Direct naar artikelinhoud
InterviewStrandjutten

‘Ik weet waar en wanneer ter wereld een schip lading verliest, en hoe groot de kans is dat dit materiaal onze richting uitkomt’

‘Ik weet waar en wanneer ter wereld een schip lading verliest, en hoe groot de kans is dat dit materiaal onze richting uitkomt’
Beeld stephan Vanfleteren

Aäron Fabrice de Kisangani (22) vangt lichtgevende bacteriën, verzamelt boeien, koestert helmen en ruimt plastic. Hij wordt extatisch van een aangespoelde teenslipper. Zijn verlangen: ooit de ‘tjipetir’ vinden, de heilige graal van de strandjutter. Hij begeestert wandelaars met zijn verhalen. Zoals op een dag, op het strand van Oostduinkerke, Stephan Vanfleteren.

‘Ik ben strandjutter. Een dag zonder de zee, de getijden en winden is als een dag niet geademd. Ik heb een doel: langs de vloedlijn zoeken en me verwonderen over mijn aangespoelde vondsten.

“Oostduinkerke, mijn woonplaats, is de startplek; de Westkust tot diep in Frankrijk mijn geliefde kuststrook. Als ik ’s nachts in bed de zee hoor huilen, brullen of ruisen, ben ik een gelukkig man. Ik weet: straks zie ik haar terug. Waarom ik al dertien jaar lang elke dag het strand op ga? Ik vraag het me soms af als ik op een duin zit bij ­zonsondergang; of als ik gewoon tuur naar de horizon, de verscholen ­overkant, en naar dat ontzaglijke natuurgeweld tussenin.

“Het begon in Ierland, heel ­klassiek: met de ouders op vakantie, strandwandelingen maken en schelpjes rapen. Op mijn achtste vond ik de weg naar het strand hier, en speurde naar wat de golven aan wal afzetten: dode en levende dieren, voorwerpen.

“Eén voorwerp heeft me op mijn dertiende wakker geschud: een ­gebroken pijpenkopje dat uit het zand opstak. Zo vertederend. Onnuttig of achtergelaten, maar in mijn handen kreeg het weer waarde. En zo werd de strandwandelaar strandjutter. Een paar jaar geleden kwam het plastic rapen erbij. Ontzag voor de zee kon niet zonder engagement. En ook dat begon met één voorwerp dat ik opgroef uit het zand. Wat deed dat Nutella-vlootje daar?

“Ik ben jutter én Plastic Soup Warrior, kleine strijder tegen de polymeren afvalberg. Ik wou snel weten waar dat afval vandaan kwam. Wie de bron kent, ontbloot het probleem. Zie ik een massa plastic mosselstokken, -touwen en -netten aanspoelen; dan weet ik: van mosselkwekers. Als ik na een strakke noorderwind plastic waterflessen met Chinese letters –Nongfu Spring – opraap, berg ik Aziatisch scheepsafval. Van mosselkwekers tot scheepsreders, we moeten hen aansporen om duurzaam materiaal te gebruiken. Laat overheden daarop inzetten, internationaal, Europees, maar ook hier. Want wat doen al die ballonnen op ons strand en in de duinen? Je mag geen flesje op de grond gooien of je wordt beboet, maar trossen ballonnen het zwerk in sturen, mag wel. Daar loop ik, terwijl ik plastic puin ruim, over te piekeren.”

Gerecycleerd afval

“Ik weet waar en wanneer ter wereld een schip lading verliest, en hoe groot de kans is dat dit materiaal onze richting uitkomt. Net zoals jutters in Groot-Brittannië, Nederland en Frankrijk post ik op sociale media wat ik opraap en wat de oorsprong is.

“Laatst vond ik een teenslipper. Na enig zoekwerk bleek: van de MSC Maersk Shanghai, die in maart 2018 een paar containers verloor in Florida. En er dobbert nog meer rond. Vind je nu een Nike-schoen, dan komt die geheid uit die lading op drift. De Nikes zijn van Ocean Plastic gemaakt. Stel je voor, gerecycleerd plastic komt weer in de oceaan terecht. De ironie.

“Het is heel dubbel, ik weet het. Ik erger mij omdat er zo veel rommel in de zee belandt en toch sta ik gretig aan de kustlijn te collecteren. Jaren zocht ik naar een HP-inktpatroon afkomstig van een cargoverlies in de Atlantische Oceaan. De cassettes waren al in Cornwall, Ierland, de Azoren en Frankrijk gesignaleerd. De frustratie, omdat ik ze niet had. Tot ik op een dag op het strand een man afval zag rapen. Hij keek vreemd op toen ik na een korte blik in zijn zwerfvuilzak in het rond ging dansen. Daar lag ze, de cartouche. En ik kreeg ze. Het gaat niet alleen om dat object op zich. Het vertelt iets over de oceaan, het Kanaal en de Noordzee, over stromingen. En dat leg ik graag uit aan groepjes wandelaars of schoolkinderen.

Gerecycleerd afval
Beeld stephan Vanfleteren

“Jutten heeft zin. Verloren voorwerpen krijgen ook een tweede leven door erover te praten. Ze dragen een verhaal met zich mee, allemaal, kerstbal, boei, theefilter, muntstuk, dildo, rubber, sinaasappel, Barbie-pop, barnsteen, haaientand, auto-onderdeel, Romeinse kruik, ring, handschoen, condoom, speelgoedsoldaat, mortiergranaat.”

“Vorige week vond ik een boei uit Nova Scotia en iets later de eigenaar. Ik ben op Facebook bevriend met vissers uit Canada, uit Maine en Rhode Island, kreeftenvissers vooral die door een storm of aanvaring boeien kwijtspeelden. Boeien zijn prachtig, hun vorm, de kleurencombinaties, de ­cijfers en de exotische namen die ze dragen. Zoals mijn Spaanse boei met opschrift ‘Siempre Perla’. Een parel is het, losgerukt van een schip uit Galicië. Zijn verhaal belandt zeker in Stories behind Buoys Plastic, het boek dat ik wil schrijven.

Eendenmosselen

“Op de boeien leven kleine, zeld­zame soorten zoals de eendenmossel of de Columbuskrab. Laatst vond ik een boei uit Taiwan, zo zwaar wegens de eendenmosselen die eraan zaten verklonken. Ik heb er drie kilometer mee gesleurd tot aan mijn auto. Ik bewaar niet alles, thuis heb ik geen plek. Ik kan de boeien bij een vriendin achterlaten. Een honderdtal voorwerpen ligt in mijn wagen. Zoals een helm van P&O ferry’s. Toen ik die opraapte, was ik verrukt. Of de flessenpost die ik begin september vond. Flessenpost maakt me altijd week. En nu waren het twéé flessen. In eentje stak een brief, in het Duits, van een zevenjarige jongen, Benoit. Hij vroeg de vinder om terug te schrijven. In de tweede fles stak ook een Duitse brief met aanhef ‘Ik ben de oma van Benoit’. Of de vinder met haar kleinzoon wou ­corresponderen. Ik schrijf hem, nog deze week.

“Maar naast die kleine dada’s heb ik een grote droom. Als een soort ­ridder ben ik op zoek naar de heilige graal. Bij de jutters is dat een houten bord van een Japans schip dat zonk in de Eerste Wereldoorlog. Het schip verloor massa’s rubberbalen met op elke baal zo’n bord met Indonesisch opschrift ‘tjipetir’. Ik ken jutters in het buitenland die er een vonden. Dat is kicken, natuurlijk. Nee, er bestaat geen kampioenschap onder de jutters, we hebben geen ranking, maar we delen die trots. En wie iets bijzonders vindt, oogst respect.”

Rankpootjes

“Geen strandjutter zonder gereedschap: juten zak, verrekijker, foto-apparaat en vooral mijn zaklamp die 700 meter ver schijnt. Zo zie ik of het de moeite loont naar de plek te gaan waar ik iets zag liggen. Mijn geliefde outfit: een Mousqueton-jas, zoals de Franse vissers dragen, en een visserspet. Ik voel me een beetje een visser op het droge.

“Misschien had ik mariene bioloog moeten worden, maar ik had niet het studiehoofd om al die fysica en ­chemie in op te slaan. Ik koos voor tuinbouw. Mijn job bij de Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling bestrijding van de muskusrat in de water­wegen, bevalt me wel: op zoet water kanoën, spoorzoeken en het ecosysteem mee in evenwicht houden.

“Toch zit die bioloog ergens in mij. Nu zeul ik al de hele dag met twee bokalen, met in zeewater ronddobberende eendenmosselen. Gisteren gevonden op een aangespoelde boom. Een vreemd schouwspel is het, ik keek er al uren naar. Hoe uit die schelpen rankpootjes tevoorschijn komen op zoek naar plankton. Het is een open-zeesoort die je vooral vindt in de Atlantische Oceaan. Hun larven metselen zich in open water vast aan een drijvend voorwerp, maar straks zullen ze sterven, helaas. Overleven buiten de zee doen ze niet, hoe ik ook met mijn vingers door het water ga om ze zuurstof te geven.

Rankpootjes
Beeld stephan Vanfleteren

“Ook dat is zo dubbel: ik heb bewondering voor de exotische soorten die onze kusten bereiken, maar ze kunnen wel ons zeeleven bedreigen. Neem de Florida rock snail, een zeeslak die hier meepeuzelt van het voedsel van onze organismen. De vulkaantjes, een zeepoksoort die zich nestelt in aangespoelde wieren, zijn het bewijs dat door het opwarmen van het zeewater steeds meer soorten noordwaarts trekken. In mijn bokalen zie ik hoe het klimaat verandert.”

Vinvis antonius

“Heel soms spoelt een bijzondere exotische soort aan, uitgeput, ziek of dood. Zoals in De Panne een reuzenhaai, recht uit de Atlantische Oceaan. Ik was kwaad omdat ik te laat was verwittigd. Gelukkig overkomt me dat zelden. Ik heb een groot netwerk. Als er iets opmerkelijks aanspoelt, ben ik er meestal als eerste bij. Zoals bij de vinvis Antonius.

“Om zes uur ’s morgens stond ik voor die kolossale, op één na grootste walvis op aarde, met een gemengd gevoel. Triest, omdat hij dood voor mijn voeten lag. Maar ook verbijsterd en onder de indruk omdat ik hem mocht aanschouwen. En aanraken. Ik ben heel tactiel. Ik aaide over het gladde olieachtige vel, plukte een paar walvisluizen, voor het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuur­wetenschappen waarvoor ik vrijwilliger ben. Maar wat ik die ochtend vooral voelde, was een intense emotie. Wat betekende ik, nietige jongeman tegenover die enormiteit? Die baleinen alleen al. Ik heb mijn hand toen even in de onderkaak van de vinvis gelegd en de textuur aan de binnenkant betast. Zo zacht.

“Mijn zintuigen staan altijd op scherp. Misschien heeft het te maken met de gehoorschade die ik bij mijn geboorte opliep. Ik draag twee hoorapparaten en ik versta alles, maar die andere zintuigen werken op volle toeren. Ik kan heel ver en heel scherp zien. Mijn reukzin is enorm ontwikkeld. Zo kan ik ruiken wanneer het zal regenen. En dan is er mijn tastzin, ik móét alles aanraken.

“Ik kan ook een beetje voorspellen wanneer iets zal aanspoelen. Zoals begin vorige maand. We hadden een tijdlang zuidwestenwind gehad. Die blaast via het kanaal materiaal richting Noordzee, Noorwegen en Denemarken. Maar toen gebeurde het. Ineens draaide de wind naar noordnoordwest. Wow, dacht ik, over twee dagen spoelt het afval bij ons aan. Mijn voorspelling klopte. Het strand lag vol wierenslierten met mooie voorwerpen ertussen.”

De gevaren

“Op het strand ben ik nooit bang, ook niet ’s nachts. Soms zie ik bewegingen op het strand in de verte, of lichtjes, maar dan blijf ik op afstand. Rubber­bootjes met migranten erin zag ik nog niet vertrekken. Uiteraard lukken die overtochten zelden en zeker niet vanuit Calais. Ze drijven gewoon weg, onze kant op, door de zeestroming. Toch is het mogelijk. Gaan de rubberbootjes in Cap Gris-Nez de zee op, bij oostenwind en aftrekkend water dat richting Atlantische Oceaan trekt – kortom, zitten die parameters op één lijn – dan is er veel kans dat ze de overkant bereiken.

“Het raakt me enorm als ik lees over slecht georganiseerde en wanhopige pogingen, zoals van de asielzoeker die op een vlotje van plastic flessen, met één zwemvlies aan, de strijd met de zeestroming verloor. Uiteraard verloor hij. Hoe groot ook zijn verlangen en hoe zichtbaar Engeland, de onvoorspelbare zee wint altijd. Ik ken de gevaren van de zee, maar ook die maken me niet bang, Het vergroot alleen mijn respect. Om die reden ga ik zelden in het water. De zee is geen zwembad én ik weet wat daarin leeft aan krabben, kwallen en organismen.

De gevaren
Beeld stephan Vanfleteren

“Ook buiten de zee, op het strand, is er leven. Als ik ’s nachts met mijn zaklamp over de vloedlijn schijn, zie ik vaak vossenoogjes flikkeren. Ze jagen op meeuwen, eten vis, gaan pootjebaden. Zwemmen doen ook zij niet. De zeemuis wel. Nee, dit is geen grap. De zeemuis bestaat, het is een soort worm die bij storm al eens op het strand terechtkomt. Hij heeft prachtige iriserende haren, die reageren op invallend licht.”

Stephan

“Mijn passie stilt niet. Als ik op reis ben, mis ik de zee al na twee dagen, in al haar gedaantes: haar golvenspel, haar geur. Ik zie haar het liefst als het stormt, bij noorderwind, met hoge golven, als ze schuimkoppen afzet op het strand. Bij springtij zet ik me boven op de duinen en tuur ik naar het westen. Onder mij beuken de golven tegen het duinzand en boven mij schuiven de wolken. Ik zie de details, het bijzondere en het tijdloze. Ik zie dat ook in het werk van Stephan.

“Uiteraard kende ik zijn naam en zijn passie voor de zee, de vissers, de surfers, de IBIS-kinderen, de bunkers. Maar hoe hij er zelf uitzag, dat wist ik niet. Op een dag stond ik aan een groepje mensen uitleg te geven, onder hen een heel aandachtige man. Hij vroeg me ineens wie ik was en of hij een portret mocht maken. Ik taterde verder. Hij stelde de vraag opnieuw. Ik zei mijn naam en vroeg de zijne. Ik was totaal van slag. Bon, we zouden eens afspreken. Ik wachtte in spanning. Ook hij wachtte, op het juiste moment, het juiste licht. Op een dag stond ik in zijn studio en maakte hij een paar portretten; in de vooravond trokken we naar Zuydcoote bij laat licht. Daar samen staan, op ons beider biotoop. De max.

“Ik ontdekte gelijkenissen, gemeenschappelijke interesses, zijn passie voor oude landkaarten, voor kaarten van Afrika. En voor Afrika zelf, waar ik toch eens dringend naartoe moet, alleen al mijn naam ter wille. Hoe het precies zit, met die naam, weet ik niet goed. Ik heb Italiaans bloed, daar komt dat Fabrice vandaan. En ook iets Congolees, een van mijn voorvaderen kreeg de naam Kisangani wegens een goede verdienste of zo.

“Jutten is een eenzame hobby. Ik kijk soms weemoedig naar koppels die gearmd over het strand lopen; zelf had ik nog geen groot succes in de liefde. Welk meisje wil aan haar vriendinnen zeggen dat ze een lief heeft dat afval opraapt op het strand en voor het werk muskusratten doodt. En stel dat iemand me toch de moeite vindt, kan ik mijn strandjutten combineren met een relatie, of kinderen?

“Ik vrees dat ik de zee nooit los kan laten omdat zij mijn leven zin geeft, in een wereld die me vaak verwart. Toch wil ik ooit echt verliefd worden, graag zien, knuffelen en geknuffeld worden. Maar waar vind ik mijn geliefde? Aanspoelen zal ze niet doen. Tenzij als zeemeermin. Haha, dat zou nogal iets zijn: haar thuis in een bad vol zeewater leggen en er met mijn handen doorheen gaan om het water extra zuurstof te geven, zoals in mijn bokaal met eendenmossels.”

Zeevonk

“Nu, even ernstig. Hoe geboeid ik ook ben door mijn hobby, ik voel me vaak alleen. Ik kan lang stilzitten op het strand, piekerend, rusteloos. Dan denk ik: er zal toch niets aanspoelen zonder dat ik het zie? Waarom stresseert me dat? Heeft het betekenis wat ik doe? Welk nut heeft een mensenleven tout court? Waarom leeft de ene met volle teugen en maakt een ander er een einde aan? Ik heb het al in mijn omgeving meegemaakt. Wat zijn we kwetsbaar, eindig en hoe oneerlijk is alles verdeeld.

“Ik vind het leven kostbaar én moeilijk, maar op het strand kan me niets gebeuren. De zee heeft mij nog geen onaangename kanten getoond. Ik kan ook niets lelijks over haar bedenken. Zelfs als het winter is en het strand vastgevroren en ik voorwerpen moet loskappen uit het zand. De magie blijft.

“Soms neem ik dingen die in de zee leefden mee naar huis, lichtgevende kwallen of zeevonk, een eencellige alg die een blauwig-groene gloed geeft. Of lichtgevende bacteriën. Die zijn echt top. Ik heb ooit een sliert wieren vol met die bacteriën in een bakje naast mijn bed gezet, en er af en toe op geduwd. Mijn kamer baadde in een zacht groenig licht. Met zeevonk in een fles staan schudden in het donker, dat heb ik ook al gedaan. Het is betoverend mooi, maar ik slaagde er niet in het op foto vast te leggen.

“Tja. Wat in de zee leeft, laat zich moeilijk vangen. Niet in een beeld, niet in een fles.”