Direct naar artikelinhoud
InterviewVragen van Proust

Rector Herman Van Goethem: ‘Ik deel het ongelofelijke klimaatpessimisme van de media niet’

Herman Van Goethem: ‘Ik ben broos, kwetsbaar, emotioneel.’Beeld Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Zevenentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: Herman Van Goethem (60), rector van de Universiteit Antwerpen. Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

en

Hoe oud voelt u zich?

“Jonger dan ik ben. Ik schrik van mijn leeftijd. Zestig jaar. De eerste verjaardag die ik aan mij liet voorbijgaan. Dat is een existentiële kwestie, hè, je verjaardag niet willen vieren. Ik stel vast dat vrienden van mijn leeftijd al met pensioen gaan. Daar sta ik werkelijk van aan de grond genageld. Ik gun het hen, maar hoop zelf nog te kunnen meedraaien tot mijn 75ste.

“Ik werk in een jonge, jeugdige biotoop; veel van mijn collega’s zijn veertigers, dertigers, dat houdt je wel jong, denk ik. Wordt de kloof met de studenten niet almaar groter? (denkt na) Ik denk het niet. Als we politieke debatten aan de universiteit organiseren bijvoorbeeld, zitten de zalen afgeladen vol. Tien jaar geleden was de situatie wel anders.

“De nieuwe generatie houdt ons voortdurend bij de les. Zij verwacht van ons antwoorden op samenlevingsproblemen, op grote onzekerheden waar zij mee zit. We moeten immers goed beseffen dat generatie Z, de generatie volgend op de millennials, de jongeren die er nu in september 2019 aankomen, geboren zijn in 2001. Het jaar van 9/11. Even later, in 2008, had je de bankencrisis. Die nieuwe generatie heeft dus niets anders gekend dan een gedestabiliseerde wereld, terwijl wij ook andere perioden hebben meegemaakt. Zij verwacht vorming en kennis van onze generatie en in dat opzicht vind ik de kloof niet groot.”

BIO

* geboren in Mortsel in 1958

* sinds oktober 2016 rector van de Universiteit Antwerpen

* gewoon hoogleraar politieke en institutionele geschiedenis

* studeerde rechten aan de Universiteit Antwerpen en geschiedenis in Antwerpen en Leuven

* was curator en directeur, en is conservator, van Kazerne Dossin

* legt zich toe op publicaties over de politieke geschiedenis van België

* 1942, zijn boek over Antwerpen in WO II, kwam eerder dit jaar uit

* heeft vier kinderen, onder wie een pleegzoon

Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?

“Ik ben heel analytisch, gestructureerd, heb een groot inlevingsvermogen en ben volhardend. Het is dus niet abnormaal dat ik historicus en auteur ben geworden. In zeker opzicht was ik misschien wel voorbestemd om op deze stoel te zitten. Ik ben sterk gericht op grote projecten. Een boek schrijven, een mandaat als rector, een museum creëren. Ik heb de behoefte om grote, ingewikkelde dingen aan te pakken.

“Die fixatie op het verleden heb ik altijd al gehad. Als jongetje van vijf koos ik aan zee telkens het oudste autootje om in rond te rijden. Zo’n bol model, dat je nu in Cuba ziet. Terwijl de andere kinderen een zwaan of een paardje kozen, wilde ik een oldtimer. Die hang naar vroeger zit diep in mezelf.”

Wat is uw passie?

“Mijn passie is geschiedenis. En schrijven. Ik ben misschien in de eerste plaats een schrijver. Worstelen met taal en tekst. Mijn hoofd draait altijd. Ik zit de hele tijd te tollen, te denken. Ik ben heel hard doende. Een moment waarop ik niets doe, ken ik niet. Zodra ik een boek klaar heb, begin ik dezelfde namiddag al aan iets anders. Als ik intellectueel helemaal uitgeteld in de touwen lig, begin ik te klasseren. Ga ik door mijn enorme collectie oude foto’s.

“Weet je, schrijven mat een mens af. Schrijven is lijden. Als een boek af is, voelt mijn hoofd als een meloen die je met een lepeltje hebt leeggeschraapt. Dan heb ik de behoefte om andere zintuigen te bespelen, dan ben ik graag met beeld bezig en luister ik graag naar muziek. Die zintuiglijke verschuivingen laten me langzaam landen. Wat ik overigens ook graag doe, is schoenen poetsen en het parket opboenen. Heerlijk. Over parket zou ik nog een halfuur kunnen doorbomen. Geboend parket, wat een zaligheid!” (glundert)

Wat zou u absoluut nog willen doen?

“Dat weet ik nog niet. Het boek dat ik nu heb afgewerkt over 1942 vind ik zelf mijn belangrijkste boek. Mijn hele carrière was erop toegespitst. Zolang ik rector ben kan ik geen onderzoek meer voeren, maar de dag dat ik rector af ben, keer ik terug naar de archieven, terug naar de bronnen. Dat weet ik zo goed als zeker. En dan komt er gegarandeerd iets anders.”

Is het leven voor u een cadeau?

“Ja. Ik ben natuurlijk geprivilegieerd, daar ben ik me heel goed van bewust. Ik heb heel veel geluk. Mijn vrouw en ik, wij zijn al 42 jaar samen – waar vind je dat nog? En we hebben vier fantastische kinderen, dat is een ongelooflijk cadeau.

“Wanneer ben ik voor het eerst vader geworden? (tot Fernand) Wat betekent vader worden, beste vriend? Je weet niet welke vraag je stelt! (zwijgt even) Onze oudste zoon is eigenlijk ons vierde kind. Voor hem hebben we drie kinderen gehad die overleden zijn bij de geboorte. Een tweeling in 1984, voldragen, een jongen en een meisje, en in 1986 een prematuur jongetje, dat een dag heeft geleefd. Op het moment van de geboorte ben je al vader, maar wat houdt dat dan in?

“De jaren tachtig zijn voor ons geweldig zware jaren geweest die ons diep hebben getekend en die ons ook hebben gemaakt tot wie we zijn. Maar vanaf 1987 is alles weer mooi in zijn plooi gevallen, toen onze oudste zoon geboren is. Sindsdien verloopt het leven behoorlijk rimpelloos.”

‘Ik heb geen gore fantasieën. Ik ben mijn puberteit al heel lang voorbij.’Beeld Stefaan Temmerman

Welke geluksscore geeft u zichzelf?

“Een 9 op 10. En die 1 op 10 die je tekortkomt is de ellende die je jezelf aandoet. Op vakantie zijn en je druk maken om een bus die niet tijdig arriveert of zo. Dat is natuurlijk des mensen. Zelfs in de meest ideale omstandigheden horen we een mug om ons heen zoemen.”

Wat is uw grootste angst?

“Er zit geen angst in mij.”

Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?

“Ik ben een estheet en een verzamelaar. Op de rommelmarkt een waardevol of charmant object op de kop tikken, vind ik heerlijk.

“Maar de allerbeste momenten zijn de zondagavonden, als de kinderen bij ons thuis komen eten. Met de lieven erbij, en mijn moeder. Veel volk, veel lawaai. (lacht) Heel leuk. En nadien lang de keuken opruimen. Dat zijn voor mij belangrijke ankerpunten.

“Ben ik er altijd voor mijn kinderen geweest? Ik vind mezelf meer een afwezige vader dan mijn kinderen dat vinden. Dat is al een troost. Als je schrijft, is dat boek de hele tijd in je hoofd aanwezig, dag en nacht, wat niet zo leuk is voor je omgeving. Maar ik denk dat ik meer afwezig was dan ze hebben gemerkt. Als iemand tegen je praat, durf je weleens de draad kwijt te raken omdat je in je eigen gedachtewereld rondtolt. Nu weten ze dat en zeggen ze: ‘Hé papa, je luistert niet meer.’” (lacht)

Wat is uw zwakte?

“Mijn voortvarendheid, mijn impulsiviteit. Maar toch heb ik, denk ik, niet al te veel grote fouten begaan. Door mijn voortvarendheid ben ik ook geneigd om gedurfde keuzes te maken. Toen ze mij vroegen om de Dossinkazerne te leiden en een Holocaust-museum op te richten, heb ik onmiddellijk ja gezegd, niet beseffend hoe roekeloos dat was. Als ik kansen tegenkom, ga ik ervoor. Toen ik me kandidaat stelde voor de functie van rector, reageerde iedereen: wat doet hij nu?”

Waar hebt u spijt van?

“Daar heb ik lang over nagedacht. Want dat hangt natuurlijk ook samen met de vraag of je gelukkig bent. Als alle keuzes in je leven lukken, dan ben je een ongelooflijke geluksvogel. Ik zou alleen maar anekdotische voorbeelden kunnen geven.

“Wat ik wel jammer vind, en dat schrijf ik ook in mijn boek 1942, is dat ik mijn grootouders niet de vragen heb gesteld waar ik nu nog altijd het antwoord niet op ken. Maar ik was te jong, die vragen kwamen gewoon nog niet in mij op.”

‘IJdel ben ik niet, maar ik ben wel een estheet. Ik vind dat je als rector niet in trui en jeans naar het werk komt.’Beeld Stefaan Temmerman

Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Het ligt in mijn natuur om heel ontroerd te zijn. Ik ben broos, kwetsbaar, emotioneel. Op iedere uitvaart zit ik diep in tranen, ook al kende ik de overledene totaal niet. Het voorbije jaar was voor mij heel zwaar omdat we zes studenten begraven hebben. Terwijl ik dit zeg, bekruipt mij weer een gevoel van kippenvel. Nu, ik hou mijn emoties wel goed onder controle, dat wel.”

Hoe zou u willen sterven?

“Als ik met een historische focus kijk, denk ik: zestig jaar, dat is al best wat. De meeste mensen waren 200 jaar geleden gemiddeld genomen op die leeftijd al overleden. In zeker opzicht zou je kunnen zeggen dat mijn leven nu al voltooid is, want ik heb een heel aantal dingen neergezet en de kinderen zijn groot en hebben alles om te slagen. Al wat volgt is een cadeau. En ik hoop natuurlijk om zo lang mogelijk te kunnen leven.

“Maar hoe zou ik willen sterven? Niet plots en onverwachts, maar wel langzaam en bewust, omringd. Binnen het lijden kan dat een zeer groot moment zijn.

“Wat ik zou willen als laatste avondmaal? (lacht) Dat is een romantische vraag, want mensen die stervende zijn, hebben daar geen zin meer in. Mijn schoonvader zei altijd (met lage stem): ‘O als ik doodga, daar achteraan in die kast ligt een goeie fles heel oude whisky.’ Maar neen hoor, als je laatste uur geslagen heeft, denk je daar niet meer aan.”

Bent u ooit door het lint gegaan?

“Ik kan boos zijn, ik kan scherp zijn, soms zelfs te scherp, maar door het lint gaan, neen. Ik ben afgemeten.”

Welk boek raadt u aan?

Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer vind ik een zeer goed boek. Als ik vrije tijd heb, zal ik trouwens eerder romans lezen dan historische boeken. Ik vind wel dat je alleen de beste boeken moet lezen. En liever de beste boeken te herlezen dan steeds maar tussen middelmatige boeken te zitten. Ik grijp graag terug naar Oorlog en vrede van Tolstoj, Schuld en boete van Dostojevski, Leven en lot van Vasili Grossman. En naar het hele oeuvre van Vargas Llosa. Wat een schrijverstalent! Sterk en ontspannend tegelijk.”

Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Wat is religieus? Religieus komt van religare, verbinden. Soms moet je terugkeren naar de etymologie van een woord om de betekenis ervan te begrijpen. Eigenlijk is religie datgene wat boven onszelf uitstijgt en ons met de anderen verbindt. Transcendente ervaringen dus, zoals liefde, schoonheid en geluk.

“Ik ben erg ontvankelijk voor muziek als medium. Luisteren naar Bach en Buxtehude (Dietrich, Deens-Duitse componist, ±1637-1707) zijn voor mij soms religieuze ervaringen.”

Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Goed. Ik observeer mijn lichaam. Ik heb ooit een huisarts horen zeggen dat mensen waakzamer zouden moeten zijn. Attenter, want als het fout begint te gaan, hadden ze het dikwijls zelf al kunnen merken. Ik let op mijn gezondheid. Ik neem altijd de trap en stel vast dat velen van mijn leeftijd hijgend als een blaasbalg boven komen. Als het kan, neem ik de fiets. Soms zie je mensen dan vreemd opkijken. ‘Hé, een rector op de fiets’ hoor je hen denken. Wat een vreemd rollenspel in de wereld, toch. Een rector is toch ook maar een gewone sterveling.

“IJdel ben ik niet, maar ik ben wel een estheet. Ik vind dat je als rector niet in trui en jeans naar het werk komt. Enfin, denk ik. Ik doe het toch niet.”

‘Ik heb de behoefte om grote, ingewikkelde dingen aan te pakken.’Beeld Stefaan Temmerman

Wat vindt u erotisch?

“Dansen. Vooral in Zuid-Amerika heb je ongelooflijk sensuele dansen. De tango, bijvoorbeeld. Dat samenspel tussen man en vrouw, die feilloos moeten aanvoelen hoe ze moeten bewegen. Dat is zo moeilijk. Ik kan het niet. Mijn vrouw en ik hebben het ooit geprobeerd. Maar dat ging níét, werkelijk níét. We zijn allebei te dominant.” (lachje)

Wat is uw goorste fantasie?

“Dat vind ik een ergerlijke vraag. Typisch De Morgen. Het uitgangspunt is immers dat iedereen gore fantasieën zou hebben. ‘Beweren dat je geen gore fantasieën hebt, is gevaarlijk’, zegt Dirk De Wachter? Excuseer?? Wel, ik heb er geen! Ik ben mijn puberteit al heel lang voorbij. Ik vind trouwens dat gore fantasieën een trieste kijk op seksualiteit verraden. Pornografie vind ik zo schamel, een verkeerde omgang met seksualiteit.

“Wat mij aanspreekt, is schoonheid. Mooie ogen, een mooie stem, een mooie uitstraling, mooie juwelen, een mooie handtas, mooie kledij. Ik denk trouwens dat de meeste lichamen gebaat zijn bij kleding die mooier maakt. Haast niemand beantwoordt aan het schoonheidsideaal. Hoeveel mensen zijn niet ongelukkig omdat ze niet de perfecte maten hebben? Och mensen toch! Dat is zo onverstandig! Mooie kledij doet wonderen. Brengt mij in verrukking. Heerlijk!”

U belandt in de gevangenis. Wat zou de reden kunnen zijn?

“Een politiek misdrijf onder een ander regime. Ja, dat zie ik wel gebeuren.” (lacht)

Hoe was de relatie met uw ouders?

“De herinnering aan mijn vader is vertekend omdat hij heel lang dement is geweest. Die periode heeft wel acht jaar geduurd, waardoor ze natuurlijk is gaan overwegen in het geheugen. Maar mijn vader was een lieve, fijne, rustige man. Heel exact ook.

“Mijn moeder is 86. Een heel levendige old lady, die net als ik verbaasd is over haar leeftijd. Ze heeft getennist tot ze 77 was. Werkt nog elke dag in de tuin, volgt alles heel goed, is ook heel politiek. Elke zondagmiddag zit ze voor de televisie om alle debatten op te nemen. Ze schakelt van het ene duidingsprogramma naar het andere. Ook de universiteit volgt ze van nabij. Ik probeer wekelijks een avond bij haar langs te gaan. Dan vraagt ze mij uit en geeft ze mij raad. Heel leuk.”

‘Mijn vrouw is mijn eerste en enige liefde. Ik heb haar op mijn achttiende ontmoet. Het is nooit uit geweest tussen ons.’Beeld Stefaan Temmerman

Hoe definieert u liefde?

“Elkaar in alles kunnen aanvoelen zonder dat je het hoeft uit te spreken.”

Hoe hebt u uw eerste liefde ervaren?

“Mijn vrouw is mijn eerste en enige liefde. Ik heb haar op mijn achttiende ontmoet. Het is nooit uit geweest tussen ons. Vandaag de dag lijkt dat onvoorstelbaar. (tot Fernand) Ik zie je verwondering. Een koppel dat levenslang samenblijft is echt wel een realistisch ideaalbeeld. Daar ben ik blij om. Ik wens het iedereen toe.”

Bent u een goede vriend?

“Ik heb enkele heel goede vrienden. Als rector kan ik weinig tijd investeren in die vriendschap, maar als het nodig is kunnen ze altijd op mij rekenen, dan sta ik er.”

Waarover bent u de laatste tijd helemaal anders gaan denken?

“Over populisme. Ik besef nu dat ik voor 2016 nauwelijks wist wat populisme was, hoe dat in elkaar stak. Mijn kennis beperkte zich tot wat boekenwijsheid. Als je het live kunt meemaken, begrijp je veel beter hoe totalitaire systemen werken en hoe broos de democratie is. Je beseft ook veel beter dat mensenrechten ook een religie zijn, waarin ik sterk geloof. Je eigen ideologische basis wordt daardoor aangescherpt.”

Is de mensheid op de goede of de slechte weg?

“Het Westen is op dit moment heel pessimistisch. Er heerst een gigantisch cultuurpessimisme dat je niet of nauwelijks terugvindt in Aziatische of Afrikaanse landen. Ik maak deel uit van dat Westen, er zit dus een zekere vorm van pessimisme in mij dat ik vijf jaar geleden niet had. Maar of het daarom allemaal echt grondig verkeerd moet lopen?

“Het is niet omdat het in het verleden vanuit vrij analoge contexten uiteindelijk is uitgedraaid op de Tweede Wereldoorlog, dat dat opnieuw zo moet gaan. De analyses van Steven Pinker waarin hij beweert ‘hoe goed het nu wel allemaal niet gaat’, zijn ook weer overdreven, dit is hooguit theoretisch interessant.

“Aan de andere kant van het spectrum deel ik evenmin het ongelooflijke klimaatpessimisme van de media. Onlangs was er een Terzake over het smelten van de poolkappen. Meteen daarna zonden ze een reportage uit over mensen in de VS die zich inmetselen met voedsel om te overleven zoals in de Ark van Noah. Zo’n vorm van paniekzaaierij is ook weer overdreven.

“We mogen niet vergeten dat de mensheid op grond van kennis en onderzoek tot ontzettend veel in staat is gebleken. Ik denk dat we de huidige problemen ook wel weer zullen aankunnen. Ik heb een fundamenteel vertrouwen in de mensheid voor het vinden van oplossingen voor grote samenlevingsproblemen.”

Welke gebeurtenis uit uw leven zou een goed filmscenario opleveren?

“Lang geleden, toen mijn vrouw heel ziek was en we de tweeling verloren, die wekenlange omzwervingen langs de koele meren des doods, dat was verschrikkelijk. Daar kan ik ook een boek over schrijven maar dat ga ik nooit doen. Ik wil daarvan wegblijven, maar het zit wel diep.

“Ik hou het dus liever op mijn boek, daar zitten fantastische scenario’s in. Zoals een proces-verbaal van een politieman die in detail de laatste 48 uur beschrijft van een man die in september 1942 uit het leven is gestapt. Hij reconstrueert bijna uur per uur. Ongelooflijk tragisch.”

Hoe zou de titel van uw biografie luiden?

“Van mijn biografie? Wat een moeilijke vraag. De titel van een boek vinden is dikwijls nog moeilijker dan een boek schrijven. (lacht; denkt lang na) Het moet een titel zijn die draait rond samenlevingsopbouw. Dat is, denk ik, waar ik al mijn hele leven lang mee bezig ben. Zoiets als: Samen meer mens.”