Direct naar artikelinhoud
Opinie

Yves Desmet over Hugo De Ridder: “Een journalist zonder engagement is een triestige vent, zei hij ooit”

Hugo De Ridder.Beeld BELGA

Yves Desmet is journalist.

Ieder nieuw boek van Hugo De Ridder zorgde voor een golf van bewondering en frustratie bij onze generatie Wetstraat-journalisten. Hadden we daar de honderd dagen van Dehaene staan schilderen op de trottoirs van de Wetstraat 16, Stuyvenberg en Hertoginnendal, dachten we toch naar best vermogen verslag te hebben uitgebracht over wat er volgens ons aan de hand was, waren we fier naar huis gegaan. En dan kwam die dekselse De Ridder een jaar later met een boek waarin hij ons haarfijn in het gezicht wreef hoe we ons dingen hadden laten wijsmaken, op welke dag de finale ommezwaai in de coalitiegesprekkken had plaatsgevonden en waarom dat zo was, terwijl wij dat net een hele rustige dag hadden gevonden. 

Yves Desmet.Beeld Yann Bertrand

Geschiedenis lezen aan de hand van journalistiek is zoiets als de tijd aflezen van een horloge met enkel een secondewijzer. Hugo had een minutenwijzer, soms zelfs een uurwijzer.

Hij kreeg zijn informatie dankzij een zorgvuldig en jarenlang opgebouwd netwerk en door zijn briljant inspelen op een eigenschap die bij politici en journalisten, hemzelf inbegrepen, bovenmatig aanwezig is: onversneden ijdelheid.

Dat ging zo: Hugo maakte een tijdlijn van de gesprekken, en zocht vervolgens politicus A op. Hij vertelde A het verhaal van politicus B, vaak zelfs behoorlijk verzonnen, over hoe het er een bepaalde dag aan toe was gegaan. Waarop A als door een wesp gestoken de rol van B minimaliseerde en zijn eigen bijdrage extra in de verf zette, want B had toch al de discretie doorbroken. Hugo ging vervolgens met het verhaal van A naar C, waarop hetzelfde proces zich herhaalde. Met het verhaal van C ging hij dan terug naar B, die dan ook overvloedig begon te praten. Eenmaal bij politicus Z beland, wist niemand meer over een bepaalde periode dan Hugo.

Hugo had geen netwerk, hij maakte er zelf deel van uit

Lees ook: Hugo De Ridder (1932-2018): “Hij was de kritische chroniqueur van de machtige CVP”

Tindemans

Hugo had geen netwerk, hij maakte er zelf deel van uit. Op vele debatavonden waar lezers de journalistiek van vroeger veel beter en onafhankelijker vonden dan vandaag, haalde ik steevast het voorbeeld aan van een niet nader genoemde journalist die samen met een toppoliticus diens speech schreef, vervolgens naar het congres ging waar die speech werd voorgelezen, om dan in zijn krant te schrijven dat het een historische speech was. 

De journalist was Hugo, de politicus Leo Tindemans, de speech de legendarische toespraak waarmee Tindemans in 1979 het CVP-partijvoorzitterschap opeiste, tot groot en blijvend ongenoegen van andere toppers als Jean-Luc Dehaene en Wilfried Martens. Hugo gaf dat ook toe, al beweerde hij dat Tindemans ook veel had geïmproviseerd. Maar de historische slotzin, die claimde hij graag: “Als het uw wens is dat ik onze partij zal leiden doorheen de woelige periode die ons wacht, ben ik daartoe bereid.” De daaropvolgende Europese verkiezingen werd Tindemans de allereerste politicus die ooit één miljoen voorkeurstemmen kreeg.

De Ridder zat met één voet in de politiek, met één erbuiten. Dat hoort niet langer, in een nieuwe meer steriele benadering van journalistiek, die haar werk gedaan vindt wanneer ze de woorden van een politicus correct en neutraal heeft weergegeven. Hugo vond dat eerder een kwaliteit voor een stenograaf dan voor een journalist, die vooral zou moeten weten waarom die woorden werden uitgesproken, en vooral of ze al dan niet waar waren. Bovendien, monkelde hij, kon hij er toch niet aan doen dat het clubje jonge ambtenaren en cabinetards met wie hij jarenlang in dezelfde wagon de trein naar Brussel had genomen, en die allemaal goede vrienden waren geworden, nadien waren uitgegroeid tot toppolitici, topvakbonders en topmutualisten die in Poupehan de Belgische geschiedenis in een andere plooi zouden leggen? 

Geen enkele afstandelijke en neutrale journalist zal ooit een verhaal als dat van Poupehan kunnen onthullen, Hugo deed het wel. Het is een balanceren op de dunne koord tussen Mitspieler en de best geïnformeerde willen zijn. Hij is daar mogelijk een paar keer afgevallen, maar het heeft hem ook de grootste primeurs en de beste analyses van zijn generatie opgeleverd.

Razend

Hugo stapte op bij De Standaard nadat hij een directienota had onderschept waarin de editorialist van plaats één naar plaats negen op de redactionele hiërarchie was verplaatst, en nadat een jonge snaak op een dag dat hij te laat kwam al een edito over abortus had ingeblikt waarin heel andere dingen stonden dan wat ooit de lijn van De Standaard was geweest. Helemaal razend werd hij toen in die nota werd beweerd dat de lezer voortaan de hoofdredacteur van de krant moest worden, daarmee het tijdperk inzettend waarin marketeers hoofdredacteurs werden. 

Zelden is het politieke beest beter beschreven dan in ‘Het geknakte riet’, en rancune is ook vandaag nog steeds een drijvende politieke emotie

Hugo sprak de lezer nooit naar de mond, maar zei me ooit: “Een journalist zonder engagement is een triestige vent.” Volgens hem was er een directe link tussen die nieuwe trend waarbij een journalist geen mening meer mocht hebben en de opkomst van populisme en het Vlaams Blok. De andere verklaring was volgens hem de intrede van een nieuw type politiek personeel. Niet langer mensen zoals zijn vrienden, die zichzelf uit veelal armoedige gezinnen hadden opgewerkt naar de top, en die voeling hadden gehouden met hun milieu en afkomst, maar hooggeschoolden die in de kabinetten van vandaag meer dan drieduizend euro netto per maand verdienen om rapporten over armoede te schrijven.

Naarmate hij ouder werd, vond Hugo de rol van de individuele politicus en zijn psyche steeds belangrijker om machtsprocessen te doorgronden. Als van zijn oeuvre iets moet overblijven, laat het dan Het geknakte riet zijn, een sleutelroman over de bitterheid en de rancune waarmee de toenmalige christendemocratie na vijftig jaar de macht moest afstaan aan paars-groen. Zelden is het politieke beest beter beschreven dan in dat boek, en rancune is ook vandaag nog steeds een drijvende politieke emotie.

Een journalist moet, net als zijn krant, een heer van stand zijn, vond Hugo, zelf ‘every inch a gentleman’. Ik heb hem maar één keer emotioneel geweten, toen hij bij dageraad hartstochtelijk snikkend aan de telefoon hing om het overlijden van zijn boezemvriend Leo Tindemans te melden, zodat we tijdig genoeg aan een goed in memoriam zouden kunnen beginnen.