Direct naar artikelinhoud
Column

Het geheim van de chocoladedrank is van de Spanjaarden afgekeken

Het geheim van de chocoladedrank is van de Spanjaarden afgekeken
Beeld Geerst Joostens

Dominique Persoone, de Indiana Jones der chocolatiers, runt The Chocolate Line in Brugge en Antwerpen en een cacaoplantage in Mexico.

Een overenthousiaste chocoholic met interesse voor oude boeken komt met een stukje chocoladegeschiedenis onder mijn neus zwaaien. “Kijk wat ik bij De Slegte gevonden heb, Dominique, dit moet je eens lezen... Ik heb een fotokopietje getrokken.”

Bij het vak geschiedenis moest ik altijd aan de teletijdmachine van professor Barabas denken: een paar eeuwen terug naar het verleden gekatapulteerd worden, maar met een retourticketje, uiteraard. Misschien kwam ik dan wel Alexander Exquemelin tegen, de ­boekanier die ons het eerste chocoladerecept in het Nederlands bezorgde en van wie de literaire erfenis nu voor een prikje in het kerkhof der vergeten boeken te koop staat. Deze straffe gast amuseerde zich in de Gouden Eeuw eerst een paar jaar als piraat in de Caraïben, kwam dan terecht in Amsterdam, leerde er de stiel van ­chirurgijn en ging vervolgens als scheepsdokter bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie zijn leven beteren. Uiteindelijk settelde hij zich als chirurg en schreef, alvorens zijn laatste adem uit te blazen, in 1678 het boek De Americaensche Zee-Roovers. Daarin vertelt hij niet alleen zijn al dan niet echt beleefde ­avonturen, maar tevens hoe hij het geheim van de chocoladedrank van de Spanjaarden heeft afgekeken. Sindsdien weten ook de Vlamingen hoe zij met cacaobonen iets genietbaars kunnen maken.

'De markiezin de Coetlogan heeft ­verleden jaar zoveel chocolade gegeten dat zij bevallen is van een ­jongetje. Zo zwart als de duivel'

Zijn versie komt in grote trekken overeen met ons huidige ­productieproces: ‘De Spanjaarden grillen de bonen zoals wij met de kastanjes doen, dit gebeurt in een pan met gaatjes zodat de pelletjes gemakkelijk verwijderd kunnen worden. Dan worden de geroosterde bonen gemalen tot een soort pasta, met voldoende suiker, vanille, ­muskaatnoot en meerdere specerijen, onder andere grijze amber.’

Hier moet ik toch even slikken, want amber is een uitwerpsel van de potvis, ontzettend duur en nu gebruikt in het parfum Chanel N°5. Maar ja, smaken kunnen in vierhonderd jaar tijd een beetje veranderen. ‘Alles wordt goed gemengd en gedroogd tot rolletjes of kleine broodjes die dan boven warm water geraspt worden zoals wij met muskaatnoot doen. Ze hebben daarvoor speciale kannetjes en eten er koekjes bij.’

Ik zuig dit niet uit mijn duim, want exact hetzelfde verhaal komt ook voor in het boek van de Antwerpse historicus A. de Burbure (ook gevonden bij De Slegte) over onze maritieme geschiedenis. De Burbure vertelt nog interessante dingen over chocolade. Zo vermeldt hij dat die bekende aristocratische brievenschrijfster, de markiezin de Sévigné, haar dochter over de gevaren van chocolade verwittigde in een brief gedateerd op 23 oktober 1671: ‘De markiezin de Coetlogan heeft ­verleden jaar zoveel chocolade gegeten dat zij bevallen is van een ­jongetje. Zo zwart als de duivel, gelukkig is het gestorven.’

Zo zie je maar dames, ook met chocolade niet overdrijven, tenzij je een voorkeur hebt voor witte natuurlijk…