‘Nooit een voorkeur voor de F-35 uitgesproken’

Generaal-majoor Frederic Vansina kreeg een spervuur aan vragen. © Photo News

De chef van de luchtcomponent, Frederic Vansina, zegt dat het leger het zal doen met het toestel dat de regering beslist te kopen: F-35 of Eurofighter. Maar zover zijn we nog niet. Vanochtend woedde eerst nog eens de discussie over de langere levensduur van de F-16’s.

Peter De Lobel

In de Kamercommissie Defensie staan opnieuw een hele dag hoorzittingen op het programma over de vervanging van de F-16’s. In de voormiddag kwamen verschillende betrokken generaals aan het woord, onder meer generaal-majoor Frederic Vansina, de chef van de luchtcomponent, en luitenant-generaal Claude Van de Voorde, Vansina’s voorganger en gewezen kabinetschef van minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA).

SP.A-Kamerlid Dirk Van der Maelen nam Van de Voorde op de korrel, toen die ontkende ooit enige voorkeur te hebben gehad voor een bepaald toestel. Een mail van Van de Voorde uit 2013 liet immers een ander verhaal uitschijnen. ‘Wat is het alternatief als het geen F-35 wordt? De Gripen? De Rafale? Is het dat wat we willen? En de nieuwe F-16 mag voor mij ook aan dat lijstje worden toegevoegd’, las Van der Maelen voor.

Van de Voorde was even van zijn stuk gebracht, maar verdedigde zich dat het bericht in de context van 2013 gezien moet worden. 'De kennis van toen was: we gaan een toestel van de vijfde generatie nodig hebben. Nadien, in de periode 2013-2014, ben ik mij meer gaan interesseren voor de alternatieven, en werd duidelijk dat daar ook mogelijkheden waren’, aldus de toenmalige luchtmachtbaas. ‘Alles lag voor mij nog open. We kenden toen nog maar heel weinig elementen van het dossier.’

Van de Voorde wees er ook nog op dat de vervangingsprocedure toen nog niet opgestart was. Voor de SP.A is daarmee echter duidelijk dat de procedure, die pas goed van start ging onder de huidige regering, van in het begin doorgestoken kaart was.

Wat opviel is dat niet alleen de oppositie, maar ook meerderheidspartij CD&V met grote vragen blijft zitten. CD&V-Kamerlid Veli Yüksel vroeg Van de Voorde onomwonden of hij de regering misleid had.

Geen voorkeur F-35

Het was vanochtend ook uitkijken naar de antwoorden van Vansina. Het is een publiek geheim dat hij tuk is op de F-35, maar dat heeft hij nooit met zoveel woorden gezegd. ‘Ik kan me niet herinneren dat ik ooit een voorkeur voor de F-35 heb uitgesproken. Wel dat we het zullen doen met wat de regering beslist. We zullen daar het beste van maken, net zoals met de NH90 en de A400M, die geplaagd wordt door kinderziektes.’ Voorts gaf hij nog mee dat alle toestellen voor- en nadelen hebben.

Hij herhaalde de waarschuwing dat de Belgische toestellen zowel boven Irak en Syrië, als boven de Balkan, alleen kunnen worden ingezet omdat Rusland dat toelaat. ‘Ik onderschrijf volledig de analyse van de US Air Forde. Ondanks alle verbeteringen die de F-16 inzetbaar houden, is het toestel tegen 2020 niet meer inzetbaar tegen een deftige luchtafweer. Dus alles hangt af van ambitieniveau. Beslist de regering dat we alleen nog moeten instaan voor het Belgische luchtruim? Dan voldoet de F-16. Maar dat is lang niet het enige wat we de voorbije 20 jaar gedaan hebben.’

‘Upset’ of niet?

Uit gelekt mailverkeer van een medewerker van Lockheed Martin (de producent van de F-16) bleek dat de ‘Belgian Air Chief’ in mei 2016 ‘quite upset’ contact opnam met Lockheed om zijn beklag te doen over onderzoeken naar de langere levensduur van de Belgische F-16’s. Volgens Vansina klopt dat niet, althans niet het deel dat hij ‘behoorlijk van streek’ was.

‘Ik heb met hen contact gehad, omdat ik op een bepaald moment niet meer kon volgen. Ze namen deel aan een markt voor de vervanging en tegelijk werkten ze blijkbaar aan levensduurverlenging. Dat leek me een tweesporenbeleid. Volgens Lockheed Martin wilden ze enkel informeren. Nu, dat is een zeer groot bedrijf, dus om zeker te zijn heb ik hen nog eens geïnformeerd over de regeringsbeslissing dat we nieuwe toestellen zouden aanschaffen. Dat ik daarbij “quite upset” was, klopt niet. Ik heb een bepaald timbre in mijn stem, dus dat kan zo overkomen, maar was absoluut niet het geval. Ik heb ook niet gezegd dat ik niet wou weten van studies over levensduurverlenging.’

Pas een jaar later hoorde Vansina naar eigen zeggen opnieuw over de onderzoeken. De verantwoordelijken van de dienst Material Resources, die gaan over het beheer van de F-16’s, legden hem uit dat er randvoorwaarden en nog verschillende vragen waren, en dat ze dus extra informatie zouden opvragen. ‘Ik heb daarop gezegd dat ze dat zeker moesten doen.’

‘Niets te maken met F-16-vervanging’

Luitenant-generaal Claude Van de Voorde, nu de baas van de militaire inlichtingendienst, maar in zijn vorige levens op het kabinet van Vandeput en daarvoor chef van de luchtcomponent, legde uit dat hij op het kabinet niets te maken had met de vervangingsprocedure. ‘De afspraak met de minister was dat ik me met vier specifieke dossiers niet zou moeien. Onder meer de redactie van de Strategische visie en alles wat te maken had met de vervanging F-16. De klassieke kabinetschef was dus niet de filterwaarlangs alles passeerde. Ik werd buiten sommige bilaterale contacten gehouden.’

Van der Maelen zei dat laatste 'zeer raar’ te vinden en ook Wouter De Vriendt (Groen) reageerde verbaasd. 'Het is opmerkelijk hoe weinig u, als voormalig luchtmachtcommandant, zegt te weten over het investeringsdossier van de eeuw. Kabinetschefs zijn altijd op de hoogte van dit soort beslissingen, nota’s en besprekingen. Maar u zegt dat de minister discrete ontmoetingen had op zijn bureau zonder dat zijn kabinetschef daarvan op de hoogte was.'

F-16’s nog niet klaar voor de schroothoop

© BELGA

Kris Hendrix spreekt tegen dat experts de levensduurverlenging van de F-16’s hebben begraven. Voor hem is het duidelijk dat de vliegtuigen langer in de lucht kunnen blijven.

Wie? Militair onderzoeker aan het Royal Air Force Museum in Londen.

Wat? We hebben nood aan een onafhankelijk, technisch en multidisciplinair onderzoek dat kan vertellen hoelang we de F-16’s nog kunnen gebruiken.

Vanuit Londen volg ik al geruime tijd het debat rond de F-16. Ik pleitte al in 2016 voor een verlenging van de gevechtsvliegtuigen en was enigszins verrast door de commotie die ontstaan is door de Slep-documenten (Service life extension program). Desondanks is het een zegen voor de democratie dat de discussie over de vervanging van de F-16 (eindelijk) is losgebarsten. Maar het verbaasde me dat de media, na het debat in de commissie, oordeelden dat de ‘experts de levensduurverlenging van de F-16 hebben begraven’. Dat is geenszins hoe ik het debat ervaren heb.

Een groot deel van de verwarring is te wijten aan de onduidelijkheid rond de soft en de hard Slep. De soft Slep is gebaseerd op de waarneming dat we de F-16’s minder hard hebben gebruikt dan oorspronkelijk werd voorspeld. Daarom zouden we de F-16’s langer kunnen gebruiken. De hard Slep is een ombouw van het vliegtuig, waarbij versleten onderdelen worden vervangen. Dit zou veel geld kosten.

De Amerikaanse experts waren heel duidelijk. Een soft Slep is perfect mogelijk als we flight recorders installeren en onze F-16’s voortdurend controleren en onderhouden. Dat we dan ook de radar en luchtvaartelektronica moeten opwaarderen, is technisch onjuist. Die upgrades staan los van beide Sleps. Alleen als we beslissen de F-16 veel langer te gebruiken, bijvoorbeeld tot 2037, is een elektronische upgrade aangewezen. Maar dat geldt voor alle gevechtsvliegtuigen: om de tien à twintig jaar moet je een grote upgrade doorvoeren.

Geen oldtimers

Door allerlei recente installaties zijn onze F-16’s nu de evenknie van de Amerikaanse toestellen. De Amerikanen zullen hun F-16’s opwaarderen met de modernste elektronica en zullen ze nog dertig jaar gebruiken. Ongeacht hun lichtere structuur, zijn ook onze F-16’s perfect geschikt om dezelfde wapensystemen te dragen; Daarvoor moeten we ze upgraden tot de versie F-16V. Die upgrade is erg populair. Navo-landen zoals Griekenland voeren hem uit, maar ook Taiwan bouwt zijn F-16A’s om. België heeft een voordeel, aangezien het zo’n upgrade in eigen land kan uitvoeren door bedrijven zoals Sabca en Sonaca, die decennialange ervaring hebben opgebouwd inzake de F-16. Dat kan tellen wanneer het gaat over economische return.

Zijn onze F-16’s dan niet te oud? Het zijn toch ‘oldtimers met een versleten carrosserie’? Deze populistische uitlatingen stroken niet met de realiteit. De slagkracht van moderne straaljagers ligt in hun wapensysteem en elektronica. De kritiek dat onze F-16’s veel ouder zijn dan de Amerikaanse, is overdreven. Een deel van de Amerikaanse F-16’s behoren tot Block 40, die geleverd zijn tussen 1989 en 1995. De meeste van onze F-16’s dateren van 1988 tot 1991.

Wat we nu nodig hebben, is een onafhankelijk, technisch en multidisciplinair onderzoek dat ons kan vertellen hoelang we de F-16’s nog kunnen gebruiken. Als dat vijf jaar is, moeten we ze vervangen. Als het langer is, mogelijk tot 2037, dan is er geen reden om ze niet te gebruiken tot dan. Het blijven performante straaljagers waarmee we onze verplichtingen aan Navo meer dan nakomen.

Gebroken beloften

De mogelijkheden van een verlenging, zowel wat vlieguren als wat slagkracht betreft, zijn duidelijk voor militaire experts, zelfs voor Lockheed Martin. Desondanks weigert defensie het roer om te gooien. Dat mag niet verbazen. Het leger heeft alle reden om de politiek te wantrouwen na jaren van gebroken beloften en besparingen zonder langetermijnvisie.

Wat wel verrassend is, is dat de politiek zich heeft laten ringeloren door defensie. Dezelfde officieren die het ene moment beschuldigd werden van een doofpotoperatie werden de volgende week uitgenodigd als de ‘experts ter zake’. Die commandanten weten dat zij over een monopolie beschikken op het vlak van informatieverstrekking. Door informatie op een bepaalde manier voor te stellen, zoals in een lijst van vereisten voor de opvolger van de F-16 of de B-Hunter drone, kunnen ze hun voorkeur opdringen aan de regering. Het ministerie van Defensie wordt gedomineerd door de militairen, en dat is een structureel probleem.

Als ik de Belgische situatie vergelijk met de Angelsaksische, zie ik dat defensie daar eerder een symbiose is van militaire en civiele participatie in een gemeenschappelijk project. ‘Whitehall’ in Londen is meer verweven met civiele agentschappen, think tanks en de technologische industrie. Dat ontbreekt in België. Ik heb bewondering voor de politici in de commissie Landsverdediging, die hun uiterste best doen om door technisch complexe dossiers te wroeten zonder een betrouwbare onafhankelijke informatiebron. Wat België nodig heeft, is een neutrale transparante civiel-militaire organisatie die advies kan geven aan zowel de politici als aan defensie. Door defensie in dit proces te betrekken als een evenwaardige partij, zal ook zij er wel bij varen.