‘De jeugdhulp verdrinkt’

Jo Vandeurzen © Belga

De oppositie én meerderheidspartij N-VA vragen om meer plaatsen in de crisisjeugdhulp. Een recente audit van het Rekenhof schetste grote tekortkomingen in de sector. Minister Vandeurzen verzet zich tegen dat beeld: ‘Het grootste deel van de kinderen wordt wél geholpen.’

Eveline Vergauwen

1.221 vragen om acute zorg werden van juli 2015 tot juni 2016 niet beantwoord. Dat blijkt uit een recente doorlichting van de crisismeldpunten. Het Vlaams Parlement organiseerde vanmiddag een actualiteitsdebat over de kwestie.

Wat zijn crisismeldpunten?

Bij een acute crisis kunnen hulpverleners en burgers zelf terecht bij zes regionaal gespreide crisismeldpunten. Daar kunnen ze 24 op 24, 7 op 7 terecht. Normaal krijgen ze binnen de 24 uur een aanbod voor hulp. Dat gaat van een crisisinterventie van één tot twee dagen, tot een crisisverblijf van zeven dagen in een jeugdvoorziening of in een pleeggezin.

Wat loopt er mis?

Volgens het Rekenhof werd in 1.221 van de 8.268 aanmeldingen bij de meldpunten de vraag niet direct beantwoord. In 2012 ging het nog om 140 onbeantwoorde zorgvragen. Minister Vandeurzen nuanceerde dat: ‘Soms werd er wél verdere hulp geboden, maar iets later of op een andere manier. Het overgrote deel van de kinderen wordt geholpen.’

Tegelijk erkent de minister dat er een probleem is. Hij ziet vijf oorzaken voor het stijgende aantal crisissen:

- de continue bereikbaarheid en bekendheid van de meldpunten trekt extra zorgvragen aan

- de draagkracht van gezinnen staat onder druk door onder meer echtscheidingen

- vroeger werden zorgvragen níet in kaart gebracht

- de meldpunten zijn nu ook beschikbaar voor individuele burgers

- de crisisopvang wordt extra belast omdat er te weinig plaats is in de ‘gewone’ jeugdhulp

De andere partijen zagen nog enkele problemen. Zo zijn er volgens N-VA-parlementslid Lorin Parys meer bedden op papier dan in de praktijk, is er geen alomvattend overzicht van de plaatsen, en is er een lage bezettingsgraad - van 50 procent - in de voorzieningen voor crisisopvang. Dat laatste is volgens Freya Van den Bossche (SP.A) het gevolg van de ‘bedroevende basisfinanciering’. ‘Ze willen wel meer doen dan die 50 procent, maar minister, geef hen daar dan de middelen voor. De jeugdhulp verdrinkt.’

Vandeurzen wou daar niet zomaar op ingaan. ‘Zomaar extra mensen aanwerven, zonder een objectieve kijk op de zaak, doe ik niet’, zei hij. ‘We zijn wél aan het bekijken hoe groot de zorgnoden zijn per type. zo'n type kan bijvoorbeeld een jongere zijn met een mentale handicap én gedragsproblemen. Op basis daarvan bepalen we hoeveel personeel de voorzieningen nodig hebben.’

Wat zijn de oplossingen?

Groen en de SP.A wijzen erop dat de wachtlijsten ‘overal’ stijgen. Een ‘zorgcrisis’, noemt de SP.A het. Er is dus extra geld nodig. Parys benadrukt dat er al 500 miljoen euro in welzijn geïnvesteerd wordt deze regeerperiode, maar vindt wél dat er extra capaciteit voor de crisisjeugdhulp moet komen. Groen-politica Elke Van den Brandt zag daarin een ‘motie van wantrouwen’ tegen Vandeurzen.

Vandeurzen zelf wijst erop dat hij 25 miljoen euro extra inzet, dit en volgend jaar, voor de jeugdzorg. Dat geld dient onder meer voor de eerstelijnszorg. ‘3.000 extra gezinnen zullen binnen de maand ondersteund worden’, aldus Vandeurzen. Het gaat verder ook naar extra plaatsen voor jongvolwassen in kleinschalige wooneenheden, naar hulp voor kinderen tussen de 0 en de drie jaar, en naar extra beveiligde plaatsen, bijvoorbeeld voor slachtoffers van tienerpooiers. Vandeurzen zegt zelf vooral in te willen zetten op preventie, op het voorkomen van crisissen. ‘Goed’, vond Van den Bossche. ‘Dat zullen we voelen over enkele jaren, maar nú moeten we ook een antwoord op deze crisissituaties bieden.’