Direct naar artikelinhoud
Natuurbescherming

In Genève ligt het lot van de olifant in de weegschaal: ‘Beschermen kost veel geld, het mag ook iets opleveren’

Afrikaanse olifant.Beeld Getty Images/Robert Harding Worl

Het aantal Afrikaanse olifanten daalt scherp, maar op een wereldconferentie van 180 landen bepleiten enkele Afrikaanse landen net om de beschermingsregels te versoepelen. Winnen zij het pleit, dan komt de grijze reus nog meer in de verdrukking.

Van rozenhout voor gitaren tot haaienvinnensoep, sommige goestinkjes van de mens duwen wilde planten-en diersoorten tot op of over de rand van uitsterven.

Om dat te voorkomen, hebben 183 landen een internationale conventie ondertekend: CITES. Die regelt sinds 1975 de internationale handel in wilde fauna en flora. Sinds dit weekend zitten die landen samen in Genève op hun driejaarlijkse meeting.

De nood is hoog: meer dan een miljoen soorten zijn met uitsterven bedreigd, waardoor natuurlijke systemen die ons voedsel, schone lucht en water leveren verdwijnen. Van de 56 voorstellen is dan ook een meerderheid gericht op meer bescherming. Voor het eerst komt bijvoorbeeld de bescherming van de bedreigde giraf aan bod.

Olifantenhuid

Maar het lot van de Afrikaanse olifant is een van de grote discussiepunten. Sommige Afrikaanse landen eisen minder strenge regels voor de ivoorhandel. Nochtans gaat het niet goed met de iconische giganten. Jaarlijks worden er zo’n 20.000 omgelegd en de afgelopen twintig jaar is de soort flink uitgedund, tot ongeveer 400.000 dieren. In de jaren 70 waren dat er nog een miljoen, een eeuw geleden twaalf miljoen.

Stroperij maar ook corruptie, armoede, een krimpend leefgebied en meer conflicten met de lokale bevolking die hun akkers of huizen vernield zien door de dieren, zijn de belangrijkste oorzaken. Ook worden olifanten nu steeds vaker gedood voor hun huid. 

Niet dat CITES de olifant niets opleverde. In veel delen van Afrika is de soort sinds 1989 beschermd onder Appendix I, de strengste CITES-regels, die handel verbieden. Daardoor is de olifant vandaag niet uitgestorven en kreeg de stroperij rake klappen.

Trofeejacht

Maar in 1997 slaagden ‘olifantenlanden’ Botswana, Namibië en Zimbabwe erin om te verhuizen naar de minder strenge Appendix II. In 2000 kwam ook Zuid-Afrika daarbij. De vier landen mogen grote hoeveelheden ivoor in bezit van de overheid verkopen aan China en Japan, en sindsdien vergaat het de olifant minder goed.

Nu vragen die vier landen een verdere versoepeling. Ze willen Appendix II zo uitbreiden dat ze officieel geregistreerde ivoorstocks zonder beperking mogen verhandelen.

Ze stellen dat zij samen de meeste olifanten huisvesten en dat die populaties zich uitbreiden. Nochtans tonen de laatste cijfers dat het aantal olifanten in Botswana en Zimbabwe afneemt.

De vier benadrukken ook dat ze veel inspanningen doen om de olifant te beschermen, en dat dat veel geld kost. In ruil willen ze het ivoor kunnen verkopen van olifanten die een natuurlijke dood stierven of die gedood zijn om de populatie in natuurparken toom te houden.

Bovendien wil ook Zambia nu zijn olifanten onder Appendix II onderbrengen, om zo officieel geregistreerd ivoor te kunnen verkopen en de trofeejacht uit te breiden. Ook dat land wijst erop dat de soort niet alleen geld moet kosten aan beschermingsmaatregelen, maar ook centen zou mogen opleveren.

Negen andere Afrikaanse landen (Burkina Faso, Ivoorkust, Gabon, Kenia, Liberia, Niger, Nigeria, Soedan en Togo) eisen net dat alle olifanten voortaan onder Appendix I zouden vallen. Zij zien dat “de olifant overal onder druk staat door intense stroperij, vaak door criminele bendes in grensgebieden”.

Het is weinig waarschijnlijk dat de vijf landen die minder bescherming bepleiten, hun slag volledig thuis halen. Ze krijgen wel deels steun van Europa, het grootste blok binnen CITES, dat zich verzet tegen het voorstel om alle olifanten onder Appendix I te doen vallen zolang er geen Afrikaanse unanimiteit is.

Lastig onderscheid

CITES-voorzitter Ivonne Higuero: “Het is makkelijk om als buitenstaander te dicteren wat die landen moeten doen. Maar de lokale bevolking moet ook voelen dat hun inspanningen om de olifant te beschermen, hen ook iets oplevert.”

Natuurbeschermingsorganisaties vrezen een herhaling van wat eerder al gebeurde: minder strenge regels voor de verkoop van officiële ivoorvoorraden, waardoor illegale stocks ook veel makkelijker verkocht raken omdat het onderscheid lastig te te maken is.

“Dat mag niet opnieuw gebeuren, zeker niet nu de stroperij nog zo omvangrijk is”, zegt Matthew Collis van het Internationaal Fonds voor de Bescherming van Dieren (IFAW). Tegelijkertijd is er het risico dat als de vijf olifantenlanden die minder bescherming willen geen enkele toegift krijgen, ze CITES dreigen te verlaten, waardoor alle controle wegvalt.

Het WWF wijst erop dat Appendix I hoe dan ook alleen maar kan werken als er meer en betere controle komt, en specialisten zijn het erover eens dat vooral het inperken van de vraag naar ivoor doorslaggevend is. Vooral in Azië is het materiaal erg gewild. China verbood vorig jaar wel de verkoop, Singapore ook en Hongkong is het van plan.

Maar Vietnam blijft een grote draaischijf en Japan, ’s werelds grootste afzetmarkt voor het ‘witte goud’, denkt zelfs niet aan een verbod. Go Tsurumi, voorzitter van de Japanse Federatie voor Ivoorkunst, trekt daarbij ook de economische kaart: “Veel mensen die leven van de ivoorhandel, zouden erg ontzet zijn mochten ze hun job verliezen.”

De finale beslissing wordt over negen dagen verwacht.