Direct naar artikelinhoud
Marrakech

Het Marrakech van Yves Saint Laurent: palmbomen, luxe en romantiek

Modeontwerper Yves Saint Laurent leeft nog altijd in Marrakech
Beeld Alan Keohane

Hij werd geboren in Algerije, werkte in Parijs, maar kwam zo vaak als hij kon naar Marokko. Was modeontwerper Yves Saint Laurent meer Marrakechi dan Parisien? Wij vlogen hem achterna en volgden de sporen die hij daar achterliet. 

Tien jaar geleden, in 2008, vloog Yves Saint Laurent een laatste keer van Parijs naar Marrakech. Honderden keren had hij die reis gemaakt. Maar dit was de eerste keer dat hij ze niet bewust meemaakte: het was zijn as die een enkele reis maakte naar de Marokkaanse stad en die door zijn partner Pierre Bergé zou uitgestrooid worden over de rozen in hun tuin.

“En dus Yves (...): we moeten nu afscheid nemen, maar ik weet niet hoe dat moet. (...) Maar ik weet ook dat ik je op een dag kom vergezellen onder de palmbomen in Marokko.”

Dit schreef Bergé in 2008 in een brief aan Saint Laurent die toen net was gestorven. De brieven zijn gebundeld in het boekje Lettres à Yves. Vijftig jaar lang deelden de twee hun leven. In september vorig jaar stierf Bergé en werden ze weer verenigd. Zoals hijzelf had voorspeld, onder Marokkaanse palmbomen. Wij gingen op zoek naar wat ze er achterlieten. En dat is behoorlijk wat.

Liefde in La Mamounia

Hun Marokkaanse avontuur begon 52 jaar geleden. In februari 1966 vlogen Yves en Pierre voor het eerst naar Marrakech. In het boek Yves Saint Laurent. Une Passion maroccaine, de catalogus bij een tentoonstelling eind 2010 in Jardin Majorelle, beschrijft Bergé de band die Yves met Marokko had:

“We logeerden in hotel La Mamounia, dat toen nog de sfeer ademde van de oude wereld. We (...) ontdekten een mythische plek die met de jaren helaas haar ziel zou verliezen. (...) De kamers en badkamers waren simpel en comfortabel, niet bedoeld om indruk te maken. Toch was het pure luxe.”

Het hotel herbergt pareltjes, waaronder een originele plafondschildering van Jacques Majorelle, de man achter Jardin Majorelle in Marrakech

Onze eerste halte in het spoor van Yves Saint Laurent moet dus La Mamounia zijn. De sfeer van weleer hangt er nog steeds. Als je binnenstapt, voel je dat dit een legendarische plek is waar groten der aarde tijd doorbrachten. Hier logeerden onder meer Churchill, Mandela, Aznavour en The Rolling Stones. De geschiedenis gaf het hotel een bijzondere aura, iets wat je in een ander hotel niet voelt. We moeten Bergé ongelijk geven als hij beweert dat het hotel zijn ziel verloren is. Maar de soberheid is wél verleden tijd. La Mamounia is een superdeluxe vijfsterrenhotel. 

“In welke kamer Pierre Bergé en Yves Saint Laurent precies verbleven, weten we niet”, zegt communicatiedirectrice Lamia El Ghorfi. “Wel dat ze aan de achterkant logeerden, want vanaf hun balkon keken ze uit over de tuin en in de verte zagen ze de besneeuwde toppen van het Atlasgebergte.” Het hotel herbergt pareltjes, waaronder een originele plafondschildering van Jacques Majorelle, de man achter Jardin Majorelle in Marrakech. Ook wie niet in het hotel slaapt, kan die schildering bewonderen in de cocktailbar Le Churchill. Ook de restaurants en de spa zijn, mits reservatie, toegankelijk voor iedereen.

In 2006 startte een grondige renovatie van het hotel, de vijfde sinds de opening in 1923. De heropening in september 2009 was spectaculair. Het hotel was groter, chiquer en luxueuzer dan ooit. En dus ook duurder. De renovatie was in handen van de gelauwerde Franse architect-decorateur Jacques Garcia die zijn schijnwerpers richtte op het Marokkaanse vakmanschap. Vandaag zijn er 136 kamers, 71 suites en drie riad-huisjes. Verder ook een hamam, verschillende zwembaden, drie restaurants en een immense, perfect onderhouden tuin. Sinds kort is er ook een Yves Saint Laurent-boetiek, de tweede in Marokko (na Casablanca). We zouden hier graag een hele dag ronddwalen, ware het niet dat er nog zoveel te ontdekken valt.

Nieuw YSL-museum

Wij overnachten in een suite met hetzelfde uitzicht als Saint Laurent en Bergé. Wat het weer betreft, hebben wij wel meer geluk dan zij. De zon schijnt en het is 19 graden.

“Het was overtrokken die dag (...) en het begon al gauw te regenen. De hele week bleef het onophoudelijk gieten. (...) Pas de laatste ochtend van onze reis werden we wakker door de zon die alle hoeken van onze hotelkamer vulde. De vogels zongen, het besneeuwde Atlas­gebergte omzoomde de horizon en de geur van jasmijn dreef onze kamer in. Die ochtend vergeten we nooit meer. Hij besliste ongetwijfeld mee over ons lot. Van het ene moment op het andere waren we verliefd op de stad, de mensen en het land.”

Nieuw YSL-museum
Beeld Paris Match via Getty Images

Nog altijd ‘ontmoet’ je het koppel overal in Marrakech. En sinds 19 oktober meer dan ooit. Toen opende het Musée Yves Saint Laurent Marrakech, kortweg MYSLM. Net buiten de medina, het oude ommuurde stadscentrum, staat de prachtige nieuwbouw van het Parijse architectenbureau Studio KO. De oprichters, Karl Fournier en Olivier Marty, waren persoonlijke vrienden van Bergé. Hun museum is een abstracte vertaling van wat mode is. Ze gebruikten vooral rondingen en het metselwerk imiteert de textuur van textiel. Sinds 2010 draagt de straat van het museum de naam Rue Yves Saint Laurent. Want even verderop ligt Jardin Majorelle, de tuin die het koppel in 1980 redde van de vernieling. Daarover later meer.

Bergé en Saint Laurent werden de laatste dag van hun vakantie zó verliefd op Marrakech dat ze meteen een huis kochten: Dar el Hanch (Arabisch voor ‘het huis van de slang’) van de Vietnamese socialite, prins Maurice Doan. Intussen is het huis omgedoopt tot Dar el Ksibi. We vragen onze gids Mohammed ons erheen te brengen. Hij is weigerachtig, volgens hem is er weinig te zien. Maar we dringen aan. Bij aankomst moeten we toegeven dat hij gelijk heeft. Het roze huis ligt naast een stoffige parking aan een drukke baan. Kan Mohammed ons binnenkrijgen? Hij schudt het hoofd: “Het huis is helemaal verbouwd. Er zijn geen sporen meer van Saint Laurent en Bergé”, verzekert hij ons. In het nieuwe museum is er nog wel een souvenir: de slangenmuurschildering die Saint Laurent maakte in hun huis.

De geur van Marokko

Als snel werd het een va-et-vient in het ‘slangenhuis’. Zowat iedereen die ertoe deed, kwam er over de vloer, onder wie Andy Warhol en Bianca Jagger Ze leidden er een bohemien luxeleventje, rookten waterpijp, aten wat de huiskoks Fatima en Majouba hen voorschotelden en feestten alsof hun leven er van afhing. Althans, dat is wat de verhalen ons laten geloven. Bergé schrijft er bescheidener over.

“Dar el Hanch was een klein huis, eenvoudig ingericht met tafels en stoelen die we vonden in de soek. (...) We hebben er fantastische momenten beleefd.”

Saint Laurent was ook regelmatig te vinden op Djemaa el Fna, vandaag de meest toeristische plek van Marrakech. ’s Avonds zie je door de mensenmassa het plein haast niet meer. Ook in de jaren 70 was het hier al een mierennest met tal van attracties. Yves was vooral geïntrigeerd door de slangenbezweerders, de acrobaten en de Gnaoua-dansers. Maar hij werkte ook veel in Marokko. Het land inspireerde hem enorm.

Willis mixte in zijn interieurs elementen uit alle hoeken van de Arabische wereld tot een schijnbare oriëntalistische mikmak, alsof je in een sprookje van Duizend-en-een-nacht bent beland

“Vóór Marrakech was alles zwart. Dankzij de stad leerde ik kleur gebruiken. Overal ontmoet je mannen en vrouwen in gewaagde kleurcombinaties van roze, blauwe, groene en paarse kaftans. Voor hen is dit doodnormaal, maar voor mij mateloos inspirerend.”

Bergé beschrijft hoe Yves de hele tijd aan het tekenen was, van frivole zomerjurkjes tot tuinen, puur voor het plezier.

“Yves kwam elk jaar op 1 juni en 1 december naar Marokko om zijn couturecollectie te ontwerpen. Twee weken lang werkte hij ononderbroken en keerde dan terug naar Parijs met een indrukwekkende map vol tekeningen. Als de modellen later de catwalk opwandelden, hing altijd de geur van Marokko in de lucht. Die leek te ontsnappen uit de tekeningen die hij had gemaakt onder de palmbomen.”

Oriëntalistische mikmak

Tijd voor de volgende tussenstop op onze YSL-queeste: Dar es Saada op de Avenue Yacoub El Mansour. Dat is het tweede huis dat Yves en Pierre kochten in Marrakech, in 1974. De inrichting vertrouwden ze toe aan de Amerikaanse decorateur Bill Willis. Hij creëerde een moderne Marokkaanse designbeweging. Willis mixte in zijn interieurs elementen uit alle hoeken van de Arabische wereld tot een schijnbare oriëntalistische mikmak. Toch oogt het geheel harmonieus en romantisch, alsof je in een sprookje van Duizend-en-een-nacht bent beland. Vaste ingrediënten zijn flamboyante tegels, koepelgewelven en majestueuze haardmantels. Zo ook in Dar es Saada. Bergé noemde het “een van Bills mooiste realisaties”.

Vlakbij vinden we nog meer sporen van het koppel. Hun Dar el Saada lag namelijk vlakbij Jardin Majorelle, de tuin van de gelijknamige kunstschilder. Jacques Majorelle kwam in 1917 naar Marrakech en bouwde er in 1922 een huis. Nu ligt Villa Majorelle in de drukte, toen was het platteland.

Oriëntalistische mikmak
Beeld Fondation Jardin Majorelle / Photo Nicolas Mathéus

“Kort nadat we aankwamen in Marrakech, ontdekten we Jardin Majorelle. Al snel raakten we verslingerd aan deze tuin. (...) We waren betoverd door deze oase waar de kleuren van Matisse samenvloeiden met die van de natuur. Toen we hoorden dat de tuin verkocht zou worden en er op die plek een hotel zou komen, wilden we alles doen om dit tegen te gaan. En zo werden we eigenaar van de tuin en de villa.”

Dat was in 1980. In de jaren die volgden, lieten Yves en Pierre de tuin opknappen en werd het voormalige atelier van Majorelle ingericht als berbermuseum. Nu is Jardin Majorelle een van dé toeristische trekpleisters van de stad. In de tuin en het berbermuseum ontwaar je nog de geest van Bergé en Saint Laurent. Maar het sterkst is hun aanwezigheid voelbaar in de villa die verscholen ligt in een niet-publiek stuk tuin: de oude Villa Majorelle, waar de twee verbleven van 1980 tot hun dood.

“We besloten om in de villa te gaan wonen. We noemden het Villa Oasis, naar een boek van Eugène Dabit. Omdat het huis in slechte staat was, vroegen we Bill Willis om het aan te pakken. Hij transformeerde het zonder aan de Majorelle-spirit te raken. (...) Yves voelde zich al gauw thuis en we kwamen vaak naar hier.”

De tuin en het berbermuseum kun je bezoeken, de Villa Oasis niet. Of toch niet door gewoon een ticket te kopen. Je moet eerst een mailtje sturen naar de stichting. Elke aanvraag wordt bekeken en beoordeeld door de huidige voorzitter Madison Cox. Deze Amerikaanse landschapsarchitect leidde vanaf 1980 de restauratie van Jardin Majorelle en al vrij snel ontstond er een soort driehoeksrelatie met Pierre en Yves. In maart 2017, een half jaar voor zijn dood, trouwde Bergé met Cox.

Wij kregen gelukkig toestemming om binnen te gaan. Het is wel even de adem inhouden als de roze poort opengaat. Onze gids vertelt honderd­uit over hoe het koppel hier leefde. “Bergé was hier heel vaak, zelfs toen hij al erg ziek was. Ook toen deden we rondleidingen. Meestal in de voormiddag, want hij sliep graag lang uit”, lacht ze. “Pierre vond het belangrijk om het huis te delen met veel mensen. Nu hij er niet meer is, weten we nog niet precies wat er met de villa gaat gebeuren. Het voelt hier leeg aan sinds Pierre gestorven is.”

'Het doet me deugd dat ze aan hem denken, dat ze hem en zijn werk herinneren. Kunstenaars hebben nu eenmaal een manier om nooit echt dood te gaan'
Pierre Bergé

Eeuwig leven

Het huis is, net als de tuin, in handen van de Fondation Pierre Bergé-Yves Saint Laurent. Bergé schonk het allemaal toen Yves in 2008 overleed. De stichting beheert ook de twee musea, in Parijs en Marrakech. Cox is, sinds de dood van Bergé, de voorzitter.

Wie écht dichtbij Saint Laurent wil komen, moet naar zijn gedenksteen achter in de Jardin Majorelle: een oude Romeinse sokkel met eronder een prachtig glanzend plaatje, als ode aan deze ‘couturier Français’ die leefde van 1936 tot 2008.

“Elk jaar bezoeken meer dan 600.000 mensen de Jardin Majorelle. Velen staan even stil bij de gedenksteen van Yves of maken een foto. Het doet me deugd dat ze aan hem denken, dat ze hem en zijn werk herinneren. Kunstenaars hebben nu eenmaal een manier om nooit echt dood te gaan.”