Direct naar artikelinhoud
Opinie

Maak van Limburg en West-Vlaanderen geen hinterland van Vlaanderen

Johann Leten.Beeld rv

Johann Leten en Bert Mons, gedelegeerd bestuurders van Voka – KvK Limburg en Voka - KvK West-Vlaanderen.

en

Verdichting, betonstop, stedelijkheid… Iedereen heeft ondertussen al van deze woorden gehoord. Ze zijn de jongste tijd vaak terug te vinden in beleidsdocumenten, opinies en meningen allerlei. Velen zien er een oplossing in voor zo goed als al onze toekomstige uitdagingen, van mobiliteit, over betaalbare en voldoende zorg tot de zoektocht naar ideale locaties om te ondernemen.

De focus ligt hierbij vaak op de Vlaamse Ruit (DM 1/3). We horen vaak dat het merendeel van de middelen op deze regio ingezet moet worden. Dat zien we ook terug in het witboek van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Het is een voorlopig document, maar het idee van verdichting van de Vlaamse Ruit vormt wel de rode draad. Het gevaar schuilt er in dat regio’s zoals Limburg en West-Vlaanderen het label krijgen opgeplakt van ‘hinterland van Vlaanderen’. Met minder ruimtelijke – en ontwikkelingsmogelijkheden, maar met groen en open ruimte voor bezoekers uit het centrum.

Groen en open ruimte worden vaak als argument gebruikt om ontwikkelingen in onze regio’s tegen te gaan

De effecten zijn nu al regelmatig zichtbaar in beide regio’s. Het Essersbos en de Groene Delle (DM 13/3) in Limburg en Chartreuse in West-Vlaanderen, het zijn maar enkele dossiers waarvoor het zeer moeilijk is om ‘groen licht’ te krijgen. Groen en open ruimte worden vaak als argument gebruikt om ontwikkelingen in onze regio’s tegen te gaan. Dit is zeer jammer voor de ruim 2 miljoen mensen die niét in de Vlaamse Ruit wonen. Zij betalen immers evenveel mee aan de ontwikkeling van Vlaanderen. Zij hebben recht op gelijke ontwikkelingsmogelijkheden en gelijke investeringen op vlak van mobiliteit, zorg of onderwijs.

Bert Mons.Beeld rv

Het is misschien een goed bewaard geheim voor Vlaamse planologen, maar Vlaanderen is géén eiland. Limburgse en West-Vlaamse ondernemers beseffen al jarenlang dat Vlaanderen zich in het hart van Europa bevindt. Een hart waarbij grensoverschrijdende verbindingen essentieel zijn. Als zeer open economie is onze Vlaamse welvaart gebaseerd op deze levensaders. Onze ruimtelijk-economische ontwikkeling stopt niet aan lands- en taalgrenzen, maar heeft sterke connecties met de Euregio Maas-Rijn, de groeipolen Eindhoven en Aken en de metropolen Lille en Duinkerke. 

Daarom is het essentieel dat er in het definitieve BRV voldoende aandacht is voor de ontwikkelingsmogelijkheden buiten de Vlaamse Ruit. Het mag geen zwart-wit verhaal worden. Geen verhaal met alleen maar oog voor het centrum.

Mag het iets meer zijn?

U hoort ons niet zeggen dat de Vlaamse overheid geen inspanningen doet voor onze regio’s. Ook hier zijn de voorbeelden legio: de A11, de afbakening van het regionaal stedelijk gebied Brugge, de opening voor de noodzakelijke extra bedrijventerreinen uit het Vlaams reservepakket in West-Vlaanderen en de nieuwe ontwikkelingen op de voormalige Ford-site, de uitbreiding van de Limburgse ontwrichte zone, de ontwikkeling van Limburgse incubatoren zoals Energyville, C-Mine en Agropolis. Maar hier mag het niet stoppen.

Daarom dat het definitieve BRV voldoende groeikansen en ontwikkelingsmogelijkheden moet voorzien voor onze regio’s en bij uitbreiding voor heel Vlaanderen. Met een open blik over de grenzen heen. Met aandacht voor een goed doordachte ruimtelijke ordening, waarbij redeneringen vertrekken vanuit het bundelen van ontwikkelingen langs knooppunten op de belangrijkste groeiassen in onze provincies. Zodat groen, open ruimte én ontwikkelingsmogelijkheden hand in hand kunnen gaan. In de Vlaamse Ruit, maar ook in Limburg en West-Vlaanderen.