zak zit van de organisatie. Zij keuren die parcours op voorhand goed, onbegrijpelijk.”

“Ik heb wel de indruk dat er een nieuwe wind waait: voor ons land zit Staf Scheirlinckx in de CPA en die is daar meer mee bezig. Er wordt geopperd dat de organisatoren aansprakelijk moeten worden gesteld voor onveilige obstakels in het parcours en daar zit wel iets in. Tegelijk mogen we organisatoren niet te zeer afschrikken; ze hebben het nu al moeilijk om te overleven.”

U gelooft in een toekomst op circuits van 10 tot 50 kilometer.

Vervaeke: “Op een parcours van 200 kilometer kun je niet alles beveiligen, maar op een kleiner circuit moet dat mogelijk zijn. Ik begrijp dat zoiets wat afdoet aan de charme, maar in de Formule 1 was er ook veel kritiek toen de halo werd ingevoerd (sinds 2018 rijden F1-wagens verplicht met een titanium beugel die de cockpit beschermt, LB/AVB). Ik denk dat veiligheid primeert en dat je mooie parcours kunt creëren met circuits van 50 kilometer.”

Krijgen we dan geen veredelde kermiskoersen? De kritiek op het nieuwe parcours van de Ronde van Vlaanderen doet vermoeden dat mensen dat niet lusten.

“Maar het blijft toch een mooie koers, niet?”

“Akkoord, de keien van de Koppenberg kun je niet inpakken en Bjorg is gevallen op een onnozele betonnen duiker. Maar de evolutie richting meer rondjes lijkt me noodzakelijk. Ook economisch bieden circuits meer mogelijkheden. De Ronde van Vlaanderen, dat is één groot festival.”

“En als je in de bergen drie keer de Col du Galibier opfietst, is dat zo erg? Dan kun je tenminste netten plaatsen in de afdaling, zodat een Philippe Gilbert of een Jan Bakelants niet meer over de vangrail vliegt. Net zoals dat bij het skiën gebeurt.”

Astrid, kunt u nog naar gevaarlijke afdalingen en sprints kijken?

Collinge: “Ja hoor. Zelfs in de Tour, toen ik als verpleegkundige aan de aankomst stond en er een massa­sprint verwacht werd, kon ik kijken.”

Astrid Collinge: ‘Ik heb nog steeds momenten van neerslachtigheid, maar Louis is er altijd en dankzij hem zie ik dat het leven nog magnifiek kan zijn.’Beeld Damon De Backer

Toen u een relatie begon met Louis waren er vast mensen die zeiden: toch niet weer een coureur?

Collinge: “O ja, zeker. Maar het is niet dat ik een lijst heb overlopen met vrijgezelle wielrenners, of van de ene wielrennersbus naar de andere ben gestapt.” (lacht)

Vervaeke (plagend): “Serieus? Je hebt geen cv’s opgevraagd?”

Collinge: “Ik vind dat eigenlijk belachelijk. Mensen zeggen van alles, zonder na te denken. De dingen gebeuren zoals ze gebeuren.”

Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?

Collinge: “Het is een mooi verhaal. Ik hou ervan als Louis het vertelt.”

Vervaeke had Collinge een bericht gestuurd, tijdens die lastige periode twee jaar geleden. “Ik was superboos, ik verstond mijn lichaam niet. En toen zag ik op televisie een interview met Astrid. Ik besefte toen: met welk recht ben ik zo boos en gefrustreerd? Astrid heeft een jaar geleden haar man verloren en kijk hoe sterk ze daar staat. Dat was voor mij een moment van inkeer en ik wilde haar daarvoor bedanken.”

Hij kende haar nog van op een beschonken wielrennersfeestje bij Maxime Monfort waarop zij met Antoine was. “We konden het onmiddellijk goed vinden met elkaar. Ik vond haar toen al een super­mooie en speciale vrouw, maar ze was getrouwd. (lacht) Ik vind het wel mooi en apart dat Antoine me aan Astrid heeft voorgesteld die avond. Ik heb toen ook met hem heel veel plezier gehad.”

De achtergrondfoto van haar Facebook-profiel is er een van hen beiden, Antoine en Louis naast elkaar op de fiets, toen ze elkaar toevallig op training in Malaga tegenkwamen. “Ik weet nog dat Antoine heel vrolijk van die tocht terugkwam, heel enthousiast dat hij die toffe gast was tegengekomen.”

Vervaeke: “We werden smoorverliefd op elkaar, maar we durfden geen van beiden de stap te zetten. We hebben ons erg afgevraagd of het kon, ik was ook bezorgd omdat Astrid opnieuw met een wielrenner zou samen­zijn. Maar nu stel ik me daar geen vragen meer bij. Ik zal altijd de tweede man zijn van Astrid. Ze heeft al een man gehad, ik heb dat aanvaard. Dat is ook deel van wie zij is en hoe ze naar het leven kijkt. Astrid is wie ze is door wat ze heeft meegemaakt. En zonder Antoine had ik haar nooit ontmoet.”

Aan de oprit van hun verbouwde boerderij in Marneffe, tussen Namen en Luik, verraadt een pijl met hun namen op dat hier onlangs een huwelijk gevierd is. Op de toilet­muren hebben de gasten felicitaties achtergelaten. Een aantal familieleden laat weten dat ze wachten op een baby en er zijn boodschappen van hoop na donkere dagen.

Hoe gaat het nu met u?

Collinge: “Veel beter sinds Louis er is. Daarvoor was ik uitgedoofd. Ik kon niet lachen, ik kon niet slapen, het was heel zwaar. Ik heb nog steeds momenten van neerslachtigheid, maar Louis is er altijd en dankzij hem zie ik dat het leven nog magnifiek kan zijn. In het begin voelde ik me daar soms schuldig over, maar het is onmogelijk dat ik niet meer gelukkig mag zijn.”

“Toen ik Louis aan mijn familie en vrienden voorstelde, huilden ze van geluk. Het was een opluchting voor hen, denk ik. Oef, ze gaat door. Louis is in onze levens verschenen als een bewaar­engel, vol nieuw leven. En hij heeft respect voor Antoine en de bijzondere plaats die hij inneemt in onze levens.”

“Antoine zal er altijd zijn. Hij hield zo van het leven, maakte altijd grappen. Best vermoeiend soms. (glimlacht) Maar dat is ook de les: Antoine heeft zijn leven verloren en ik ben er nog. Het enige wat ik kan doen, is leven. Dat is het grootste eerbetoon dat ik hem kan geven. Hij heeft die kans niet meer.”

Vervaeke: “Ik zie ook dat Astrid vrolijker is dan in het begin. Toen was het soms moeilijk om haar zo intens verdrietig te zien. Ze is nog niet helemaal de oude, zeggen de mensen die haar goed kennen, maar (neemt haar hand vast) je lacht steeds meer.”

Collinge: “Ik was op school altijd het meisje dat te veel lachte: te veel en te luid en vaak met tranen. Antoine had aan mij een dankbaar publiek. (lacht) Na zijn dood heb ik mijn vader gezegd: ik hoop dat ik ooit weer kan lachen. We zijn nu 3,5 jaar verder en ik heb nog steeds niet de slappe lach gekregen en dat mis ik echt, maar sinds kort kan ik wel weer huilen van het lachen als Louis iets grappigs zegt.”

“Er is nog steeds een deel van mezelf dat triest is. Ik denk dat ik altijd zal moeten huilen om wat is gebeurd, maar dat ik er met steeds meer sereniteit aan terug zal denken. Het zal nooit zijn zoals voorheen, maar ik hoop dat Louis ooit de oude Astrid te zien krijgt.”

“Na 3,5 jaar heeft het leven me geleerd dat ik vertrouwen moet hebben en dat er ondanks alles mooie dingen op mijn pad zullen komen. We zijn goed vertrokken, samen. De toekomst zal mooi zijn.”

Astrid Collinge: ‘Sinds kort kan ik gelukkig wel weer huilen van het lachen.’Beeld Damon De Backer