Direct naar artikelinhoud
Scapa wordt 50

Lunch bij de familie Scapa: "Wanneer ik met pensioen ga? Ik heb niet de indruk dat ik werk"

Scapa-mama Arlette Van Oost viert dat haar label 50 wordt
Beeld Eva Vlonk

Stichter en zaakvoerder Arlette Van Oost blikt terug op vijftig jaar Scapa, maar kijkt ook vooruit tijdens een etentje met designer Dirk aan het fornuis. Het modehuis is spring­levend, dankzij een baai in Schotland, een levenslange romance met Argentinië en de Antwerpse modeacademie.

Het wordt een gesprek op de Scapa-manier. In de showroom van de Home-collectie in Kapellen. Met designer Dirk die kookt en Laurence, Inge en fotografe Eva die bijschuiven. Een event bij Scapa had altijd al een beetje de vriendelijke uitstraling van een familiefeestje, en je komt er jarenlang dezelfde medewerkers tegen. Eenmaal gebeten door de Scapa-spirit lijkt men er niet meer weg te willen. Laurence werkte als jobstudent al bij Scapa en coördineert ondertussen twintig jaar het Home-team, van productie tot verkoop. Inge zit in de sales. Dirk Berrewaerts begon als shopmanager in 1998 en is nu tien jaar ontwerper van de interieurcollectie. En vandaag onze eigenste privékok dus.

“Ik vind het wel fijn, zo’n huiselijke sfeer”, zegt zaakvoerder Arlette Van Oost. “In de zomer zitten we onder de bomen aan een lange tafel voor de lunch. Dat zijn mooie momenten. Natuurlijk moet er gewerkt worden en moeten er resultaten worden behaald. Maar dat kun je evengoed op een menselijke manier doen. Misschien is het die huiselijke Scapa-sfeer die medewerkers zo lang doet blijven. Ook Katarina (Van Den Bossche, ontwerpster, red.) is al 25 jaar bij ons. Thérèse (sales in Frankrijk, red.) nog langer. Ik kan me het bedrijf zonder hen niet voorstellen. Als iemand van het team wegvalt, zoals Frank (Frank Etienne, ontwerper van de mannenlijn, overleden in 2016, red.), dan missen we die elke dag.”

Het is een aangename, lekkere lunch. Scapa Home heeft goed verkocht op de woonbeurs in Parijs. Arlette: “Dat was van bij het begin zo. De mensen stonden in de rij. Wij zaten als gekken bestelbonnen te schrijven en naar elkaar te kijken: hoe zullen we dit ooit allemaal geproduceerd krijgen? Maar het is ons gelukt.” Een gesprek tussen de soep en de quinoa.

Succes komt niet vanzelf

Arlette Van Oost staat nog steeds aan het hoofd van Scapa, met die zachte zelfverzekerdheid die maakt dat iedereen haar met ‘mevrouw’ aanspreekt. “Ik bemoei me niet meer met elk klein detail maar ik weet wat er gebeurt in het bedrijf, en ik voel me nog steeds betrokken. Mode is te boeiend om los te laten. Nu ik de zeventig voorbij ben, vraagt iedereen: ‘Wanneer ga je met pensioen?’ maar ik heb nooit de indruk dat ik werk.”

Ze had economie gestudeerd in Leuven en was twee jaar stewardess geweest toen ze ontdekte dat mode haar veel beter lag. “In mijn tijd als stewardess – we hebben het dan over de jaren zestig – bracht ik prachtige kleren mee uit Mexico. Ze verkochten als zoete broodjes. In Parijs ontdekte ik een winkeltje met mooie plateauzolen. De klanten stonden me in Knokke op te wachten, ik was meteen uitverkocht.”

Arlette had haar boetiek, Miss Polly, in Knokke toen ze Brian Redding ontmoette, een ingenieur en zeiler die op de Schotse Orkney-eilanden, aan een baai die Scapa Flow heet, een bedrijfje in breiwerk had opgezet. Arlette: “Bedrijfje klinkt heel zakelijk, maar hij heeft daar toen letterlijk breilessen georganiseerd. Hij droeg zelf veel van die pullovers en kreeg er goede reacties op, dus hij dacht dat het wel zou verkopen. Het was 1967, voor dames maakten we de truitjes wat strakker en korter, erg trendy toen.”

Designer Dirk Berrewaerts, sinds 1998 aan de slag bij Scapa, is ook een begenadigd kok.Beeld Eva Vlonk

Die Shetland-truitjes waren het begin van een huwelijk, en van het merk dat toen Scapa of Scotland heette.

Arlette: “Die vijftig jaar zijn voorbijgevlogen. Dat stemt me wat weemoedig, want je beseft plots hoe oud je bent. Maar het betekent ook dat ik me geen seconde verveeld heb. Ik had een passie voor mode, en daar ben ik voor gegaan. In alle gesprekken die ik nu heb gehad over onze verjaardag, stoort het me een beetje dat men het vaak over geluk en toeval heeft. Alsof het succes is komen aanwaaien. Alsof alles toen makkelijker ging. Het is waar dat ik geen vijfjarenplan had uitgetekend. Toen we die eerste truitjes op de markt brachten, dacht ik niet: dit wordt een groot lifestylemerk met eigen winkels. Maar we hebben ontzettend hard gewerkt. Elke dag opnieuw hebben we een stap in de richting van dat succes gezet, want het komt nooit vanzelf. Ik zie mezelf nog naar de winkel in Parijs rijden, elke week, in mijn kleine autootje. Lange dagen waren het, en alles was nieuw en spannend. Maar het was wel werk.”

De Franse modebladen Elle en Marie Claire zetten meteen al een Scapa-trui op de cover. Grace Kelly en haar dochter Caroline van Monaco kwamen shoppen. Catherine Deneuve kocht een model van glanzend katoen in alle mogelijke kleuren. “Door die positieve reacties zijn we heel snel naar het buitenland gegaan. Dat zou ik nu misschien rustiger en meer gecontroleerd aanpakken. Maar toen, door het onmiddellijke succes, leek het logisch. In Italië sloeg het merk ook snel aan, daar organiseerden we zelfs defilés. De Italianen vonden die Engelse stijl het einde. We hebben nog steeds een winkel in Rome die als enige onze Harris tweed blijft bestellen, in de meest waanzinnige kleuren.

'Ik dacht dat samen beslissingen nemen makkelijker zou worden als er geen persoonlijke gevoelens meer bij kwamen kijken, maar het bleef onderhandelen'
Arlette Van Oost

Het buitenland is een avontuur. We hebben zelfs niet de tijd gehad om er goed en wel over na te denken, we hebben ons er gewoon in gestort. En in de VS is het uiteindelijk niet gelukt. Die markt bleek echt té moeilijk. In Japan, dat is een licentie, werkt het dan weer wel.”

Zoals medewerkers een beetje familie worden, gaat het ook in omgekeerde richting. Ook familie speelde een rol in het bedrijf. Dochter Patricia (Dialogue) en zoon Michael (Scapa Sports) hebben allebei hun projecten gehad. En de samenwerking met Brian bleef, ook toen hij een ex-echtgenoot werd. “Dat was niet evident. Ik dacht dat samen beslissingen nemen makkelijker zou worden als er geen persoonlijke gevoelens meer bij kwamen kijken, maar het bleef onderhandelen. Maar goed, we hebben er het beste van gemaakt en zijn er toch in geslaagd een mooi en solide merk op te bouwen.” Ondertussen zijn er kleinkinderen. “De kleindochter van zestien toont belangstelling voor de business, maar ze is nog jong en ik wil niets forceren.”

Schapen en paarden

De Scapa Home-collectie, waar we middenin zitten, heeft nog steeds dat landelijke en warme dat bij een groot Aga-fornuis past, maar kan ook moeiteloos in een modern stadsappartement. “Landelijk ja, rustiek nee”, zegt Arlette. “Scapa Home evolueert mee en we zijn binnen onze stijl al een tikje koeler geworden. Maar we blijven trouw aan ons DNA. Wel werken we nu al met metaal, maar niet met plexi bijvoorbeeld, dat valt buiten de Scapa-stijl. Ik hou van kwaliteit, van een natuurlijk, eerlijk product dat lang meegaat. Duurzaam noemen ze dat tegenwoordig. Ik hecht veel belang aan de stoffen. Aan discrete kleurharmonieën en subtiele tinten, met de natuur als inspiratiebron.”

Het ‘of Scotland’ is geruisloos verdwenen zodat alleen de naam Scapa overbleef. Het gevolg van het op­komende minimalisme, vermoed ik. “Nee, eigenlijk niet”, zegt Arlette. “Zelfs in de hoogdagen van het ‘less is more’-principe zijn we altijd onszelf gebleven, en hebben we ook altijd klanten gevonden, zowel voor de kleding als voor de deco. Het probleem was dat het ‘of Scotland’ zo winters aandeed. Je stelde je er meteen dikke truien en zware jassen bij voor, niet de jurkjes en linnen pakken die we in de zomer leverden.”

Schapen en paarden
Beeld Eva Vlonk

Als inspiratiebron is Schotland gebleven, maar ook Argentinië. Het lijken twee bestemmingen die diametraal tegenover elkaar staan. Toch is dat niet het geval. Arlette: “Je hebt er de weidse vlaktes en die unieke band met de dieren en de natuur. Schotland, dat is voor ons: schapen en wol. Argentinië staat voor paarden en leer. Ik laat er tassen maken, ze hebben er nog natuurlijke leerlooierijen, en ik ontdekte er de BKF-stoel. Ik dacht dat die vlinderstoel uit Scandinavië kwam, maar hij is van drie Argentijnse ontwerpers: Bonet, Kurchan en Ferrari-Hardoy. We maken er nu onze eigen versies van. Ik moet bekennen dat ik een zwak heb voor Zuid-Amerika, van de eerste keer dat ik er kwam. Dat heeft natuurlijk met de paarden te maken, ik ben opgegroeid in een familie van paardenliefhebbers, mijn vader had een van de beste renpaarden van België.”

Tussen Schotland en Argentinië speelt ook Antwerpen zijn rol. Arlette: “We hebben altijd met mensen van de modeacademie gewerkt: Dirk van Saene, Walter Van Beirendonck, Jurgen Van Cauwenbergh, Katarina Van Den Bossche, Gert Motmans… Margiela is als student nog komen helpen. En die jongen met de moeilijke naam, die nu zoveel succes heeft – Demna Gvasalia, van Vetements – die heeft ook een seizoen bij ons gezeten.”

Alles komt terug

Zoals bij veel verjaardagen worden oude foto’s opnieuw bekeken. “Ik heb een archief in mijn hoofd, maar we hebben ook heel veel beeldmateriaal. Het imago op een mooie manier naar buiten brengen, dat heb ik altijd belangrijk gevonden. Een filmische aanpak, zodat de beelden blijven hangen. We werkten met goede fotografen als Maarten Schets, Luc Praet en Paul Bellaart, en met topmodellen als Laurence VH, Elise Crombez, Doutzen Kroes en Cato Van Ee.”

De Schotse truien zijn sowieso een klassieker in de collectie. Maar poncho’s zijn dat ook. “Ik ben gek op poncho’s, zo’n bijzonder kledingstuk.” Zelf draagt ‘mevrouw’ als ik haar ontmoet een redingote, een paardrij-jasje. “Dat zit ook elke keer in de collectie. Soms wat langer, of wat korter of wat meer getailleerd. Het gaat mee met de tijd.”

Sommige stukken verdwijnen heel even. “Neem nu het Fair Isle-breiwerk, met die typische motiefjes. Dat hebben we jaren gebracht. En nu zie ik dat weer opduiken! Al komt zo’n kledingstuk nooit op exact dezelfde manier terug. We denken dat wel, maar de materialen en proporties zijn altijd anders. Die voortdurende cyclus blijft me eigenlijk verwonderen. Als ik één ding geleerd heb in die vijftig jaar: als je lang genoeg wacht, komt elk kledingstuk wel een keer opnieuw voorbij. Zelfs die akelige olifantenpijpen waarvan ik dacht: die wil niemand meer. En dan zie je die jeans toch weer breder worden.”

'Van mijn vrienden wil ik weten welke kleding ze op het internet kopen. Hoewel ze allemaal braaf ‘niets’ antwoorden, want ze ‘kijken alleen maar’'
Arlette Van Oost

Van bij de eerste collectie zaten er mannenjassen voor vrouwen in het aanbod. “Oversized, zoals ze die toen in Londen droegen.” En die zijn er nu weer. “Toen ik die foto’s bovenhaalde, zeiden de kleindochters: ‘Dat zou nu kunnen zijn’. Dat doet me wel plezier, we zijn altijd actueel en relevant geweest.”

Mode boeit Arlette nog steeds. “Het Gucci-verhaal blijf ik wonderlijk vinden. In de jaren tachtig van vorige eeuw was dat een uitgeblust merk, nu is het weer toonaan­gevend. Eerst halen ze Dawn Mello binnen en in 1990 Tom Ford, en kijk nu! De collecties die Alessandro Michele levert, staan mijlenver af van de Gucci van toen. Een volledige herpositionering, op dertig jaar tijd.”

Arlette praat ook vaak over mode met haar omgeving. “Van mijn vrienden wil ik weten welke kleding ze op het internet kopen, hoewel ze allemaal braaf ‘niets’ antwoorden, want ze ‘kijken alleen maar’. Of ik vraag hen welke winkels ze interessant vinden, waar ze graag rondneuzen en waar ze snel binnen en buiten gaan. Ik wil weten wat er leeft. Tijden veranderen, en ik ben erg gehecht aan ons merk en onze winkels, dus ik wil dat ze niet alleen overleven, maar bloeien in de toekomst.

“Je moet meer doen dan goede service en advies leveren, dat is de basis. Je moet van je winkel een plaats maken waar mensen graag naartoe komen. Dus organiseren we events, serveren we een hapje en een drankje, hebben we een winterbar… Ik blijf wel geloven in bakstenen winkels, in menselijk contact. Net zoals ik blijf geloven in onze collecties. Mijn kleindochters plunderen mijn kast. Zij noemen die oude Scapa-stukken ‘vintage’. Ons DNA zit duidelijk goed, we kunnen nog jaren verder.”