Dood van Semira Adamu bezorgde België 20 jaar geleden ‘collectief trauma’

Familie en vrienden dragen de kist van Semira Adamu, op 7 oktober 1998. © REUTERS

Twintig jaar. Zolang is het vandaag geleden dat de uitgewezen Nigeriaanse asielzoekster Semira Adamu door verstikking om het leven kwam toen ze, geëscorteerd door vijf Belgische rijkswachters, gedwongen het land werd uitgezet.

De twintigste verjaardag van de dood van Semira Adamu gaat niet onopgemerkt voorbij. Verschillende groepen, verenigingen en activisten organiseren een hele waaier aan activiteiten, gaande van debatten en tentoonstellingen tot concerten en theatervoorstellingen om Adamu en haar ‘strijd van vrouwen voor hun waardigheid en voor het verzet tegen het asiel- en migratiebeleid’ te herdenken. Er staan ook manifestaties op de agenda, bijvoorbeeld vanavond in het Brusselse Maximiliaanpark en morgen aan het gesloten centrum 127bis in Steenokkerzeel.

Semira Adamu werd op 22 september 1998 op een vliegtuig gezet dat haar van België naar Togo moest brengen. Nadat vijf eerdere pogingen om haar te repatriëren waren mislukt, werden vijf rijkswachters meegestuurd om haar te begeleiden. De repatriëring liep echter helemaal fout. Om de twintigjarige vrouw in bedwang te houden, werd haar hoofd in een kussen geduwd en haar lichaam geblokkeerd. De techniek was onder bepaalde specifieke omstandigheden toegestaan, maar leidde er die dramatische dinsdag toe dat Adamu door verstikking in een diepe coma belandde. Ze werd nog naar het Brusselse Saint-Luc-ziekenhuis overgebracht, maar overleed daar dezelfde avond.

Dat een uitgeprocedeerde asielzoekster tijdens een gedwongen uitwijzing het leven liet, joeg een schokgolf door België. Op de afscheidsplechtigheid die voor Semira Adamu in de Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele werd gehouden, waren duizenden mensen aanwezig. Koning Albert en koningin Paola lieten er een krans leveren. Omdat hij de verantwoordelijkheid wilde opnemen voor ‘een dienst die onder (zijn) gezag ressorteert’, zag minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback zich genoodzaakt ontslag te nemen. Premier Jean-Luc Dehaene en de rest van de ministerraad hadden Tobback er nochtans van proberen te overtuigen aan te blijven, onder meer omdat hem geen persoonlijke fout te verwijten viel.

Commissie Vermeersch

De dood van de asielzoekster en het ontslag van Tobback deden een fel debat oplaaien over het terugkeerbeleid. Aan de Gentse professor Etienne Vermeersch werd gevraagd zich over de materie te buigen. In januari 1999 kwam de ‘commissie Vermeersch’, met hoofdzakelijk academici, mensen uit de luchtvaart en rijkswachters, met haar eindverslag, inclusief dertien aanbevelingen.

Het federaal migratiecentrum Myria lijstte in 2017 in een rapport over het beleid van terugkeer, verwijdering en detentie van vreemdelingen nog eens op wat de belangrijkste aanbevelingen waren: ‘het verbod van bepaalde dwangmaatregelen die een gezondheidsrisico inhielden of de fysieke integriteit bedreigden (obstructie van de ademhaling of gedwongen toediening van farmacologische producten), versterking van de voorlichting en ondersteuning waarover de vreemdelingen beschikken (om de potentiële weerstand van de vreemdelingen te verminderen), de verbetering van de omstandigheden in de gevangenis, of een regelmatig en gestructureerd overleg tussen de verschillende afdelingen die verantwoordelijk zijn voor de verwijdering’.

Aansprakelijk gesteld

Vier van de vijf rijkswachters die Semira Adamu tijdens haar uitwijzing moesten begeleiden, werden in december 2003 door de Brusselse strafrechtbank verantwoordelijk bevonden voor haar dood. De drie rijkswachters die haar in bedwang hielden, kregen elk één jaar met uitstel en een effectieve boete van 500 euro voor onvrijwillige slagen en verwondingen met de dood tot gevolg. Een overste, die ook in het vliegtuig aanwezig was en verantwoordelijk was voor de uitwijzing, kreeg veertien maanden met uitstel en een effectieve boete van 500 euro voor onvrijwillige slagen. Een tweede overste werd vrijgesproken.

De advocaten van de familie Adamu waren vooral tevreden dat de Belgische staat burgerlijk aansprakelijk werd gesteld. ‘We kunnen de boodschap naar Nigeria sturen dat hier recht geschied is’, zei meester Hein Diependaele. De drie rechters toonden zich in hun vonnis geschokt door de ‘gebrekkige en levensgevaarlijke richtlijnen’ die de rijkswachters hadden gekregen over hoe uitgewezen asielzoekers in bedwang moesten worden gehouden.

Maar ze waren ook kritisch voor het feit dat de uitwijzing van Adamu de inzet was geworden van het slagen of mislukken van de repatriëringspolitiek. Zowel de overheid als het Brusselse Collectif contre les expulsions (CCLE) kreeg een veeg uit de pan. Het CCLE had het lot van Adamu tijdens de maanden voorafgaand aan de noodlottige repatriëring onder de aandacht proberen brengen. Een manifestatie aan het centrum 127bis, waar Adamu al maanden opgesloten zat, had er in juli 1998 nog voor gezorgd dat meer dan twintig mensen konden ontsnappen.

Maar, oordeelden de rechters in 2003, die hele context deed niets af aan de verantwoordelijkheid van de rijkswachters. Naar aanleiding van de veroordeling door de rechters, zo schreef Myria vorig jaar in zijn rapport, besloten de politieorganisaties om niet langer gedwongen verwijderingen uit voeren.

Vrijwillige terugkeer

In januari 2004 werd een ‘commissie Vermeersch II’ opgericht, waarna de verwijderingen hervat werden. Na precies een jaar publiceerde de commissie 34 aanvullende aanbevelingen ‘voor een beleid van menselijke en effectieve verwijdering’. Het ging onder meer om een sterkere rechtsbescherming van alle betrokkenen (zowel politiediensten als te verwijderen personen), het vermijden van geweld, een betere communicatie tussen alle betrokken diensten, een betere bescherming van speciale categorieën mensen, zoals zwangere vrouwen, gezinnen met kinderen en niet-begeleide minderjarigen, en het integreren van verwijdering in de asiel- en migratieketen.

Wat dat laatste punt betreft, brak de commissie een lans voor sterkere programma’s voor vrijwillige terugkeer en een snellere en betere asielprocedure. Er werd ook gevraagd een ‘actief beleid tegen illegale immigratie aan de buitengrenzen’ te voeren – een anno 2018 bijzonder actueel thema.

Collectief trauma

Veel van de aanbevelingen zijn intussen in beleid omgezet. ‘Ons land heeft nog steeds te kampen met het collectieve trauma dat de dood van de Nigeriaanse vrouw Semira Adamu destijds heeft teweeggebracht’, erkende minister van Binnenlandse Zaken Jambon in 2015 tijdens een Kamerdebat. ‘Sindsdien is het terugkeerbeleid aan uiterst strenge regels gebonden. Mijn politiediensten houden zich heel strikt aan deze regels.’

Het is ook de politie, en meer bepaald de Algemene Inspectie van de federale politie en de lokale politie, die nu belast is met het toezicht op de gedwongen terugkeer in België. De oprichting van een permanente evaluatiecommissie voor het verwijderingsbeleid, zoals de commissie Vermeersch II aanbeval, had meer voeten in de aarde. Pas in februari 2018, dertien jaar na de aanbevelingen dus, kon staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA) de oprichting aan van een ‘opvolgings- en evaluatiecommissie Terugkeer’ aankondigen. Die staat onder leiding van professor emeritus Marc Bossuyt, voormalig topman van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) en oud-voorzitter van het Grondwettelijk Hof. De onafhankelijke commissie moet een evaluatie maken van zowel de vrijwillige als de gedwongen terugkeer en moet bekijken welke procedure moet worden toegepast om deze verwijderingen ‘zo correct en humaan mogelijk’ te laten verlopen.

Sp.a-Kamerlid Monica De Coninck had eerder al een wetsvoorstel ingediend om zo’n commissie in het leven te roepen en is nu tevreden dat ze er is, maar tegelijk betreurt De Coninck dat academici er geen deel van uitmaken. Ze is ook kritisch voor het feit dat Francken over de commissie ‘weinig openheid’ aan de dag legt. ‘In de Kamer zien en horen we daar niet veel over’, hekelt ze. De staatssecretaris benadrukt echter dat de commissie in eerste instantie twee jaar werkt en dat de regering na één jaar een tussentijds verslag ontvangt. ‘We moeten deze opvolgingscommissie de kans en de tijd geven om haar werk goed te kunnen uitvoeren.’

In het parlement konden in de bevoegde Kamercommissie al vragen worden gesteld, ‘dus we kunnen zeker spreken van transparantie’, zegt Francken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content