Direct naar artikelinhoud
opinie

Zijn de Fransen de nieuwe optimisten?

Pamela DruckermanBeeld rv

Pamela Druckerman is een Amerikaanse journaliste in Parijs en columniste voor The New York Times.

Als mensen vroeger wilden weten wat ik aan Amerika miste, zei ik altijd: optimisme. Ik was opgegroeid in het land van de hoop en verhuisd naar het land van 'Non, c'est impossible' en 'L'enfer, c'est les autres'. Maar nu lijken de rollen omgekeerd. Frankrijk begint een optimistisch land te worden dat in zichzelf gelooft, terwijl de Amerikanen hun vertrouwen aan het verliezen zijn.

Cynisme is in Frankrijk diepgeworteld. In de 18de eeuw spotte Voltaire met de naïviteit van optimisten en prees hij pessimisten voor hun luciditeit. De eeuwige kankeraar, nooit tevreden, altijd dwars, blijft een nationaal archetype. Sinds ik hier woon, zegt de ene opiniepeiling na de andere dat de Fransen de toekomst van hun land somberder inzien dan de Afghanen en de Irakezen.

Maar hoewel de Fransen nog altijd niet vrolijk door het leven huppelen, heerst er nu een groeiend gevoel dat hoop niet idioot is en dat het leven echt beter kan worden. Vorig jaar, na de overwinning van Emmanuel Macron, maakte het optimisme een flinke sprong. Dat doet het meestal na de verkiezing van een nieuwe president, maar deze keer ebde het niet weg. In januari bereikte het zelfs zijn hoogste peil in acht jaar.

De Fransen krijgen zelfs een intellectuele belangstelling voor dat vreemde concept dat optimisme heet. Er zijn optimismeclubs, lezingen en boeken als '50+1 goede redenen om voor optimisme te kiezen'

Het helpt natuurlijk dat de Franse economie het eindelijk beter doet en dat Macron een aantal beloften heeft ingelost, van de hervorming van de arbeidswetgeving tot kleinere kleuterklasjes in kansarme wijken. Fransen die nog treuren over de teloorgang van hun land als wereldmacht, worden getroost door Macrons leidersrol in de EU en in de strijd tegen de klimaatverandering. En ze vinden dat ze geluk hebben als ze zien hoe het Verenigd Koninkrijk zichzelf de das omdoet met de brexit, of als ze lezen over Amerikaanse kinderen die op school worden neergeknald. Er blijven grieven bestaan en veel mensen wachten af, maar in de Franse context kun je bijna van euforie spreken.

De Fransen krijgen zelfs een intellectuele belangstelling voor dat vreemde concept dat optimisme heet. Er zijn optimismeclubs, lezingen en schoolprogramma's en boeken als 50+1 goede redenen om voor optimisme te kiezen. 'Droom de onmogelijke droom' wordt niet langer als Amerikaans geleuter beschouwd. "Als je Macron vertelt dat iets onmogelijk is, wil hij bewijzen dat het wel kan", zegt een enthousiaste woordvoerder van de president.

Amerikaans exceptionalisme

Intussen gaat in Amerika de stemming bergaf. Voor Donald Trump zijn intrek in het Witte Huis nam, was het optimisme over zijn presidentschap lager dan dat voor elke president sinds minstens de jaren 1970. We blijven positief over de economie, maar volgens een peiling van The Economist en onderzoeksbureau YouGov vindt slechts 27 procent van de Amerikanen dat we 'in het algemeen de goede kant uitgaan'.

Amerikanen zijn vanouds optimisten, ook en misschien vooral in moeilijke tijden. We geloven in een happy ending. Maar nu beseffen we geschokt dat het einde van de tunnel nog lang niet in zicht is. Zelfs aan de overkant van de oceaan kan ik dat voelen. Oude schoolvrienden zijn onlangs een collecte begonnen om de doktersrekeningen van een klasgenoot met pancreaskanker te betalen. Toen ik een paar dagen geleden videobelde met mijn vader, een vurige patriot die tijdens de Tweede Wereldoorlog opgegroeid is en zich nooit veel om de politiek heeft bekommerd, begon hij opeens te wenen over de toekomst van Amerika.

Toen ik een paar dagen geleden videobelde met mijn vader, een vurige patriot die tijdens de Tweede Wereldoorlog opgegroeid is, begon hij opeens te wenen over de toekomst van Amerika

Het Amerikaanse optimisme heeft natuurlijk veel varianten. Ze zijn niet allemaal gedoemd. Er is de Amerikaanse droom, die zegt dat je alles kunt bereiken als je maar hard genoeg werkt. Maar als de staat jacht maakt op immigranten en het moeilijker wordt om hoger op de ladder te klimmen, loopt die droom gevaar. Daarnaast is er het idee van het Amerikaanse exceptionalisme: ons land is gezegend en voorbestemd om succes te hebben, zodat onze problemen altijd wel een oplossing zullen vinden. Maar nu Amerika in domeinen van de gezondheidszorg tot het onderwijs op de andere rijke landen achterloopt, wordt ook dat moeilijk om te geloven.

De enige vorm van Amerikaans optimisme die geloofwaardig blijft, zie ik bij de leerlingen van die middelbare school in Parkland Florida. Het is een tactisch, vasthoudend, realistisch optimisme in de traditie van Martin Luther King Jr.. Het beseft dat er iets heel erg fout zit. En in de beste Amerikaanse traditie zijn deze jonge mensen – en zij zijn niet alleen – vastbesloten om daar iets aan te doen.

Dat mis ik het meest.

© The New York Times