Direct naar artikelinhoud
DubbelinterviewVlees

‘Eet je graag vlees, dan moet je in staat zijn het zelf te doden’

Lidewey van Noord (l.) en Roanne van Voorst.Beeld Wouter Van Vooren

We eten veel én goedkoop vlees, en dat is nefast. Daarover zijn Roanne van Voorst (36) en Lidewey van Noord (34) het eens. Maar terwijl de eerste voor veganisme pleit, zegt de andere: ‘Eet je graag vlees, dan moet je in staat zijn het zelf te doden.’

In 2018 werden elke maand 26,51 miljoen dieren geslacht in België. Volgens die pas vrijgegeven cijfers van Statbel, het Belgische statistiekbureau, zijn daar 25 miljoen kippen, 936.000 varkens, 74.000 runderen, 64.000 kalkoenen, 11.000 schapen, 3.000 eenden, 4.000 andere soorten gevogelte, 1.500 geiten en ook nog eens 500 paarden bij. Grof omgerekend betekent dit dat er alleen al in ons land elke dag tussen de 900.000 en 1 miljoen dieren worden geslacht.

De kans is groot dat er de voorbije dagen ook op uw feestelijk bord een dood dier lag. Dat u bovendien gezocht hebt naar een zo laag mogelijke prijs voor dat stuk ree, zalm, koe, varken, haas, eend, everzwijn of kabeljauw, en die ook gevonden hebt. Een systeem dat niet houdbaar is, zeggen Roanne van Voorst en Lidewey van Noord.

De twee Nederlandse auteurs schreven in 2019 allebei een boek over dieren eten. Waar ze het over eens zijn, is dat de huidige industriële vleesindustrie een uiterst negatieve impact heeft op het welzijn van dieren en op het klimaat. Waarin ze radicaal verschillen, is hoe het dan anders moet.

ROANNE VAN VOORST

• geboren in Utrecht in 1983, woont in Amsterdam

• is schrijver en antropoloog, geeft ook lezingen en maakt podcasts

• deed langdurig veldwerk in conflictgebieden, sloppenwijken en vluchtelingenkampen

• schreef o.a. Jullie zijn anders als ons (over jongeren met migratieroots) en De beste plek ter wereld, waarvoor ze een jaar in Jakarta (Indonesië) ging leven

• is te volgen op Facebook, Instagram, Twitter en roanne­vanvoorst.com

Roanne van Voorst, voor u is het een tiental jaar geleden begonnen met een artikel uit The New York Times, waarin u las dat stiertjes die op grote melkveehouderijen worden geboren vrijwel direct worden afgemaakt.

Roanne van Voorst: “Stiertjes geven geen melk en hebben dus geen nut in de melkindustrie. Later leerde ik dat dit ook voor haantjes geldt: mannelijke kuikens die geboren worden in een kippenboerderij kunnen geen eieren leggen en daarom worden ze levend vermalen of vergast. Die dieren moet dus dood omdat ze ‘restproducten’ zijn van onze melkindustrie. Ik was toen al vegetariër, maar ik heb dan beslist om ook geen zuivelproducten meer te consumeren. Ook omdat de impact van de zuivelindustrie op het milieu enorm is.

“Veganisme is voor mij een politiek statement. Hoe meer mensen goedkoop vlees blijven kopen, hoe meer ze het huidige systeem steunen. Een systeem dat veel slachtoffers maakt: de dieren, de boeren die steeds maar moeten opschalen omdat ze het anders niet meer redden, en het klimaat.

“Ik besef wel dat het in dit deel van de wereld heel wat makkelijker is om veganistisch te eten omdat er hier prima plantaardige alternatieven zijn. Van mensen uit Groenland of uit de sloppenwijken in Indonesië – twee plekken waar ik lang woonde voor mijn antropologisch onderzoek – kun je dat niet verwachten.”

LIDEWEY VAN NOORD

• geboren in Amersfoort in 1985

• woont in het noorden van Italië

• schreef met Pellegrina, Une belle histoire en Peter Sagan drie boeken over wielrennen

• schreef in 2015 en 2016 columns over de Tour de France voor de Volkskrant

• werkte jarenlang mee op boerderijen wereldwijd en schreef daar Terug naar de natuur over

• is te volgen op lideweyvannoord.nl, Instagram en Twitter

Lidewey van Noord, u hebt meegedraaid op verschillende boerderijen wereldwijd, en zo kwam u tot het inzicht dat zelf in je voedsel voorzien je vrijheid, voldoening en onafhankelijkheid geeft.

Lidewey Van Noord: “Klopt, en het voedsel dat je eet krijgt weer waarde als je het zelf teelt of kweekt. Ik heb enkele jaren geleden Amsterdam verruild voor het Italiaanse platteland, en heb op kleine schaal al geprobeerd om wat groenten en fruit te kweken. Binnenkort komt er een moestuin, en het ideale zou zijn om zelf ook dieren te houden, maar daar heb je wel veel ruimte voor nodig.

“Kost dat niet veel tijd, vragen mensen me dan? Natuurlijk, maar dat is juist het punt, dat je tijd besteedt aan de dingen die je belangrijk vindt. Onze band met de natuur is verdwenen. We kopen onze prei en aardappelen en voorgesneden stukken vlees in de supermarkt, en weten niet meer dat boeren moeten zaaien, oogsten, fokken en doden voor dat voedsel op ons bord.”

U schrijft: wie vlees wil eten, moet een dier doden, en het is omdat we daar zo ver van afgeweken zijn, dat we de waarde van vlees niet meer inschatten.

Van Noord: “Het doden en slachten afschuiven op anderen is makkelijk: je hoeft er niet naar te kijken en niet bij stil te staan. Volgens sommigen zou het dus de regel moeten zijn dat als je vlees wilt eten, je ook in staat moet zijn om zelf dat dier te doden, omdat dat het moeilijkste deel is van vlees eten. Ik kan me daar wel in vinden.

“In augustus 2017 vertrok ik naar Nieuw-Zeeland om er een jaar lang op boerderijen te gaan werken. Vijf maanden bracht ik door op Blue Duck Station, een schapen- en runderboerderij van 2.900 hectare. Daar heb ik zelf een geit geschoten. Daarna heb ik ze mee helpen slachten, en een paar dagen later hebben we ze opgegeten. Ik heb me daar veel minder schuldig over gevoeld dan ik ooit gedacht had. Die geit had een goed leven gehad in de vrije natuur, was met één welgemikt schot om het leven gekomen, en bovendien is de overpopulatie van geiten een groot probleem in die streek, omdat de dieren waardevol natuurgebied bedreigen.”

Praktisch gezien is het voor de meeste mensen wel wat moeilijk om zelf hun vlees te schieten.

Van Noord: “Natuurlijk. Maar dan is biologisch vlees al een beter alternatief. Vlees moet weer een luxeproduct worden, vind ik, in plaats van iets wat we zonder nadenken in de pot zwieren. Zelf eet ik momenteel bijna geen vlees, omdat ik geen auto meer heb en dus niet langer naar die ene slager in de stad kan van wie ik weet dat hij ook biologisch vlees verkoopt.”

Roanne, volgens u bestaat biologisch vlees niet.

Van Voorst: “Als je de uitstoot van broeikasgassen wilt tegengaan, haalt biologisch vlees amper iets uit. Voor de duidelijkheid: ook plantaardig eten zorgt voor uitstoot, maar zelfs de plantaardige producten die het meest uitstoten zorgen voor minder CO2 en andere gassen dan de dierlijke producten die het minst uitstoten. Daar zijn bijna alle wetenschappers het over eens.

“Ik betwijfel ook of biologisch vlees voor meer dierenwelzijn zorgt. Ook in een biologische veehouderij worden kalveren direct na de geboorte van de moeders weggenomen, zodat wij de moedermelk kunnen opdrinken, en ook daar worden koeien na vijf jaar constant zwanger te zijn geweest geslacht terwijl koeien normaal twintig jaar worden. Daarnaast zijn niet alle labels goed te controleren voor de consument. Ik woonde lang in de VS, er zijn daar boerderijen die het label ‘biologisch’ mogen gebruiken terwijl er zevenduizend dieren in kleine hokken staan. De productie van vlees en zuivel is gewoon slecht voor dierenwelzijn en klimaat, daar verandert zo’n label niets aan.”

Beide auteurs zijn het over één ding eens: “Stressloos slachten in een slachthuis is een illusie.”Beeld ANP XTRA

Van Noord: “Maar wat ik me altijd afvraag bij mensen die pleiten voor plantaardig eten: hoe zit het met de bemesting van groenten en fruit? Als je geen dierlijke mest gebruikt, moet je je toch wenden tot kunstmest? Die is ook slecht voor het klimaat, want die put de aarde ook uit. Dat vind ik de paradox bij veganisten: ze scharen zich zogezegd aan de kant van de natuur, maar er wordt niet nagedacht over de consequenties van hun beslissingen op de natuur.”

Van Voorst: “Je maakt hier een terecht punt. Het is naïef om te denken dat als je geen dieren of dierlijke producten meer eet, je dan onschadelijk zou zijn. Met elke stap die een mens zet, doodt hij insecten. Wat de mest betreft: er zijn boeren die voor hun planten de mest gebruiken van enkele runderen die ze vrij laten grazen, en die na een aantal jaren een mooie oogst hebben. Andere boeren gebruiken een beetje kunstmest, afhankelijk van de grond. Maar eigenlijk is er nog te weinig over geweten. De boeren met wie ik sprak en die zijn overgestapt van de veehouderij naar tuinieren, zijn nog volop aan het testen. Daarom pleit ik ervoor om subsidies te geven aan boeren die durven over te schakelen. De ontwikkelingen rond kweekvlees vind ik in dat opzicht ook wel heel interessant.”

Van Noord: “Ik wil dingen eten die groeien en op een natuurlijke manier ontstaan zijn. Nepvlees bijvoorbeeld vind ik verschrikkelijk, jakkes. Het is een belediging voor de planten waarvan het is gemaakt, én voor het dier dat het probeert na te bootsen. Je weet totaal niet wat je eet. Ik pleit voor transparante producten, of het nu planten of dieren zijn. Ik heb er begrip voor dat mensen voor nepvlees kiezen als ze een vleesvervanger zoeken, maar voor mij is het echt geen optie. Wat ik me ook nog afvraag, Roanne: jij hebt een hond, is een vleesetend huisdier geen probleem voor veganisten?”

Van Voorst: “Veganisten zijn daar verdeeld over. Katten hebben vlees nodig, een hond minder, die is omnivoor en kun je af en toe plantaardige brokken geven. Ik snap je bedenking, die is terecht. Maar mijn punt is vooral dat we als mens geen vlees nodig hebben om gezond te blijven, er veel alternatieven zijn, en we toch meedraaien in een absurd systeem dat steeds groter wordt.”

Lidewey, u neemt in uw boek expliciet de verdediging op van de boeren. Hoe komt dat?

Van Noord: “Door zo vaak op boerderijen te hebben gewerkt, heb ik veel waardering en bewondering voor het ambacht gekregen. Boeren weten zo veel van de natuur dat wij niet weten. Er zit een enorme kennis verscholen achter al hun producten. Wegens de recente, soms gewelddadige boerenprotesten wordt het in Nederland steeds moeilijker om ze te verdedigen, maar ik begrijp hun woede wel. De boeren zijn ook maar meegegroeid in een systeem dat hun is opgelegd. Jarenlang kregen ze subsidies om te doen wat ze doen, en nu ineens zouden ze volgens nieuwe beleidsregels alles moeten veranderen.”

Lidewey van Noord (l.): “Ik vind veel veganistische activisten heel opdringerig: ze laten je niet toe om iets anders te denken.”Beeld Wouter Van Vooren

Van Voorst: “De boeren zijn evengoed slachtoffer van dat systeem van opschalen, waarbij alles steeds sneller en goedkoper moet. Tegelijk snap ik ook de woede van de dierenactivisten wel. Al meer dan tien jaar zeggen zij dat het niet oké is wat er in die megastallen gebeurt, maar het dringt niet tot ons door. Als ze er dan stiekem met een cameraatje gaan filmen, denken de mensen: ach, dit is een incident, die mishandeling van dieren komt doorgaans niet voor in stallen. Wel, de realiteit is dat het dagelijkse kost is.”

Lidewey, snapt u de beweegredenen van dierenactivisten?

Van Noord: “Ik begrijp de beweegredenen van veganisten alleszins beter na het lezen van Roannes boek. Ik schrok toch van de cijfers die ze geeft over de impact van de vleesindustrie op het klimaat. Ik snap dat radicaal stoppen met vlees en zuivel eten het verschil zou maken. Maar ik vind het moeilijk dat veganisten, net zoals radicale gelovigen, denken dat ze de absolute waarheid in pacht hebben en dat anderen die zonder meer moeten aanvaarden. Ik vind veel veganistische activisten heel opdringerig: ze laten je niet toe om iets anders te denken. In jouw verhaal hoor ik wel meer nuance, Roanne.”

Van Voorst: “Misschien klinkt het vaak radicaal wat veganisten zeggen, maar dat komt ook omdat veel mensen de feiten niet kennen. Het is bijvoorbeeld niet omdat er ‘scharrelkip’ op een doosje eieren staat dat die kippen lustig op grote weides kunnen rondscharrelen. In werkelijkheid leven ze met gemiddeld negen stuks op een vierkante meter, en ‘loslopen’ doen ze met honderden in een enorme, afgesloten stal. Veel mensen weten ook niet dat scharrelkippen zo snel groeien dat het lucratief is voor pluimveehouders om ze na ongeveer negen weken al te slachten.”

Jullie hebben het in jullie boeken allebei uitgebreid over het gebrek aan dierenwelzijn in de industriële vleesindustrie.

Van Noord: “De slacht is nog steeds een gruwelijk iets. Daar schrijven we gelijklopende dingen over, denk ik. Alleen laat ik het in het midden wat je daar als consument mee doet. Er zijn helaas mensen voor wie het niets uitmaakt dat een dier lijdt, als zij hun goedkope biefstuk maar kunnen kopen in de supermarkt. Ik vind het moeilijk om dat te begrijpen, maar ik kan daar verder niet veel aan doen. En zolang die groep mensen groot is, is het heel moeilijk om iets te veranderen. Omdat zij door die goedkope biefstuk te blijven kopen die industrie blijven steunen.”

Van Voorst: “Ik heb er weleens over gedacht om voor de boekpublicatie een Instagram-post te maken waarop ik mijn hond zogenaamd een pistool tegen zijn kop zou zetten. Dat werd mij afgeraden. Mensen zouden woedend worden. Maar waarom dan? Er zijn mensen die door ons betaald worden om dagelijks pistolen tegen de hoofden van dieren te zetten. Alleen zijn dat geen honden, maar varkens, koeien, lammeren, kalveren, schapen, noem maar op.”

U hebt ooit een geit gedood, geslacht en opgegeten, Lidewey. Zou u dat ook met een hond kunnen doen?

Van Noord: “Ik vertel dit eigenlijk liever niet, maar op de schapenboerderijen in Nieuw-Zeeland zijn ook veel herdershonden aan het werk. Op een gegeven moment worden die honden echter te oud om te werken, en blijven ze wel geld kosten, want ze moeten eten. Sommige herders kiezen er dan voor zo’n hond af te schieten. Vaak doen de herders dat voor elkaar, omdat ze het zelf niet kunnen. Is dat hard? Ja, maar het alternatief is dat je geld blijft uitgeven aan voer voor een hond die de rest van zijn leven in een kleine kennel zit opgesloten, en daar een of twee keer per dag eventjes uit mag.

“Ik ben er in principe ook niet tegen dat in China hond gegeten wordt. De manier waarop honden daar gefokt en gehouden worden is verschrikkelijk, maar dat ze als voedsel dienen, daar heb ik in se geen problemen mee, als ze tenminste op een fatsoenlijke manier gedood worden. Waarom zou er zo’n groot moreel verschil zijn tussen koeien en honden eten?”

Van Voorst: “Toen ik in Groenland woonde en werkte, had ik ook minder moeite met jagers die schoten op hun eigen wild. Ik ben toen weleens mee op zeehondenjacht geweest. Die beesten zitten te zonnen op een ijsschots, krijgen ineens een kogel door hun kop en zijn dood. Dat lijkt me een goede dood. Maar het belangrijkste argument voor mij is dat de mensen daar echt niets anders te eten hebben dan vlees.”

Zo’n manier van sterven noemt u ‘humaan slachten’, Lidewey. Dat is een interessante combinatie van woorden.

Van Noord: “In mijn ideale wereld sterven dieren door wat de ‘mobiele jacht’ wordt genoemd: terwijl een beest staat te grazen in een wei, wordt het met één welgemikt schot gedood, en hoeft het dus geen angst of lijden te doorstaan. Voor mij is dat inderdaad een humane manier van dieren doden. In Nieuw-Zeeland zijn er zelfs bedrijfjes die daar hun businessmodel van hebben gemaakt.”

Van Voorst: “Ik sprak met enkele biologische boeren die niet meer konden leven met het feit dat hun dieren geslacht werden in een slachthuis. Een boer vertelde me dat zijn klanten enthousiast waren over het biologische en eerlijke vlees dat hij aanbood, maar zelf beschouwde hij het op den duur als een grote leugen. Als hij zijn beesten naar de slacht moest vervoeren, raakten ze in paniek, en moest hij ze dus schoppen om hen in de vrachtwagen te krijgen. In het slachthuis roken ze het bloed en gingen ze tegenstribbelen en gillen. Er bestaat geen humane dood in het slachthuis, vertelden die boeren me.”

Roanne van Voorst (l.): “Veel mensen verlangen weer naar de natuur en naar simpeler leven, maar als ze de term veganisme horen, denken ze dat hun iets wordt afgepakt.”Beeld Wouter Van Vooren

Van Noord: “In mijn boek beschrijf ik hoe ik zelf ooit honderden lammetjes op een vrachtwagen moest krijgen. Ik moest die dieren opjagen met lawaai, want voor de boer ging het niet snel genoeg, terwijl alles in mij zei dat ik dit helemaal niet wilde. Het was voor mij een van de moeilijkste momenten ooit op een boerderij.”

U schrijft ook dat u diezelfde avond toch nog het vlees van een ander lam gegeten hebt. Kunt u uitleggen hoe het komt dat u dan die disconnectie maakt?

Van Noord: “Die disconnectie is iets wat de meeste mensen maken. Misschien is dat de enige manier om toch nog vlees te kunnen blijven eten. ‘Het lam dat ik nu eet is vast niet het lam dat slecht behandeld werd in het slachthuis’: die gedachte. Terwijl een slachthuis gewoon een vreselijke plek is. Zelfs als de dieren niet mishandeld worden. De geuren, de geluiden, de gangen waar ze door moeten…”

Van Voorst: “Stressloos slachten in een slachthuis is een illusie.”

Van Noord: “Dat klopt.”

En toch luidt uw conclusie, Lidewey, dat u er geen moeite mee hebt dat dieren sterven voor onze vleesconsumptie.

Van Noord: “Het gekke is dat ik tijdens het schrijven van die conclusie ook een stemmetje in mijn hoofd hoorde dat tegenargumenten gaf. Want waar ligt precies de grens? Wat maakt dat je wel een dier mag doden maar geen mens? Het is ontzettend moeilijk om vlees eten te verdedigen.”

Waarom doet u het dan?

Van Noord: “Omdat ik denk dat het grootste probleem is dat wij ons hebben losgekoppeld van de natuur. Veel hedendaagse problemen, zoals stress, overgewicht, vervuiling of voedselverspilling, zijn volgens mij een gevolg van die kloof tussen ons en de natuur. Wij zijn onszelf gaan zien als iets wat helemaal losstaat van een ecosysteem. We vinden het oké dat er veel geweld in de natuur heerst en dieren elkaar opeten, maar als het om de mens gaat, komt daar ineens een moreel geweten bij kijken. Ik zie de mens echter als onderdeel van de natuur, ik maak abstractie van dat moreel geweten, en dan vind ik het niet per definitie slecht om een ander dier te doden.

Van Voorst: “Ik denk dat het terecht is als je zegt dat we helemaal ontkoppeld zijn van alles wat met natuur en dood te maken heeft. Daarbij zoeken we voortdurend redenen die moeten aantonen dat wij boven de dieren staan: ze hebben niet dezelfde emoties, verstandelijke of taalkundige vermogens. Maar zulke argumenten worden selectief toegepast. Zoals filosoof Peter Singer zei: als het argument om een varken te doden is dat het niet hoog scoort op een IQ-test, is het dan ook toegestaan dat we een mentaal gehandicapte doodschieten?”

Bovendien zeggen wetenschappers dat varkens even slim en sociaal zijn als bijvoorbeeld honden.

Van Voorst: “Exact. En dat dieren wél emoties hebben. Ze kunnen pijn en stress ervaren, dat is wetenschappelijk bewezen. Soms doe ik dit gedachte-experiment: wat als een groepje mensen straks evolueert naar wezens die slimmer zijn dan wij, of andere emoties hebben dan wij? Mogen zij ons dan ook willekeurig neerknallen of levend door de hakselaar halen? Je kunt het vergezocht noemen, maar dit is wel wat gebeurt: omdat een bepaald wezen vindt dat hij belangrijkere kwaliteiten heeft, mag hij andere wezens onverdoofd castreren, of elk jaar bezwangeren door een metalen buis in hun vagina te duwen, of hun kalveren wegnemen vlak na de geboorte omdat de melk van de moeder niet naar het kalf gaat maar voor menselijke consumptie is bestemd.”

Ik denk dat veel mensen zulke zaken nog niet weten.

Van Noord: “En zelfs als je het weet, heb je zo’n moeder nog niet horen brullen. Ik werkte ooit op een buffelboerderij, waar ze heel lekkere kaas en yoghurt maken van buffelmelk. Zodra er een kalfje wordt geboren, moet het bij de moeder worden weggehaald, want hoe langer ze bij elkaar zijn, hoe moeilijker het wordt om ze te scheiden. Dat kalf wordt dan snel uit het weiland geplukt en op de achterbank van een 4x4 geladen, om er vervolgens snel mee weg te rijden. Dat is heel heftig. Je hoort die moeder loeien. Twee, drie dagen lang. De kalfjes zijn ook helemaal de kluts kwijt. Ze weten niet hoe ze moeten drinken van de fles. Een mens moet hun dat dan leren. Na een paar dagen beschouwen ze jou als moederfiguur. Zodra ze je zien, komen ze op je afrennen en tegen je aan staan.”

‘Eet je graag vlees, dan moet je in staat zijn het zelf te doden’
Beeld Wouter Van Vooren

Lidewey, u schrijft nog iets interessants over de Britse milieu-activist Paul Kingsnorth, die er op een gegeven moment de brui aan geeft. Hij zegt: ‘Het idee dat we technologieën zullen uitvinden en oplossingen zullen bedenken die de wereld gaan redden is een psychotisch narratief.’ Dat zou je gemakkelijk kunnen lezen als: après nous le déluge.

Van Noord: “Hij bedoelt vooral dat we onszelf niet moeten wijsmaken dat de oplossing voor ons klimaatprobleem in technologie ligt. Toch is het wat veel mensen nu hopen: dat we met windmolens en elektrische auto’s op dezelfde manier zullen kunnen blijven leven, vliegen en rijden, zonder al te veel opofferingen te doen. Wij zijn erg geneigd om technologische ontwikkelingen als redmiddel te zien, maar wat echt aangepakt moet worden, is de opschaling. Daarmee zijn we in de problemen geraakt, en daar moeten we vanaf.”

Van Voorst: “Ik onderschrijf het gevaar van technologische naïviteit helemaal. In het duurzaamheidsdebat gaat het bijvoorbeeld de hele tijd over elektrisch vliegen, maar als je vraagt wanneer we dat dan zullen kunnen doen, antwoorden wetenschappers: nou, daar zijn we nog lang niet, hoor, zelfs 2050 wordt twijfelachtig. Waarom wordt het dan telkens weer als oplossing gepresenteerd?”

Van Noord: “Wel ironisch dat we dit gesprek op de luchthaven van Schiphol voeren, omdat ik net geland ben van een vlucht uit Italië.”

Van Voorst: “Ik vlieg bewust minder, maar natuurlijk doe ik het ook nog weleens, je kunt niet verwachten dat mensen nooit meer zullen reizen. Maar waarom zouden overheden niet de zeer onpopulaire boodschap kunnen brengen dat we nog maar maximaal 1 keer per jaar toeristisch mogen vliegen? De oplossing voor het klimaatprobleem zal hem toch vooral zitten in simpeler en minder. We zouden opnieuw het leef- en voedingspatroon van onze grootouders moeten aannemen. Die aten bijvoorbeeld lang niet zoveel vlees en zuivel als wij.”

Van Noord: “Ik roep duidelijk op tot het maken van andere keuzes, in de hoop dat er iets verandert. Maar zolang je een overheid hebt die het tegenovergestelde blijft subsidiëren, is het heel frustrerend. Gelukkig voelt het goed om zelf al iets te doen.”

Jullie worden er niet moedeloos van?

Van Noord: “Soms wel, als ik de zoveelste doemberichten zie opduiken in onderzoek of kranten. Maar als ik in Italië in het bos achter mijn huis dennenappels aan het rapen ben om de kachel mee aan te steken, heb ik er geen last van. Misschien leef ik wel een beetje zoals Paul Kingsnorth. (lacht) Ik hoor trouwens steeds meer mensen die dat ook zouden willen: je terugtrekken op het platteland, met een moestuin en een serre, misschien een geit en een koe.”

Van Voorst: “Grappig wel, want veel mensen verlangen weer naar de natuur en naar simpeler leven, maar als ze de term veganisme horen, denken ze dat hun iets wordt afgepakt. Die hunkering naar je terugtrekken uit de maatschappij snap ik overigens heel goed, ik heb er zelf geregeld last van. (lacht) Ik vind het wel gevaarlijk als dat gebeurt door mensen zoals jij en ik, Lidewey, die zicht hebben op de zaak, feiten en cijfers kennen en zelf onderzoek hebben verricht. Weet je, ik sta geregeld op een podium met mijn verhaal, en ik doe dat echt niet graag – laat mij liever onderzoek doen en schrijven – maar ik vind het belangrijk dat mensen weten wat er aan de hand is. Dat ze doorheen labels als ‘biologisch’ en ‘vrije uitloop’ kunnen kijken, en meer beseffen welke producten ze écht kopen.”

Lidewey van Noord, Terug naar de natuur, uitgeverij Volt. 

Roanne van Voorst, Ooit aten we dieren, uitgeverij Podium.