Direct naar artikelinhoud
Essay

Waarom erven niet hetzelfde is als de Lotto winnen

Bart Eeckhout houdt een pleidooi voor de erfbelasting
Beeld Elise Vandeplancke

Geen taks wordt zo verafschuwd als de erfbelasting. Toch is het de meest rechtvaardige belasting van allemaal. Als ze tenminste goed geheven wordt, schrijft Bart Eeckhout, hoofdredacteur van De Morgen.

Rutten of Rutte, het scheelt maar een lettertje. Soms scheelt het nog minder. De aanval, afgelopen week, van Open Vld-voorzitter Gwendolyn Rutten op de erfbelasting is een kopie van wat de huidige Nederlandse liberale premier Mark Rutte al jaren roept.

“Het ideaal: ‘de belasting op verdriet’ gewoon afschaffen”, stelde mevrouw Rutten op Twitter. “Dat is zelfbeschikking en respect voor eigendom. Dat is liberaal. Linkse denkers willen de erfbelasting omhoog – no way.

Dat het ‘liberaal’ is om de erfbelasting af te schaffen, klopt alvast niet. Daarover straks meer. De benaming ‘belasting op verdriet’ is een poging om met een emotioneel aangrijpend beeld een nieuw en sterk negatief frame rond de erfbelasting te schroeven. Qua fijnzinnige woordkeuze moet het amper onderdoen voor ‘deportatiewet’ of ‘achterhuiswet’, vondsten vanuit de linkse oppositie voor nieuwe vluchtelingenwetten- of wetsontwerpen.

De benaming ‘belasting op verdriet’ is een poging om met een emotioneel aangrijpend beeld een nieuw en sterk negatief frame rond de erfbelasting te schroeven

Exact hetzelfde probeerde Mark Rutte meer dan tien jaar geleden al. In 2007 lanceerde hij, toen nog als oppositieleider namens de VVD, de term ‘sterftaks’. Die wilde de liberaal afschaffen. Een belofte die hij in de voorbije acht jaar van regeringsleiderschap overigens naliet uit te voeren.

“Het is de minst rechtvaardige van alle belastingen”, sprak Mark Rutte destijds in De Telegraaf. “Je hele leven betaal je al belasting en als je per ongeluk wat overhoudt, komt het blauwe gevaar nog een keer langs.” Eerst Rutte en vervolgens Rutten zetten zo het beeld in de markt van een hardvochtige overheid die over het nog verse graf met kille tollenaarshand bij de rouwende geld slaat uit het overlijden van een geliefde.

Die metafoor treft doel bij vele burgers. Onderzoek, bevestigd in bijvoorbeeld een YouGov-peiling bij Britse kiezers uit 2015, leert dat de erfbelasting van alle taksen de meest gehate is. Sociale groepen die waarschijnlijk het minst van een erfenis te verwachten hebben, zijn er het felst tegen gekant. Dat komt omdat het erfidee aspirationeel werkt: je gaat ervan dromen. Dat het ook jou kan overkomen om plots schandalig rijk te worden, om het met de Euromillions-slogan te zeggen. Alleen werkt een erfenis niet als een loterij, maar juist binnen een gesloten circuit. Een nogal cruciaal onderscheid.

Lees ook: Vlaamse regering bereikt akkoord over erfbelasting

Dubbel progressief

Erfbelastingen kunnen verschillen, maar het principe is meestal gelijkaardig. Bij het overerven van een vermogen van een overledene, eist de staat een deeltje van de koek op. In België/ Vlaanderen werkt die belasting dubbel progressief. Grote geërfde vermogens worden, in theorie (!), aan een hoger tarief belast. Erfenissen in verder afgelegen familiaal verband worden eveneens hoger belast dan die in rechtstreekse lijn. In totaal leverde de belasting de Belgische schatkist in 2017 zo’n 2,6 miljard op.

Het is daaraan dat de Vlaamse regering nu wat morrelt. Meer dan een fiscaal cadeau ter waarde van 117 miljoen, omdat het budgettair toevallig kan, is dat niet. Dat is best jammer, omdat over het nut of onnut van de erfbelasting een interessant debat te voeren valt.

Het is een debat dat de harten en geesten beroert, want zo’n heffing ligt altijd emotioneel gevoelig. Dat heeft wel meer met ‘geluk’ dan met ‘verdriet’ te maken.

Niet dat erfgenamen blij zijn omdat een verwant het loodje heeft gelegd. Maar het idee welvaart te kunnen vergaren en doorgeven aan geliefden is een sterke drijfveer voor persoonlijk geluk. Dat is meteen het doorslaggevende argument tegen de al te radicale stelling dat de staat de volledige erfenis mag confisqueren, in naam der gelijkheid. Het communistische verleden leert dat zo’n dwangmaatregel elke ambitie om vooruit te raken in het leven doodt. Daarmee sterft uiteindelijk ook de welvaart zelf af.

Een erfbelasting is een belasting op geluk. Het geluk een fortuin, groot of klein, in de schoot geworpen te krijgen. Het is een taks op met je gat in de boter vallen

Maar als je dan een stukje familiale welvaart mag ontvangen, voelt dat eveneens aan als gelukkig. Ook in de zin van: fortuinlijk. Dat de staat juist dat financiële geluk(je) komt afromen, maakt belastingbetalers boos.

Het noopt tot een eerste, belangrijke beeldcorrectie. Een erfbelasting is geen belasting op verdriet. Ze is een belasting op geluk. Het geluk een fortuin, groot of klein, in de schoot geworpen te krijgen. Het is een taks op met je gat in de boter vallen.

Dat de erfbelasting – of het successierecht, zoals het vroeger heette – de ‘minst rechtvaardige van alle belastingen’ is, klopt dan ook niet. Het tegendeel is veeleer waar. Dat vinden wij hier niet uit. Dat vond John Stuart Mill ook al.

John Stuart Mill (1806-1873) is geen ‘linkse denker’, hij is de Britse oerfilosoof van het liberalisme. “Successierecht is de manier die het minste bezwaren opwerpt (om vermogen te herverdelen), omdat ze dan beperkt blijft tot geërfd vermogen”, stelde hij. “Ik vind dat je mensen bij leven het volledige genot moet gunnen van wat ze verworven hebben; maar de staat mag ermee mee doen wat hij geschikt acht in geval van overerving.”

Dat een rechtlijnige liberaal voor een belasting pleit, klinkt gek, maar is het niet. Het liberalisme van Mill stelt de vrijheid en gelijke kansen van elk mens voorop om het eigen talent te verzilveren. Met het private vermogen dat de burger met die talenten verwerft, moet de overheid zich niet komen bemoeien (van inkomstenbelasting is Mill niet bepaald een fan). Maar vermogen dat niet zelf vergaard is, belemmert de gelijkheid, en daar mag de staat dus wel op ingrijpen.

Die redenering is sindsdien het kernargument gebleven van vele liberalen om erfbelasting te aanvaarden als meest rechtvaardige van alle mogelijke belastingen. Zelfs de meest verstokte antitaks-liberaal geeft toe dat de staat een beetje geld moet ophalen om enige collectieve diensten te verzekeren: goed onderwijs, veilige wegen, politie… Dan ben je met een erfbelasting redelijk goed af. Omdat het geen belasting is op arbeid, ondernemerschap of economische activiteit, maar op een kapitaal dat iemand te beurt valt. Omwille van het loutere toeval dat hij in het juiste nest geboren is.

Bovenal is John Stuart Mill een meritocraat. Hij meent dat talent de plaats van het individu in de maatschappij moet bepalen. En dus niet de plek waar je wieg staat. Mill ging daar nogal ver in. In zijn essay Considerations on Representative Government (1861) ijvert hij voor een meervoudig stemrecht, waarbij hoger opgeleide burgers meer stemmen zouden krijgen. Een ideetje dat in post-brexit-Groot-Brittannië plots weer ging leven, als nogal antidemocratische dam tegen het oprukkende populisme.

Als geërfd vermogen makkelijker rijk maakt dan zelf vergaarde welvaart, dan bestendigen erfenissen ongelijke kansen

In de negentiende eeuw van Mill was meritocratie nog een radicaal, progressief idee. In een renteniersmaatschappij met sterk afgebakende klassen is de kans om rijk te worden door erfenis of huwelijk vele malen groter dan dat het zou lukken op eigen kracht. Zo’n samenleving is het decor van het toneelstuk Het gezin van Paemel (1903) van Cyriel Buysse. Het enige contact dat de eigen klasse overstijgt, komt van de boerendochter Romanie die als dienstmeid op het kasteel moet gaan werken. Waar ze vervolgens verkracht en bezwangerd wordt door het rijkeluiszoontje.

Piketty

Die tijd ligt gelukkig achter ons. Maar toch nog niet helemaal, weten we sinds het werk van Thomas Piketty, de grote econoom van de ongelijkheid.

In een wetenschappelijk artikel uit 2011 gaat Piketty de langetermijnevolutie van het effect van erfenissen na. Zijn historisch onderzoek laat geen stapsgewijze afname van de impact van geërfd kapitaal zien op de welvaartsontwikkeling. Enkel in periodes van robuuste economische groei lukt het om meer welvaart te vergaren door eigen werk dan door geërfd vermogen. Voor West-Europa slaat dat enkel op de uitzonderlijke decennia tussen 1950 en het begin van de oliecrisis in de jaren 70.

Piketty
Beeld Elise Vandeplancke

De grafieken van Piketty tonen een U-vorm. Sinds de jaren 70 klimt het belang van erfenis in vermogensopbouw weer. De Franse econoom voorspelt dat die tendens de komende decennia zal aanhouden. Logisch, want in periodes van relatief lage economische groei, stijgen inkomens uit vermogen sneller dan inkomens uit arbeid. Piketty: “Oud vermogen neigt meer de doorslag te geven dan nieuw vermogen, erfgenamen zullen beter af zijn dan wie zijn vermogen uit arbeid haalt.”

Piketty levert, na Mill, een tweede argument op om genadig te kijken naar die door velen vervloekte successierechten. Als geërfd vermogen makkelijker rijk maakt dan zelf vergaarde welvaart, dan bestendigen erfenissen ongelijke kansen. Daar bij de erfgenaam, die geen verdienste heeft aan dat vermogen, wat van afromen om publieke dienstverlening te financieren, wordt dan zelfs aanbevelenswaardig.

Het brengt ons bij een belangrijke beleidskwestie. Er zijn goede redenen om de globale, hoge Belgische belastingdruk te verlichten. Als de overheid de kans heeft om dat te doen, moet ze dan voorrang geven aan lagere of zelfs tot nul gereduceerde erfbelastingen of aan lagere loonlasten? Juist.

Hetzelfde punt maakte ook Liberales-lid Andreas Tirez eerder deze week in deze krant: “Een hogere erfbelasting is efficiënt, omdat je hierdoor de lasten op arbeid navenant kunt verlagen. Nu wordt er gemiddeld 12 procent belastingen betaald op erfenissen, terwijl dat op arbeid dubbel zoveel is, zonder dan nog rekening te houden met de hoge socialezekerheidsbijdragen die op het arbeidsinkomen betaald worden.”

Dat dat geld al een keertje belast is, is geen sterk argument. Anders zou elke burger mogen weigeren om van zijn alreeds belaste loon ook nog eens btw te betalen

Met veel moeite knutselt de Vlaamse regering nu een fiscaal cadeau in elkaar. Dat zal in ruime mate ten goede komen van de hogere middenklasse, die minder erflasten zal moeten betalen. Leuk voor hen, maar de vraag is pertinent of dat de meest effectieve overheidsinvestering is op een moment van structurele werkloosheid bij specifieke doelgroepen die niet matchen met de krappe arbeidsmarkt in een heroplevende economie.

Wij zijn rijk

Meteen vervalt ook het argument van Gwendolyn Rutten tegen een voldoende hoge erfbelasting. Jazeker, de belastingdruk is te hoog (zeker in vergelijking met de kwaliteit van de publieke service die de Belg in ruil krijgt). Maar de erfbelasting is nu juist de laatste heffing waar je dan korting op moet gaan geven. Er worden economisch veel nuttiger kansen gemist om met hetzelfde budget de belastingen op arbeid te verminderen (zie ook: de factuur van de vennootschapsbelastingverlaging).

Dat België Europees kampioen is in belastingdruk op geërfd vermogen, klopt niet. Het valt althans niet af te leiden uit het in dat verband immer geciteerde cijfer dat de totale erfbelasting 0,6 procent van het bruto nationaal product (bnp) waard is. Dat is inderdaad het hoogste percentage van de EU, maar de verhouding met het bnp zegt niets – nada, noppes – over belastingdruk. Het toont enkel aan dat er, in totaal, redelijk wat erfbelastinggeld wordt opgehaald. Dat kan er evengoed op wijzen dat er nu eenmaal veel belastbaar erfvermogen is in België.

Dat is niet onlogisch. Op Zwitserland en Luxemburg na ligt de mediaan van het netto financieel vermogen (dat is: met aftrek van de schulden) van huishoudens nergens zo hoog als in ons land, volgens het jaarlijkse Global Wealth Report van verzekeraar Allianz. Volgens de recentste cijfers van de Nationale Bank ligt die mediaan op een nettovermogen van 218.000 euro, het dubbele van de eurozone.

België is, kortom, een rijk land. Dat verklaart de hoge opbrengst van erf- en andere vermogensbelastingen méér dan de belastingdruk op vermogen.

Die relatieve rijkdom zit logischerwijs goed geconcentreerd bij het oudere deel van de bevolking. Ligt het gemiddelde (niet mediaan dus) nettovermogen van een Belgisch gezin op 330.000 euro, dan is dat in de categorie met 55- tot 75-jarige kostwinners gemiddeld 450.000 euro of meer. Bij de nog oudere en al vaker alleenstaande groep zakt dat naar gemiddeld 335.000 euro.

Die ‘oudere’ vermogens zitten daarenboven bij een redelijk beperkte groep gezinnen. Dat leren we dan weer uit het verschil tussen die gemiddelden en de mediaan. Die laatste – het middelste vermogen in plaats van het gemiddelde dus – ligt veel lager. Voor die leeftijdscategorieën ligt het midden rond de 280.000 euro.

Om toch tot dat hogere gemiddelde te komen, moeten er dus vermogens zijn die flink boven de mediaan uitschieten. Volgens onderzoek van wijlen Koen Raes en Alain-Laurent Verbeke (uit 2011) vertegenwoordigen de 15 procent grootste nalatenschappen ruim 65 procent van de overgedragen vermogens. Naar schatting 40 procent van de Belgische bevolking laat geen erfenis na.

Miljonairstaks

Dan lijkt het fair om bij de overerving een bijdrage op dat vermogen te vragen. Dat dat geld al een keertje belast is, is geen sterk argument. Als dat opgaat, zou elke burger mogen weigeren om van zijn alreeds belaste loon ook nog eens btw te betalen.

Is de erfbelasting zoals we ze nu kennen ook echt fair? Twijfel. Dat de allerhoogste vermogens aan hun burgerplicht ontsnappen via gesofisticeerde ontwijkingsroutes zal enkel te verhelpen vallen door het internationaal afsluiten van die routes.

Dat Gwendolyn Rutten en Mark Rutte het nut van een erfbelasting niet accepteren, heeft meer met opportunistische scoringsdrang dan met ideeën te maken

Maar ons land heeft ook zelf een erg genereuze ontsnappingsboulevard aangelegd, met het fiscaal gunstige systeem van de schenkingen bij leven. Daarop moet slechts een beperkte heffing (3 procent) betaald worden, hoe groot de schenking ook is. Dit is een mooi cadeau voor de groep die zich kan permitteren om bij leven een redelijk vermogen weg te schenken.

Oppositiepartij sp.a berekende dat alleen voor Vlaanderen op die manier 700 miljoen per jaar gekort wordt op de erfbelasting. Vlaams fractieleider Joris Vandenbroucke stelt voor om schenkingen en erfenissen op dezelfde voet te behandelen. De extra middelen wil hij aanwenden om erfenissen tot 250.000 euro vrij te stellen van belasting. Alle erfenissen tot 350.000 euro zouden winnen bij zo’n regeling, meent Vandenbroucke.

Voor zo’n belastingvrije som is ruimere instemming te vinden. Over de hoogte bestaat discussie. In een bijdrage in De Morgen legt professor De Grauwe de lat op 500.000 euro, rechtse stemmen in het buitenland neigen naar een vrijstelling tot 1 miljoen euro.

Zo zou de erfbelasting een echte miljonairstaks kunnen worden. Of zo’n hoge limiet ook efficiënt is, is nog wat anders. Als miljonairs het signaal krijgen dat zij als enigen een duit in het zakje steken, kan hen dat juist tot ontwijking aanzetten.

Hoe moet het dan wel? Het Britse, liberale blad The Economist, overtuigd voorstander van een erfbelasting die naam waardig, kwam eind vorig jaar tot drie vuistregels.

Richt je op de grote vermogens en op de erfgenamen. Zorg voor een voldoende hoge belastingvrije som.

Hou het simpel. Niet te veel tarieven en niet al te hoog, zodat de ontwijkingslust beperkt blijft.

Verlaag eerst andere belastingen, met name op arbeid.

Hoe simpel kan het zijn? Als al die liberale ideologen het nut van een erfbelasting accepteren, waarom doen laaglanders Mark Rutte en Gwendolyn Rutten dat dan niet? Dat heeft meer met opportunistische scoringsdrang dan met ideeën te maken, zo valt te vrezen. Hun stellingen tekenen veeleer de post-ideologische, post-politieke kant van dit tijdsgewricht. Daarin valt politiek samen met de permanente campagne om verkiezingen, of zelfs nog maar een peiling, te winnen in plaats van samenlevingen naar eigen inzicht vorm te geven.

Maar dát is dan weer een ander verhaal.