Direct naar artikelinhoud
brexit

Wanneer mijn paspoort eindelijk op de mat ligt, is alle enthousiasme voor een leven als Brit eruit geslagen

Lia van Bekhoven.Beeld Chris Radburn

Europeanen die dezer dagen in het Verenigd Koninkrijk willen blijven wonen, kunnen maar beter een inburgerings­examen doen. Als VRT-correspondente Lia van Bekhoven daar íéts leerde, is het dat de Britten hun beste tijd al lang hebben gehad.

Ik mag me sinds kort naast Nederlands ook Brits noemen. Niet dat ik de laatste status harts­tochtelijk ambieerde, maar als je na de brexit als eersterangs­burger in Groot-Brittannië wilt blijven wonen, kun je maar beter maatregelen nemen.

Britten zijn volgens de letter van de wet geen burgers maar onderdanen. En om onderdaan van het Verenigd Koninkrijk te worden, onderwerp je je aan een proces dat zo duur, omslachtig en tijdrovend is, dat ik bang was dat tegen de tijd dat het paspoort afkwam, het Verenigd Koninkrijk enkel nog zou bestaan in de herinnering van de omliggende landen. Een visioen dat tegenstanders van de brexit ook kan overvallen.

De website van het Home Office, het ministerie van Binnenlandse Zaken, adviseert het aanvraagformulier (30 pagina’s) te downloaden. Evenals de handleiding (21 pagina’s) die nodig is om het formulier te kunnen invullen. Plus het boekje (18 pagina’s) dat bedoeld is om de handleiding te begrijpen die bij de aanvraag hoort. Dat is de eerste horde. En waarschijnlijk de relevantste. De aan­vrager maakt zo kennis met het Monty Python-achtige absurdisme van een bestaan in Groot-Brittannië. Een land dat geobsedeerd is door migratie­cijfers, maar waar het bevolkings­­register nog moet worden uitgevonden.

De tweede stap is de inburgerings­toets. Nu ken ik inmiddels de weg wel in Engeland. Ik ben overbeleefd. Ik laat altijd passagiers uit de metro stappen voordat ik instap. Ik weet wie vorig jaar The Great British Bake Off won en ik heb ontwennings­verschijnselen als ik drie weken geen pakora eet. Dus van een multiple­choice-examen over ‘Britse tradities en gewoonten’ lig ik niet wakker.

Je moet het aanvraagformulier (30 pagina’s) downloaden, en de handleiding (21) die nodig is om het formulier te kunnen invullen. Plus het boekje (18), bedoeld om de handleiding te begrijpen

Dat is voordat ik de studie­gids Life in the UK aanschaf, waarmee je jezelf kunt toetsen op de drieduizend weetjes die je in het examen kunt tegenkomen. Zoals de naam van de eigenaar van het eerste Indiase restaurant in Londen. Het aantal gouden olympische medailles dat Chris Hoy won en het bestaan van een bier met de naam Fursty Ferret. De inburgerings­toets voor het staats­burger­schap is een lange pubquiz, gespekt met  278 data uit de Britse geschiedenis. Het kan een mens weken uit de kroeg en van de straat houden. De London Review of Books noemt de gids ‘het grappigste boek in de Engelse taal’.

Life in the UK heeft weinig te zeggen over wat de Britten Brits maakt. Definities van kenmerkende cultuur en eigenschappen stijgen met moeite boven de clichés uit. De nadruk ligt op het verleden.

Het hoofdstuk over de ‘lange en illustere’ geschiedenis is lang en illuster. Het barst van wetens­waardig­heden over Romeinen en Saksen. Hoe langer geleden, hoe beter. Maar over het ontstaan van ’s lands heilige koe, de nationale gezondheidszorg, of over het instituut van de BBC of het talent voor binge­drinken heeft de studie­gids niets te zeggen.

Praktische kennis, nodig om van nieuwe Britten goed geïntegreerde, actieve burgers te maken – het beoogde doel – is minimaal. Je kunt voor het inburgerings­examen slagen zonder iets te weten over onderwijs­diploma’s, inkomsten­belasting en hoe een ambulance te bellen.

Don’t mention the war

Maar de toets leert wel iets anders. Iets veel belangrijkers. Het leert dat de Britten hun beste tijd gehad hebben. Iedere pagina trilt van heimwee naar de glorie­dagen, waarvan de laatste zo’n driekwart eeuw geleden waren. 1940-1945 is de periode die het Verenigd Koninkrijk definieert.

Nog steeds gaat geen etmaal voorbij of ergens in de media komt de Tweede Wereld­oorlog boven­drijven, en vooral het feit dat de Britten hem wonnen. Alleen. De Amerikanen, die uiteindelijk de oorlog beslechtten, hebben niet eens een speaking part.

Toen de EU nog EEG heette, werd ik eens uitgenodigd voor een discussie­programma van de BBC over ‘Europa’. Het Verenigd Koninkrijk was pas enkele jaren lid van de Gemeenschap. Het was geen vanzelf­sprekende aansluiting. Wat hebben wij met Europa, vroeg een vrouw uit het publiek. Wat hebben wij met landen die als ze niet heulden met Hitler, door hem onder de voet werden gelopen? Ik woonde nog maar kort in Londen en had niet door dat de witte vlag hijsen teneinde je schitterende hoofdstad te sparen, voor de Brit geen geldig excuus is. Winston Churchill had lak gehad aan het militaire overwicht van de Duitsers. De Dunkirk spirit, met de ingrediënten vernuft, lef en eensgezindheid, had de nazi’s verslagen. Wij, slappe zeikers aan gene zijde van de Noordzee, waren binnen een week gezwicht.

In een land waar uitbundig gedrag wordt gezien als een vorm van hersenbeschadiging, loont het om niet te hard van stapel te lopen

Don’t mention the war? Het is ’s lands favoriete gespreks­onderwerp. Van de honderden boeken die jaarlijks over Hitler worden geschreven, komt 80 procent uit Engeland. De oorlog is de inspiratiebron voor de brexiteers. Hij benadrukt de Britse uitzonderlijkheid. Een rijk dat de wereld domineerde. Moeder der parlementen. In geen duizend jaar bezet. ’s Werelds vijfde grootste economie. Een superieur land dat zich nooit op zijn gemak kon voelen in een club waar overlopers en defaitisten zijn gelijken waren.

De brexit, zegt Mike Finn, auteur van Post-war Fantasies and Brexit, is het afnemende rendement op de naoorlogse fantasieën. Het in stand houden van de mythe over de geschiedenis betekent dat het Verenigd Koninkrijk niet hoeft na te denken over zijn plaats in de wereld. Nostalgie houdt de bange toekomst op een afstand. Het verdoezelt een fragiel, versnipperd zelfbeeld. Het herinnert de Britten aan een tijd waarin ze nog wisten wie ze waren. Doeners, geen denkers. Schrijvers en theater­makers, geen chefs en filosofen. Mensen met een perfecte huid, een slecht gebit en een verkeerd wereld­beeld, zoals iemand ooit zei. Geen wonder dat het Home Office tobt met een definitie van de nationale identiteit waar migranten mee thuis kunnen komen.

Diskwalificatie

Ook zonder een handzame ontleding van ‘onze waarden en principes’ weet je dat het voor een vlekkeloze aanpassing beter is hoge verwachtingen te begraven. Niet alleen van het Verenigd Koninkrijk, maar van het leven. Britten wantrouwen succes. In een land waar uitbundig gedrag wordt gezien als een vorm van hersenbeschadiging, loont het om niet te hard van stapel te lopen.

Een goed geïntegreerde burger stelt zijn perspectieven bij. Hij reageert alleen overdreven bij het zien van twee centimeter sneeuw. Voor het overige houdt hij zich in. Hij weet dat dingen nooit fantastisch of top zijn, maar quite OK en not too bad. De inburgerings­procedure is een extra afweer­middel tegen blije, zonnige vooruitzichten. Als de beste dagen nog in het verschiet liggen, dan enkel als reproductie van het verleden.

Hebt u de streepjes­code van het ministerie, vraagt de vrouw aan het loket. De wat? Ik voel een behoefte dolle dingen te gaan doen met een ketting­zaag

Ik ben geslaagd voor de inburgerings­toets en kan verder met het aanvraag­formulier. 
Hoeveel dagen was u de afgelopen drie jaar niet in het Verenigd Koninkrijk? Zijn het er meer dan 270, dan wacht automatische diskwalificatie. Welke dag arriveerde u in het VK met het idee zich er permanent te vestigen? Ergens eind jaren 70. Ik kwam op met Margaret Thatcher. Maar waar landde ik, op welke dag? Prins Charles was nog vrijgezel, Engeland bezat een kolenmijn­industrie en Harry Potter moest nog geboren worden. En wat is het nummer van uw permanente verblijfs­kaart? Hè? Een EU-burger heeft zo’n verblijfs­kaart toch niet nodig? Zonder verblijfs­kaart geen Brits paspoort. Het aanvraag­formulier voor de verblijfs­kaart telt 40 pagina’s. Bijbehorende handleiding en boekje niet meegerekend.

Claudius

Vier maanden nadat ik heb geleerd dat keizer Claudius in 43 na Christus Engeland binnen­viel, en drieënhalve maand nadat ik dat alweer ben vergeten, kan de aanvraag op de post. Alleen een verblijfs­pas met biometrische gegevens ontbreekt. In Kensington is een post­kantoor waar vinger­afdrukken worden afgenomen en gezichten gescand. What can possibly go wrong? Hebt u de streepjes­code van het ministerie, vraagt de vrouw aan het loket. De wat? Ik voel een behoefte dolle dingen te gaan doen met een ketting­zaag. Je zou het bijna opgeven, zeg ik. “No madam”, zegt de beambte en leunt samen­zweerderig over de toonbank. “Dat is precies wat de regering wil. U bent niet de enige. Niemand begrijpt wat er op dat aanvraag­formulier staat.”

Ze heeft mensen geholpen die voor de derde keer waren afgewezen op een technische fout, migranten die alles verkocht hadden en in een auto sliepen om de aanvraag te kunnen bekostigen, mishandelde vluchtelingen die geen vinger­toppen meer hadden om afdrukken van te nemen. Mijn geval is ongecompliceerd. Ik moet gewoon de aanvraag op de post doen en wachten op de streepjes­code voor de laatste ronde. Hoe gaat zo’n nationaliteits­aanvraag in zijn werk, vraagt later een Britse vriend. Wat staat er allemaal in? Het gaat niet zozeer om wat erin staat, zeg ik, maar om wat je tussen de regels door leest. “En dat is: fuck off.”

Tegen de tijd dat het Britse paspoort op de mat ligt, is alle enthousiasme voor een leven in het Verenigd Koninkrijk eruit geslagen

Er wonen zo’n 3,2 miljoen Europeanen in Groot-Brittannië. Hun status is losgeslagen door een referendum waarin zij geen recht van spreken hadden. Sindsdien dobberen ze mee op de chaos van de brexit, net als de rest van het land, alleen met minder zekerheden. Het had zo niet in het script gestaan. Niemand zou aan de positie van de Europese migranten komen. De echt­scheiding van de EU zou pijnloos zijn. Het Verenigd Koninkrijk hield immers “alle kaarten in handen” (minister Michael Gove). Het is tijd, zeiden de brexiteers, om in onszelf te geloven. Wij zijn economisch sterk genoeg om alleen verder te gaan.

Chaos

Die overtuiging is volgens sommigen de spectaculairste misvatting sinds het idee dat Jezus op 25 december geboren is. De Britten missen de vaardigheden, industriële basis en productiviteit om buiten de Unie in de top vijf van de wereld te blijven. De tekort­komingen van de Britse economie zijn decennia­lang gecompenseerd door het Europese lidmaatschap. Groot-Brittannië wordt niet belemmerd door de EU, maar door de EU overeind gehouden. Nu is zelf­overschatting de Britten niet vreemd. Maar tegen de crisis waar het land zich nu doorheen blundert, is geen Dunkirk spirit opgewassen.

Tienduizenden Europeanen zijn sinds het referendum over de brexit vertrokken. Voor degenen die blijven, is de Britse nationaliteit de beste garantie om bestaande rechten te behouden en er een paar extra bij te winnen. De weg ernaartoe is een verkapte cursus heropvoeding. Tegen de tijd dat het paspoort op de mat ligt, is alle enthousiasme voor een leven in het Verenigd Koninkrijk eruit geslagen. Je ziet het aan de gezichten van de nieuwe Britten bij de inburgerings­ceremonie. Een soort diploma-uitreiking waarbij we trouw zweren aan het staats­hoofd, en waarbij de ceremonie­meester constateert dat het aantal burgers uit de Europese lidstaten dat zich aanmeldde voor de Britse nationaliteit, is verdrievoudigd. Hij zegt “de EEG” als hij de EU bedoelt. “Ik ben te oud om dat allemaal bij te houden, darling.”

De nieuwe onderdanen zijn in hun gelatenheid niet meer te onderscheiden van de oude. Ze weten het niet zeker, maar hebben het angstige vermoeden dat ze ingezetenen zijn geworden van een land met een grootse toekomst achter de rug.