Direct naar artikelinhoud
review

‘Amir’ van Tamino: van deze prins geen kwaad

‘Amir’ van Tamino: van deze prins geen kwaad
Beeld rv

Is Tamino de rechtmatige erfgenaam van Jeff Buckley, vroeg The Independent zich eerder deze week af. Zijn debuut Amir houdt zowaar meer troeven achter de hand dan die hoogst vleiende vergelijking.

Op zijn debuut geeft Tamino-Amir Moharam Fouad nochtans niet vaak tegengas om die eeuwige vergelijking met Buckley onderuit te halen. In het bloedmooie ‘Each Time’ of magistrale ‘Persephone’ komt diens geest bijvoorbeeld spontaan spoken. 

In die songs maakt overigens ook het Brusselse muziekgezelschap Nagham Zikrayat zijn opwachting, dat bestaat uit enkele professionele muzikanten met een vluchtelingenstatuut, voornamelijk afkomstig uit het puin van Irak en Syrië. De dromerige oosterse mystiek die zij binnensmokkelen, vult de ruimte meteen als een elegant en zoet reukoffer. Op Amir zweven oosterse strijkers ook gracieus voorbij in het neerslachtige ‘So It Goes’ of een in Arabische krullen gehuld ‘Intervals’.

Open, weids, majestueus en rijk klinkt dit debuut. Geen gemiezer van een singer-songwriter met een krakkemikkig gitaartje

Lees ook het interview met Tamino: “Verdriet met rechte rug: dat is mijn Egyptisch DNA”

Soundscapes als woestijnzand

Inne Eysermans van Amatorski ging dan weer aan de slag met de muziek van Tamino’s grootvader Moharam, die tussen de fifties en de jaren 80 uitgroeide tot de Frank Sinatra van het Midden-Oosten. Uit vergeelde cassettes distilleerde ze soundscapes, waardoor de exotiek van Tamino’s roots je nog meer als mul woestijnzand komen toegewaaid.

Maar net zo goed is de invloed van Radiohead zelden ver weg. In ‘Sun May Shine’ of ‘w.o.t.h’ lijkt Thom Yorke er zelfs een neefje uit de Lage Landen op na te houden. Dat Radiohead-bassist Colin Greenwood meespeelt op het al langer bekende en onsterfelijke mooie ’Indigo Night’ mag dan ook geen wonder heten. Ingenieuze elektronische beats vormen op hun beurt de polsslag van ‘Chambers’, dat zijdelings lijkt te refereren aan een song die Balthazar roemloos over het hoofd zag. 

Wie ons langer dan vandaag zou kennen: omdat we zo ouderwets zijn als een koperen klinknagel, moesten we de afkorting van het jachtige ‘w.o.t.h’ effe opzoeken op Urban Dictionary. Een ‘woth’ is een wannabe goth, zo blijkt. Iemand die het duister oneigenlijk vermeestert. Mispakt Tamino zich aan zoveel donker melodrama op deze plaat? Allerminst. De afkorting blijkt trouwens gewoon te staan voor ‘will of this heart’. 

Of Amir de evenknie van Buckley’s onsterfelijke ‘Grace’ (1995) kan worden, zal de tijd moeten uitwijzen

Angelieke tenor

Open, weids, majestueus en rijk klinkt dit debuut. Geen gemiezer van een singer-songwriter met een klein, krakkemikkig gitaartje. Op de plaat zijn er een paar vaste ankerpunten – een herkenbare engelenstem en een spel met broze kwartnoten – maar zijn debuut zet het geen moment op een troosteloos kabbelen. Daarvoor dringen de grandioze songs en zijn angelieke tenor te diep in je vezels.

Of Amir de evenknie van Buckley’s onsterfelijke Grace (1995) kan worden, zal de tijd moeten uitwijzen. Wij kunnen alleen maar zeggen dat je stiekem zou hopen dat Tamino zijn tere hart vaker bereidwillig aan morzels zou moeten laten slaan. Melancholie, apathie en zelfs nihilisme vormen de ziel van zijn debuut, waarop je van deze prins – de Nederlandse vertaling van het Arabische ‘amir’ – geen kwaad wil horen. Vrolijker word je misschien niet van zijn zielenroerselen, gelukkiger wel.

Amir is nu uit bij Communion / Caroline. Tamino speelt op 30/11 in Ancienne Belgique.