Direct naar artikelinhoud
Interview

Toponderzoeker Jan Rabaey: "Een keyboard op je arm, net onder de huid, dat is toch geweldig!"

Jan Rabaey.Beeld Franky Verdickt

West-Vlaming en techpionier Jan Rabaey onderzoekt aan de universiteit van Berkeley hoe we met technologie de mens kunnen heruitvinden. Zijn droom: ons lichaam uitrusten met minicomputers die ons verlossen van allerlei tekortkomingen. "Ooit kunnen we met hersenimplantaten depressies voorkomen."

Als we Jan Rabaey mogen geloven, zult u in de toekomst niet meer dan een paar seconden nodig hebben om dit stuk te lezen. Dan zweven er in uw hersenen een aantal microscopische chips rond die u even draad- als probleemloos zullen verbinden met de cloud van De Morgen. U plugt in, downloadt dit stuk in uw brein en hopsakee: u kunt op zoek naar een ander ochtendritueel om het weekend mee af te trappen.

Jan Rabaey behoort tot de technologische elite-eenheid van de wereldvermaarde universiteit van Berkeley: hij werpt visioniare blikken richting toekomst en probeert vandaag al de kansen van morgen te grijpen. Daarbij hanteert hij wat hij zelf ‘de theorie van de omgekeerde teletijdmachine’ noemt.

“Het is perfect mogelijk om in te schatten welke capaciteit computerchips over vijftien jaar zullen hebben. De vraag die ik me dan stel, luidt: wat zullen we over vijftien jaar met die betere chips kunnen doen? En welke problemen moeten we onderweg nog oplossen om straks het maximum uit de nieuwe technologieën te kunnen halen?”

Wie is Jan Rabaey?

- geboren in Veurne op 15 augustus 1955

- doctor in de Toegepaste Wetenschappen aan de KU Leuven (1983)

- werkt twee jaar bij het Leuvense onderzoekscentrum Imec

- trekt in 1987 naar het Electrical Engineering and Computer Science-departement van de universiteit van Berkeley

- leidt Cortera Neurotechnologies, een centrum dat onderzoek verricht naar brain-computer-interfaces

- doet baanbrekend onderzoek naar draadloze technologie en bouwt steeds kleinere en sterkere computerchips

- zijn Infopad uit het begin van de jaren 90 wordt gezien als de voorloper van de iPad

Een preker, noemde hij zichzelf ooit in een interview. De kernboodschap van zijn evangelie: er is geen reden om bang te zijn voor technologie. “Mensen zijn van nature conservatief. Al in 1993 schreef Nancy Kress Beggars in Spain, een roman over genetisch gemanipuleerde, superintelligente kinderen. Kress beschrijft hoe de maatschappij die kinderen eerst isoleert en vervolgens verbant. Omdat iedereen er bang voor is. Dat doet me denken aan wat er op dit moment gebeurt. Veel mensen zijn vandaag bang voor robots. The robots will take over, weet je wel. Maar angst is een slechte raadgever.

“Ik zeg: laten we ons samen met de robots ontwikkelen. Laten we onszelf met behulp van technologie slimmer en sterker maken. Technologie is geen bedreiging, maar een hulpmiddel.”

Volgens Rabaey wordt de homo sapiens in sneltreinvaart de homo technologicus: de mens die technologie gebruikt om zichzelf verder te perfectioneren. Lichaam en technologie, zo voorspelt hij, zullen steeds meer met elkaar versmelten. “Golfspelers onderwerpen hun ogen aan laserchirurgie om beter en verder te kunnen zien. Klimmer en wetenschapper Hugh Herr, die na een ongeval zijn onderbenen verloor, heeft door sensoren aangedreven protheses ontworpen waarmee hij beter kan klimmen dan ooit tevoren. Dat is toch fantastisch? Sommigen zeggen: mensen worden steeds meer machines. Ik zeg: technologie wordt steeds menselijker. We kunnen ons dankzij technologie ingrijpend verbeteren.”

'Sommigen zeggen: mensen worden steeds meer machines. Ik zeg: technologie wordt steeds menselijker'
Jan Rabaey

Waarom zijn we dan zo bang voor technologie? Omdat de technologische omwenteling te snel gaat?

“Dat speelt zeker mee. De technologische evoluties volgen elkaar in zo'n hoog tempo op dat veel mensen niet meer kunnen volgen. En dat creëert weerstand. Je zult dat zien in het debat over zelfrijdende auto’s. Het laat zich voorspellen dat self driving cars in eerste instantie voor problemen gaan zorgen en dat de overheid op een gegeven moment op de rem zal gaan staan. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet gaan doorbreken. Technologie moet kunnen rijpen. Dat is heel normaal.”

Zelf bent u de grondlegger van de zogenaamde neural dust: een weefsel van microscopische sensoren die in onze hersenen kunnen worden ingeplant. Waarom is het een goed idee om ons brein te koppelen aan minicomputers?

“Omdat we er onze menselijke tekortkomingen mee kunnen wegwerken. Door computerchips te verbinden met onze hersenen, kunnen we onze neuronen niet alleen lezen, maar ook aansturen.”

En willen we dat ook?

(lacht) “Reken maar. We zijn er nog lang niet, maar ik denk dat we met hersenimplantaten op termijn depressies zullen kunnen voorkomen. Een depressie is in essentie de verstoring van een neuraal netwerk: neuronen die in overdrive gaan, zeg maar. Als sensoren in onze hersenen die hyperactiviteit kunnen registreren, kunnen ze meteen ook een elektrische impuls uitsturen om de flippende neuronen te resetten. Met brain implants helpen we nu al mensen met een extreme vorm van parkinson. Door een brain pacemaker in hun subcortex te plaatsen, worden hun hersenen zo gestimuleerd dat ze hun lichaam weer onder controle krijgen.”

'De vraag is: willen we toegang tot elkaars gedachtewereld?'
Jan Rabaey

Hebben hersenimplantaten uitsluitend een medisch nut?

“We kunnen ze ook gebruiken om onze menselijke bandbreedte te vergroten. Als we de organische processor genaamd ons brein kunnen versterken met een fysieke processor genaamd brain implant, kunnen we onze zintuigen aanzienlijk versterken.”

Geeft u eens een voorbeeld?

“Hoorapparaten die kunnen communiceren met ons brein kunnen tracken waar we naar kijken. Daardoor zullen ze kunnen inzoomen op bepaalde klanken en het omgevingsgeluid regelen. Je zult die apparaatjes zelfs kunnen programmeren. Als je naar de opera gaat, gebruik je je opera-oren die alles groots en wijds laten binnenkomen; als je naar Werchter gaat, kies je voor rock-oren die alles dempen. (lacht) Zelfs minuscule, draadloze oortjes die - via wifi en Google Translate - simultaan vertalen wat iemand in een vreemde taal tegen je zegt, zijn niet langer ondenkbaar.”

'Zelfs miniscule, draadloze oortjes die simultaan vertalen wat iemand in een vreemde taal tegen je zegt, zijn niet langer ondenkbaar'
Jan Rabaey

Als we ons brein straks dan toch aan een computer gaan koppelen, kunnen we dan ook een netwerk van breinen creëren? Zullen uw gedachten ooit de onze kunnen aansturen en omgekeerd?

“Daarvoor zouden we elkaars gedachten moeten kunnen lezen en daar zijn we nog lang niet toe in staat. Maar wat niet is, kan nog komen. De vraag is alleen: willen we wel toegang tot elkaars gedachtewereld? Bestaat dan niet het gevaar dat we ons in absurde mate aan elkaar gaan conformeren en gaan leven zoals bijen? Dat we kopieën worden van elkaar en een samenleving gaan creëren waarin vrijheid en individualiteit niet langer van tel zijn?”

De vraag stellen, is goed; ze beantwoorden nog beter.

“Ik denk dat we er in ieder geval goed aan doen om nu al na te denken over de privacy issues die hersenimplantaten met zich zullen meebrengen. Op welke manier ga je mensen die aan elkaar gekoppeld zijn informatie laten uitwisselen? Je zult sowieso een persoonlijke firewall nodig hebben om te beslissen welke informatie je wilt delen en met wie. Het lijkt me logisch dat de informatie afkomstig van sensoren die je hartslag en bloeddruk meten enkel door je dokter geconsulteerd kan worden.”

De ervaring leert dat alles wat gehackt kán worden ook gehackt zál worden.

“Er bestaan enorm veel encryptietechnologieën. Alleen bouwen we ze meestal pas achteraf in, nadat de schade al is aangericht. Daar moeten we maar eens verandering in brengen.”

U stelt dagelijks vast dat de mens alles goed en wel beschouwd een machine is. Wat doet dat met uw mensbeeld?

“Ik heb door de jaren heen steeds meer bewondering gekregen voor het menselijke lichaam. Dat de natuur erin geslaagd is om van ons lichaam zo'n resistent en robuust systeem te maken, is echt bijzonder. Als ik met een mes in mijn arm snijd, groeit mijn huid na een tijdje automatisch weer dicht. Dat is waanzinnig. Tegelijkertijd ben ik ook steeds meer gaan beseffen dat we maar een mechaniekje zijn. Een organisme dat geprogrammeerd kan worden. Ik heb de mens in mijn hoofd dus ook wel een beetje gedesacraliseerd. In het licht van de eeuwigheid zijn we maar passanten. Ik zie niet in hoe wij voor altijd zouden kunnen overleven.”

'Als ik met een mes in mijn arm snijd, groeit mijn huid na een tijdje automatisch weer dicht. Dat is waanzinnig'
Jan Rabaey

Bent u een extra-, een trans- of een posthumanist? Anders gezegd: gelooft u dat we met technologie de mens zullen verbeteren, zullen heruitvinden of zullen vervangen door een totaal ander wezen?

“Noem me voorlopig maar een extrahumanist: ik geloof inderdaad dat we onszelf met technologie een significante upgrade kunnen geven. Dé vraag is: wat als we de mens ooit naar andere delen van het universum willen sturen? Met de organische structuur waarover we vandaag beschikken, zal het ons niet lukken om miljarden lichtjaren ver te reizen. We zouden robots kunnen sturen, hen wat menselijk DNA meegeven en hen de opdracht geven om de mensheid op andere planeten te reconstrueren. Maar dan moeten die robots natuurlijk wel lang genoeg meegaan en zichzelf kunnen heropbouwen als er iets fout gaat. Kortom: we hebben nog wel wat om over na te denken.” (lacht)

Jan Rabaey: "Technologie is geen bedreiging, maar een hulpmiddel."Beeld Franky Verdickt

Het is toch fantastisch dat we daarover kunnen speculeren?

“Daar ben ik het helemaal mee eens. Het is ontzettend belangrijk dat we ongeremd kunnen blijven reflecteren.”

U duikt ter inspiratie weleens in sciencefictionboeken, hebben wij ons laten vertellen.

“Ik verslind sciencefiction. Al van toen ik klein was. Heel wat sf-schrijvers zijn trouwens goeie wetenschappers. De boeken van Vernor Vinge hebben me gestimuleerd om na te denken over sensornetwerken, die van Peter Hamilton om te experimenteren met organische tattoos: minuscule tattoos die we net onder de huid stoppen. En die we zelfs zouden kunnen gebruiken als touch interfaces: keyboards op onze armen.”

Welk sciencefiction-idee zou u tijdens uw leven nog gerealiseerd willen zien?

“Dan denk ik aan de space elevator die Arthur C.Clarke in The Fountains of Paradise beschrijft: een gigantische lift die mensen naar de ruimte en weer terug transporteert. Een geweldig idee. Met een raket de ruimte in trekken is een verschrikkelijk geldverslindende aangelegenheid. Een ruimtelift gebruiken is in theorie veel goedkoper. Het is wel nog niet helemaal duidelijk hoe je zo’n lift bouwt, maar dat is een kwestie van details. (lacht) Er zijn momenteel meer dan vijftig Amerikaanse universiteiten die ernstig bestuderen hoe we zo’n space elevator kunnen bouwen.”

Moet kunnen: een lift naar de ruimte en terug.Beeld Youtube

Toen u in 1983 samen met uw vrouw naar San Francisco trok, dachten jullie vrienden en familieleden: die zijn we binnen een paar jaar wel terug. Quod non.

“Als je in Californië woont, ga je niet terug naar België. Daarvoor is het leven hier te spannend en te zonnig. Al heeft Donald Trump de pret wel enigszins gedrukt. Een minderheid van de bevolking voelt zich door zijn verkiezing gesterkt om steeds openlijker racistische praat uit te slaan. Ik wind me daarover op. Californië moet tolerant en kosmopolitisch blijven.”

Ondertussen maakt u al 35 jaar deel uit van Silicon Valley. Dat is lang genoeg om op verveelde toon te kunnen zeggen: ‘Ach, de Valley. Het is niet meer wat het geweest is.’

(lacht) “En toch zeg ik dat niét. Silicon Valley blijft uniek. Nog altijd heb je nergens anders ter wereld zo’n krachtig ecosysteem van ondernemers, wetenschappers en investeerders. De universiteiten innoveren, de start-ups durven en de geldschieters steunen. The combined fire power of Silicon Valley, noem ik dat. Er is ook leven buiten de Valley, hoor. Acht van de snelste computers ter wereld staan tegenwoordig in China. En de Chinezen bouwen universiteiten als waren het koekjesfabrieken. Maar het gecombineerde talent van academici, ondernemers en investeerders heeft China nog niet. Al komt dat wel.”

'Ruim vijftig Amerikaanse universiteiten onderzoeken hoe we een space elevator kunnen bouwen, die mensen naar de ruimte en terug kan transporteren'
Jan Rabaey

Typisch aan Silicon Valley is ook de innige verstrengeling tussen de academische wereld en de bedrijfswereld. Uw eigen onderzoekscentrum in Berkeley wordt in grote mate gefinancierd met giften van bedrijven. Zijn jullie daardoor niet de facto hun research & development-afdeling?

“Nee. Ten eerste doe ik geen contract research. Als een bedrijf zegt: ‘Wij hebben dit probleem, kun je dat even helpen oplossen?’, dan zeg ik neen. Wij bepalen onze eigen agenda. Als ons werk bedrijven interesseert, is dat mooi, zo niet is het hun probleem. En ten tweede worden de bedrijven niet alleen slimmer van ons, maar wij ook van hen. Ik leer heel veel bij door in de adviesraden van bedrijven te zetelen. Wat gebeurt er in bepaalde sectoren? Wat zijn de bekommernissen van de mensen voor wie ze hun diensten ontwikkelen? Als je maatschappelijk relevant onderzoek wilt verrichten, zijn dat belangrijke vragen.”

Hoe kijkt u vanuit San Francisco naar Europa? Stelt Europa zich te kribbig op ten opzichte van de grote Amerikaanse technologiebedrijven?

“Europa heeft vooral te weinig lef. Alles moet er op voorhand tot in de kleinste details doorgesproken worden. Dat betekent in de praktijk vaak dat er gewoon niks gebeurt. In Amerika is dat anders. Daar is de mentaliteit: is it good enough? Let’s go!

Tot slot: Facebook-CEO Mark Zuckerberg was woensdag in Brussel voor een charmeoffensiefje ter attentie van het Europees Parlement. Is hij volgens u de kwade genius die steeds meer mensen in hem vermoeden?

“Nee. Ik geloof niet dat hij zich ooit heeft afgevraagd: hoe kan ik mijn platform nu eens misbruiken om de Amerikaanse presidentsverkiezingen te manipuleren? Niemand – ook Zuckerberg niet – had ooit verwacht dat sociale netwerken zo groot zouden worden. Hij heeft met Facebook een beest van ongeziene proporties gecreëerd en is zelf continu aan het bijleren. En hij heeft een businessmodel waar hij ook niet zomaar van kan afstappen zonder gigantisch veel geld te verliezen.

“Het probleem van Facebook is niet zozeer dat ze ons aan het manipuleren zijn, maar wel dat ze volop aan het improviseren zijn.”