Direct naar artikelinhoud
OpinieJoppe De Campeneere

Wij zijn geen tokens die je zomaar kunt inzetten om je diversiteitsbadge te verdienen

Still uit de televisiespot van De Warmste Week, die deze week werd gelanceerd.Beeld rv

Joppe De Campeneere is student taal- en letterkunde en online creative.

Hoe prachtig de nieuwe televisiespot van De Warmste Week 2019 ook is, en hoe broodnodig de actie ook blijft, toch blijf ik met een knagend gevoel zitten. Hoog tijd dat media- en productiebedrijven even in eigen boezem kijken, zo ervoer ik tijdens de opnames.

Proloog

Het is 31 augustus, de opnamedag voor de televisiespot. Wij, de vrijwilligers, worden op de locatie verwacht om 12 uur. Vrijwilligers, want iedereen die aanwezig is heeft zijn, haar of hun zaterdag vrijgemaakt voor het goede doel om bij te dragen aan de spot. Bij de eerste groep opnames vang ik iets anders op: sommige mensen zijn figuranten, gecast via een castingplatform. Ze worden betaald. Nu, ik begrijp hoe televisie werkt: soms heb je opvulling nodig om een scène aantrekkelijker te maken, beter te kunnen stileren. Wanneer het echter moet gaan over identiteit en authenticiteit, zoals duidelijk bij lgbtqi+’ers het geval is, krijg je een ander verhaal. Dan liggen willekeurige figuranten moeilijk. Ik vertel op dat moment aan mijn vrienden dat ik de set verlaat als ik zou merken dat er random figuranten in de groep lgbtqi+-mensen aanwezig zijn. Wisten wij veel dat de rest van de dag zich zou ontvouwen tot een tragedie in drie delen.

Deel één

Vlak voor de aanvang van onze opnames: een meisje dat ik net heb leren kennen komt naar me toe, gekleed in een luipaardtopje met passende legging. “Ik dacht dat ik hier was om mezelf te zijn en te tonen, maar ik voel me eigenlijk niet comfortabel in deze outfit.” 

Ze is lang niet de enige persoon die zich vragen stelt bij de keuzes van het stylingteam. Glitter, opvallende make-up, doorzichtige topjes of glimmend lamé, het lijkt wel alsof queer zijn gelijk wordt gesteld met een kostuumpje dat vooral zo veel mogelijk moet blinken. Het meisje durft zelf niet aan het stylingteam te zeggen dat ze zich ongemakkelijk voelt, dus ik ga met haar mee. Wanneer ik samen met haar ga vragen of ze misschien iets anders kan aantrekken, krijgen we als antwoord dat een full leopard look nu eenmaal op het moodboard stond en als het echt moet, dat ze wel iets anders kan krijgen. Op de set krijgt het meisje uiteindelijk nog een stel witte pumps toegestoken terwijl ze duidelijk had gemaakt dat ze enkel sneakers draagt (“Oké, maar hakken zijn visueel interessanter.”).

Nogmaals: ik begrijp hoe beeld werkt – ik style ook editorials en shoots. Maar dit is geen modeshoot. Dit zijn geen modellen maar echte mensen die op de set aanwezig zijn om zichzelf te vertegenwoordigen. lgbtqi+ zijn is geen verkleedpartij.

Deel twee

Vlak voor we op de set gevraagd worden, sta ik te praten met een ander meisje in onze groep dat ik niet ken. Ik vraag haar hoe ze zich identificeert. Ze antwoordt: “Ik ben gewoon hetero hoor.” Ik vraag haar of ze zich ergens in het lgbtqi+-spectrum bevindt, of ze dan misschien bewust naar hier is gekomen als medestander. Ze bevestigt van niet. Ongelovig en een beetje in de war vraag ik haar waarom ze dan in onze groep staat. Haar antwoord: “Oh, ze hebben me hier ingedeeld. Ik doe wel vaker figuraties, dat is via zo’n castingplatform. Vandaag doe ik dit.”

Vlak daarvoor had een mij onbekende man gevraagd waarom ik “verkleed ben als vrouw”. Diezelfde man staat geen halfuur later als betaalde figurant tussen ons op de set, als deel van de lgbtqi+-groep.

Wanneer een jonge vrouw die bij de productie werkt ons komt halen om richting set te gaan, confronteer ik haar met wat ik net heb ontdekt. Hoe maak je het als opdrachtgever en als productieteam hard voor jezelf dat je onbestemde figuranten inschakelt om deel te zijn van een groep die staat voor identiteit, authenticiteit en zelfexpressie? Welk signaal stuurt dat naar de queers die zich uit oprechte beweegredenen hebben vrijgemaakt om aan deze spot mee te werken?

De medewerker antwoordt dat het echt héél moeilijk was om lgbtqi+-mensen te vinden. Maar wat verwacht je, als je die zoektocht amper twee weken voor de opnamedag begint? Ik antwoord haar dat ik hier niet aan wil meewerken en dat dit niet de afspraak was. Op dat moment komt een andere productiemedewerker naar buiten. Ik vraag hem hoe de willekeurig opgetrommelde figuranten passen in het plaatje van een authentieke clip die de lgbtqi+-gemeenschap in de verf zet. Hij zegt me dat ze de slogan voor ons deel van de video zodanig gekozen hebben dat ook mensen die niet lgbtqi+ zijn hem mee kunnen zeggen, vandaar dat figuratie wel kan.

Deel drie

Dit is de eerste keer dat ik iets hoor over een slogan. Ik vraag wat die slogan dan wel mag zijn.

Hij: “Mijn maat verdient geen homohaat.”

Ik: “Pardon? Hoe maak je deze diverse groep van onder anderen lesbische, non-binaire, queer, biseksuele… mensen wijs dat ze een slogan in de mond moeten nemen die niet één maar twéé keer gericht gegenderd is en duidelijk gericht is op cisgender homomannen? Hoe is deze slogan zelfs maar door één brainstorm geraakt?” Het enige antwoord dat ik krijg, is dat ze wisten dat er problemen met de slogan zouden zijn en dat ze dat hebben voorgelegd aan de klant, maar dat de klant (de VRT) die slogan wilde, en dat was dat.

Nadat we met een aantal vrijwilligers op punt staan om te vertrekken, overhaalt het team ons om eerst een take te doen zonder slogan. Daarna kan iedereen die niet akkoord is met de slogan naar huis en schieten ze een take mét slogan. Oké.

Eenmaal op de set zie ik dat er achter in de studio naarstig overlegd wordt. Even later krijgen we de vraag of we een nieuwe slogan mee willen bedenken. Uiteindelijk komt ‘mijn vrienden moeten zichzelf kunnen zijn’ uit de bus. Veel te laat, maar eindelijk wordt er naar ons geluisterd. De spot wordt ingeblikt met de nieuwe slogan, een krachtig moment dat voor verschillenden van ons tegelijk wrang aanvoelt. Na de laatste take horen we de mannelijke figurant, voor de gelegenheid in een kleurrijk hemdje gestoken, zich nog net afvragen wat zijn vrienden daar nu van zouden vinden. It’s a wrap!

De uiteindelijke spot is mooi geworden. Maar voor de scène met lgbtqi+’ers geldt dat alleen maar omdat wij daar ter plekke de boel hebben rechtgetrokken, terwijl dat verre van onze job was. De hele dag door werden mensen die zich definiëren als ‘trans’ aangesproken met de verkeerde voornaamwoorden, terwijl het maar een kleine moeite is om bij de aankomst even snel te vragen welke voornaamwoorden iemand gebruikt. Ik weet niet wat er van de scènes was gekomen als wij niet op onze strepen hadden gestaan.

Deel drie
Beeld Wouter Van Vooren

Dit is géén aanval op De Warmste Week, geen aanval op het productieteam of de VRT. Het gaat mij om hoe media omgaan met minderheden in het algemeen. Wij zijn geen tokens die je zomaar kunt inzetten om je diversiteitsbadge te verdienen. Dit is – jammer genoeg – geen alleenstaand geval. Ik kan het aantal ongepaste vragen of opmerkingen tijdens interviews of de zogezegd goedbedoelde maar volledig gedateerde televisieconcepten niet op twee handen tellen. Naar mijn aanvoelen komt het vooral aan op een gebrek aan gevoeligheid met onderwerpen die mediamakers willen behandelen, en daar is een oplossing voor: geef ons een plek aan de tafel.

Vraag minderheden om concepten mee uit te werken, brainstorm samen met ons, betrek ons in het hele proces en luister naar ons. Jullie weten niet voldoende, zoveel is duidelijk. Dat is trouwens volstrekt normaal, we delen niet allemaal dezelfde ervaringen. Maar als je iets wilt maken over een minderheidsgroep, dan doe je dat mét die groep, niet alleen over. Wij zijn meer dan een eye-catching uithangbord voor diversiteit. Nothing about us, without us.