Direct naar artikelinhoud
Boekenrecensie

De metamorfoses van Tom Lanoye, zestig jaar mens, veertig jaar auteur

Tom Lanoye.Beeld RV

In de slipstream van Madonna wordt Tom Lanoye zestig jaar. En ook dat gaat gepaard met trommels en trompetten. In het scrapboek Groepsportret met brilletje valt zijn vulkanische carrière in woord en beeld te herbeleven.

“Tom Lanoye klopt schuim, dat weliswaar zoet smaakt, maar dat je zonder moeite kan wegblazen”, zo oordeelde theatercriticus Klaas Tindemans in De Standaard na een bezoek in 1984 aan Jamboree, het literaire “kabaretprogramma” waarmee de piepjonge Tom Lanoye langs Vlaamse cafés en zalen toerde. Tindemans zette Lanoye weg als “een briljant poseur”. En concludeerde: “Literair is Tom Lanoye een mager beestje, en als polemist trapt hij open deuren in (...)”.

De geschiedenis gaf Tindemans pijnlijk ongelijk. Lanoye bleek helemaal geen eendagsvlieg of loze potsenmaker. In ijltempo ontworstelde hij zich tijdens de jaren 80 aan idolen als Jules Deelder, Johnny ‘the Selfkicker’ van Doorn en Gerrit Komrij, om zich naar het voorplan van het Nederlandstalige literaire landschap te wurmen. Door een luis in de pels liet Tom Lanoye zich overigens nimmer uit het lood slaan. Van meetaf aan spreidde hij een immens (en on-Vlaams) geloof in eigen talent tentoon. 

'Verandering heeft tijd nodig'

“Ik heb een doel, een vastomlijnd plan. Ik wil verschrikkelijk beroemd worden, afschuwelijk rijk en bemind door iedereen”, liet hij zich in 1986 in HP/De Tijd ontvallen. “Ik wist heel goed dat het me tien jaar kon kosten om door de kritiek te worden aanvaard. Verandering heeft tijd nodig, vooral in het literaire bedrijf dat van oudsher zeer conservatief is”, zo voegde hij er in 1997 nuchter aan toe in de Standaard der Letteren.

Maandag wordt de slagerszoon met een brilletje zestig jaar en mag hij met veertig jaar auteurschap op de teller pronken. De Kleinste onder Onze Literaire Grootheden – 1 meter 65 om precies te zijn – maakt nu zelf deel uit van dat ooit verfoeide literaire establishment. Terecht zal hij gefêteerd en gelauwerd worden. Dit weekend tuft hij van het Antwerpse stadhuis naar de Bourla in een open koningsblauwe Triumph. 

Want ja, wat heeft deze vulkanische opdonder sinds Gent-Wevelgem, zijn dichtersdebuut in 1982, niet allemaal de wereld in gestuurd? Even ademhalen: Lanoye schreef verhalen en romans (van instantklassiekers als Een slagerszoon met een brilletje en Kartonnen Dozen tot Het Goddelijke Monster en Zuivering), zette de klauwen in Shakespeares theaterstukken (Ten Oorlog) of in Euripides-klassiekers (Mamma Medea); hield de vlam van zijn verontwaardiging brandend in talloze polemieken en essays; zette oorlogspoëzie naar zijn hand (Niemands Land) en vierde triomfen met zijn taalexplosies op het podium. En dat voor een jongen die op zijn zestiende liever balletdanser wilde worden. 

De Kleinste onder Onze Literaire Grootheden – 1 meter 65 om precies te zijn – maakt nu zelf deel uit van dat ooit verfoeide literaire establishment

“Indien ik iets ben, dan ben ik inderdaad een auteur van stemmen. Van theater, van voordracht, van retoriek, van zingzang zonder zingen. En daarbij vloeien alle genres, alle disciplines, van essay tot poëzie, gewoon in elkaar over”, zo bekende Lanoye in zijn dankwoord bij de Constantijn Huygensprijs in 2014. “Ik schrijf geen enkele zin die niet bekt. Ik moet ze hardop kunnen voorlezen. Een zin moet allure, kleur, ritme en klank hebben”, voegde hij daar in HUMO aan toe.

Papieren huldebetoon 

Dat de metamorfoses van Tom Lanoye ook een papieren huldebetoon verdienden, is evident. De Standaard-journaliste Anni Van Landeghem, al vroeg Lanoyes teksvertrouwelinge en redacteur, ploeterde zich door tachtig archiefdozen en twintig ringmappen. In Lanoye 60. Groepsportret met brilletje brengt ze – onder het toeziend oog van Lanoye himself – haar “greep uit de grote grabbelton”, in een vormgeving van Dooreman, nog zo’n vaste compagnon de route van Lanoye. 

Verwacht je evenwel niet aan een biografie of “een chronologische terugblik”. Van Landeghem beperkt haar rol tot die van aangever, documentalist en sampler. Dit luxescrapboek op groot formaat is er een van hinkstapsprongen en pirouettes, van omkijken en af en toe de kluts kwijt zijn. Fans zullen het met blinkende oogjes aanschaffen. Ronkende citaten staan zij aan zij met korte(re), soms nooit eerder gepubliceerde teksten van Lanoye (zoals de roerende hommage aan vader-slager Roger bij diens uitvaart in 2008 of een gedicht over zijn huidige Antwerpse stek, de Lange Leemstraat). Ze zijn omlijst met knipsels, affiches, facsimiles en vaak verbluffend en nooit eerder vertoond beeldmateriaal. 

Dit luxescrapboek op groot formaat is er een van hinkstapsprongen en pirouettes, van omkijken en af en toe de kluts kwijt zijn

Ja, Lanoye moet met een neuslengte voorsprong op Herman Brusselmans en Hugo Claus de meest gefotografeerde Vlaamse naoorlogse schrijver zijn. Vestimentair vindt iedereen vast zijn gading: van de vroege lumberjackhemdjes, T-shirts met afgeknipte mouwen, kleurrijke hemden en dassen en frivole hoedjes tot de nette blazers die hij tegenwoordig draagt. En altijd weer viel bij Lanoye de voorhoede van de brillenmode af te lezen, van rond tot hoekig en weer terug.

“Zijn pen houdt het midden tussen een vlammenwerper en een repeteergeweer”, schreef de Nieuwe Revu in 1987, toen Lanoyes ster begon te rijzen. Razendsnel had de schrijver door dat hij het vizier ook op Nederland moest richten, wat via zijn intrede bij het Prometheus van Mai Spijkers (“distributeur van goddelijk vuur”) feilloos lukte. Eerder werkte Lanoye zich in de kijker met satirische schotschriften in zijn ‘officiële’ debuut Rozegeur en maneschijn (1983) bij Kritak. Hij stak er bijvoorbeeld de draak met Hugo Claus, het ‘tragische realisme’ van Hubert Lampo of Mireille Cottenjé. Komaf wilde hij maken met het ingedutte sfeertje van de Vlaamse letteren, waar de ‘stille generatie’ à la Alstein hoogtij vierde. 

Funk en disco

Lanoye besefte dat “schrijven alleen niet volstond”. Je moest lawaai maken, op de tafels klimmen en met de spierballen rollen. Afgekeken van de welig tierende punkscene – al zag hij uiteindelijk meer brood in funk en disco. Ook de bundel Mooie Jonge Goden (1986) met long time-spitsbroeder Herman Brusselmans en ander toenmalige nieuwlichters, mag nog steeds een van de betere schrijversmediaoffensiefjes heten. Komt bij dat Lanoye vanaf zijn eerste uitgaven het belang van een aansprekende vormgeving predikte – tot in de typografische finesses. Lanoye blijft met Dooreman ook nu nog steeds fanatiek zijn herdrukken en boeken rebranden. De koopmansgeest van nv Lanoye is onovertroffen. Of zoals een hoofdstuktitel luidt: “Ik wil me uiten om te kunnen innen.” 

Daarbovenop wist Lanoye zijn (nooit verloochende) jeugd in een Sint-Niklaas’ middenstandsgezin – zoon van een slager en een kleurrijke amateuractrice – te vereeuwigen in De Wase Trilogie en het fenomenale Sprakeloos. Een literaire goudmijn, gaf hij later toe.

Van Landeghem ruimt opvallend veel plaats in voor Lanoyes maatschappelijke besognes. We zouden haast vergeten hoe Lanoye zich na Zwarte Zondag engageerde in Charta 91 of zich ontpopte tot een homoseksueel rolmodel, zeker na het ondertekenen van zijn samenlevingscontract met zijn vriend René Los in 1996 (een symbolische ceremonie die Louis Tobback deed schuimbekken). 

De koopmansgeest van nv Lanoye is onovertroffen. Of zoals een hoofdstuktitel luidt: 'Ik wil me uiten om te kunnen innen'

Maar merkwaardig genoeg wordt Lanoyes proza in Groepsportret met brilletje matig bedeeld. Poëzie en theater krijgen veel meer armslag. Hoe dan ook is dit boek geen eindpunt. Eerder een surplace met toeters en bellen van een schrijvende wervelwind. Want dat Lanoye zich ook na zijn zestigste opnieuw zal heruitvinden, daar kun je gif op innemen.

Uit bij uitgeverij Prometheus.