Direct naar artikelinhoud
Opinie

Voor dwang is geen rechtvaardiging

Liesbet De KockBeeld rv

Liesbet De Kock is doctor in de wijsbegeerte/klinisch psychologe, in naam van het Kollectief Zonder Dwang.

De deadline in september die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aan België stelde om structurele oplossingen te zoeken voor de aanhoudende schendingen van de mensenrechten van geïnterneerden komt met rasse schreden dichterbij. Hoewel stappen in de goede richting werd gezet – niet het minst de opening van twee forensisch psychiatrische centra in Gent en in Antwerpen – zijn de problemen lang niet van de baan. Het stuk over Levanta – de hoogbeveiligde psychiatrische instelling voor geïnterneerde vrouwen in Zelzate – maakte dat nog eens pijnlijk duidelijk.

Met het overbrengen van geïnterneerden uit de gevangenis naar gespecialiseerde psychiatrische inrichtingen is een kentering ingezet, maar ook binnen deze instellingen moet een menswaardige behandeling worden gegarandeerd. De toestanden in Levanta doen helaas vermoeden dat dit vandaag niet overal het geval is. Vooral de excessieve inzet van dwangmaatregelen (isolatie, fixatie, enzovoort) wordt terecht aan de kaak gesteld. 

Daarmee raken we aan een kwestie die niet louter geïnterneerden aangaat. Het (overmatige) gebruik van dwang binnen de psychische hulpverlening, ook bij kinderen onder de zestien jaar, blijft in België al te gangbaar. In tegenstelling tot wat in het artikel wordt beweerd kan dit op geen enkele grond worden gerechtvaardigd, ook niet in een forensische context. 

De wetenschappelijke evidentie die het contraproductieve en therapeutisch nefaste effect van dwang aantoont is overweldigend

Uit rondvraag blijkt dat een aantal structurele pijnpunten – denk hierbij vooral aan een tekort aan personeel en middelen – het gebruik van dwang in de hand werkt. Wie hier de wetenschap ter rechtvaardiging inroept heeft selectief gelezen of is niet goed geïnformeerd. Al meer dan tweehonderd jaar wordt onderzoek gevoerd naar de (mogelijke) functie en heilzaamheid van dwangmaatregelen in een psychiatrische context, en ook (of zeker) vandaag gaat dat onderzoek onverminderd voort. De wetenschappelijke evidentie die het contraproductieve en therapeutisch nefaste effect van dwang aantoont is overweldigend. Zo is bekend dat de vermindering of afschaffing van dwang gepaard gaat met een evenredige vermindering van het aantal agressie-incidenten en een verhoogde tevredenheid bij zowel zorgverstrekkers als zorgvragers. Verder is aangetoond dat dwang een bedreiging vormt voor de belangrijkste pijler van de hulpverlening: de kwaliteit van de therapeutische relatie. 

Wanhoop en onmacht

Excessief gebruik van dwangmaatregelen leidt tot gevoelens van wanhoop en onmacht – en vaak ook tot een verslechtering van de psychische klachten – het ondermijnt het vertrouwen in de hulpverlener en vaak zelfs in de hulpverlening in het algemeen. Instellingen zoals Levanta doen niet enkel hun inwoners tekort, maar ook zichzelf. Door overmatig gebruik van dwang creëren ze de voorwaarden van wat ze willen bestrijden (agressief gedrag), en doen afbreuk aan de kwaliteit van de hulpverlenersrelatie. Het hoeft dus niet te verwonderen dat de doorstroom van forensische patiënten naar meer minder beveiligde instellingen of naar de maatschappij relatief traag verloopt.

Op basis van deze inzichten lijkt het tij langzaam te keren: de roep om alternatieve behandelingsmodellen klinkt steeds luider en er ontstaat een draagvlak voor de sterke vermindering of zelfs afschaffing van dwangmaatregelen in een klinische context. De werkzaamheid van deze alternatieven is ook goed gedocumenteerd, dus voor wie blijft vasthouden aan dwangmaatregelen blijven er eigenlijk weinig excuses over.

De werkzaamheid van alternatieven is goed gedocumenteerd, dus voor wie blijft vasthouden aan dwangmaatregelen blijven er eigenlijk weinig excuses over

Om af te sluiten nog dit. Zowel in het stuk in deze krant als in de VTM-reportage van Cathérine Moerkerke over Levanta een aantal maanden geleden, wordt stelselmatig verwezen naar de bewoners van de instelling als ‘gevaarlijke vrouwen’. Deze bedenkelijke vorm van framing werkt niet enkel stigmatisering in de hand, het schept de indruk dat wie geïnterneerd is per definitie extreem gewelddadig is. Dit klopt niet: een groot aantal geïnterneerden zit vast voor niet zo zwaarwichtige feiten, dit voor onbekende duur. Eerder dan de nadruk te leggen op agressie, moet men voor ogen houden dat het hier in de eerste plaats gaat om mensen met een (niet zelden complexe) psychiatrische problematiek en een geschiedenis van traumatische ervaringen, die intensieve en respectvolle psychische bijstand behoeven.