"Partijen moeten nog meer openstaan voor niet-leden"

Welke rol spelen partijleden nog vandaag? Die vraag stelden politieke wetenschappers van de Universiteit Gent aan meer dan 3.500 partijleden van CD&V, Groen, N-VA, Open VLD en SP.A. Het boek "Wie is nog van de partij?" van professor Bram Wauters is het sluitstuk van het onderzoek. Hieruit blijkt dat veruit de meeste leden van de Vlaamse politieke partijen het helemaal niet erg zouden vinden als niet-leden meer invloed krijgen in hun partij. Voor heel wat leden mogen niet-leden zelfs hun zegje doen bij het opstellen van de kieslijsten.
Archieffoto

Partijhoofdkwartieren hebben enorm veel in de pap te brokken in de Belgische politiek. Ze vormen samen regeringen, hebben grote invloed op het programma ervan, beslissen wie minister wordt, sturen het stemgedrag van hun parlementsleden, bepalen wie een verkiesbare plaats krijgt, benoemen topmensen in de administratie en ga zo maar door.

Of de partijtop zich daarbij veel laat sturen door de basis? De leden zelf denken alvast van wel. Uit hun bevraging van 3.500 partijleden besluiten Wauters en co dat ze hun eigen invloed relatief hoog inschatten. Bij Groen leeft dat gevoel het sterkst, de leden van CD&V achten hun eigen invloed het kleinst. Leden van alle bevraagde partijen (N-VA, CD&V, Open VLD, SP.A en Groen) zouden hun invloed trouwens liefst nog zien groeien.

Opvallend is dat 86 procent van de leden, over de partijgrenzen heen, gerust ook meer invloed wil voor niet-leden. Dit keer staan de leden van Groen daar het minst voor te springen. Het lijkt er dus op dat zij menen dat ze veel inspraak hebben en die niet graag uit handen geven. Voor Open VLD-leden hoeft er dan weer nauwelijks een verschil te zijn in invloed tussen leden en niet-leden.

Worden de vragen concreter, dan valt die inschikkelijkheid in alle partijen wel wat terug. Toch noemt nog steeds een meerderheid van de leden het "zeer wenselijk" (16%) of minstens "tamelijk wenselijk (37%) dat niet-leden invloed zouden krijgen bij het aanduiden van de lijsttrekker. Een mogelijkheid die bijvoorbeeld al bestaat bij sommige partijen in Italië en Frankrijk.

Geen weerspiegeling samenleving

Wauters en zijn collega's stelden voorts vast dat actieve leden niet per definitie negatiever staan ten opzichte van inspraak voor niet-leden, integendeel. Oudere leden blijken positiever over inspraak voor niet-leden, terwijl hoogopgeleide leden er net minder voor open staan dan hun lager opgeleide partijgenoten.

Elders in het boek houden de Gentse politicologen de ledenbestanden van de Vlaamse partijen ook vanuit andere hoeken tegen het licht. Hun uitgangspunt is immers dat veel partijen, en zeker de traditionele, "in crisis" verkeren. Ledenaantallen vallen terug, het vertrouwen in partijen is opvallend laag, kiezers lijken soms sneller te wisselen van partij dan van ondergoed en heel wat burgers zoeken andere manieren om op het beleid te wegen.

Concreet blijkt uit het onderzoek nog dat de Vlaamse partijen allerminst een goede weerspiegeling zijn van de samenleving. Vooral jongeren, laaggeschoolden, etnische minderheden en vrouwen blijken ondervertegenwoordigd. En dat laat zich wellicht ook voelen in de partijstandpunten, aangezien laaggeschoolden kritischer staan tegenover globalisering en jongeren duidelijk progressiever zijn op moreel-ethisch vlak.

Pogingen om een zo breed mogelijke groep kiezers aan te spreken, maken bovendien dat de onderlinge verschillen tussen de partijen in Vlaanderen niet altijd bijster groot zijn. Belangrijke kanttekening daarbij is weliswaar dat Vlaams Belang weigerde mee te werken en dat de leden van het kleine, radicaal-linkse PVDA evenmin bevraagd werden.

Geen leden meer nodig?

Tot slot staan Wauters en zijn collega's stil bij alternatieve manieren waarop burgers participeren en proberen het beleid te beïnvloeden, buiten de politieke partijen om. Denk aan actiegroepen, petities, boycots of betogingen. Hun besluit is dat deze initiatieven niet zozeer in de plaats komen van partijlidmaatschap, maar net erg complementair blijken. Alternatieven hoeven dus niet het einde te betekenen van het partijlidmaatschap zoals we het nu kennen, luidt het.

Omgekeerd hebben partijen vandaag minder nood aan leden, zo lijkt het wel. De staat voorziet immers in de overheidsfinanciering. Tegelijk zorgt de professionalisering van partijen - die hun standpunten vaker baseren op statistieken en hard cijfermateriaal - ervoor dat partijen geen leden meer nodig hebben om te weten wat er in de samenleving leeft. "Eigenlijk zijn er enkel voor de rekrutering van potentiële kandidaten voor partijfuncties of voor een vertegenwoordigend mandaat (...) niet meteen alternatieven voorhanden", besluiten de Gentse onderzoekers.

Algemene conclusie? De academici verwachten steeds lossere en meer dynamische banden tussen burgers en partijen, weliswaar met telkens nog een kleine kern van 'die hard'-partijleden. Dat zou kunnen leiden tot "partijen met verschillende snelheden", waarbij uiteenlopende vormen van betrokkenheid mogelijk zijn. Wauters en zijn collega's noemen de Innesto-operatie van CD&V en de SP.A-vernieuwingsoperatie 'Jij maakt morgen' alvast "schuchtere pogingen" in die zin.

Meest gelezen