Beestenboel: de paardenkastanjemineermot heeft het rijk voor zich alleen

© .
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Om de-mot-met-de-lange-naam te spotten, zul je goed moeten zoeken. Maar haar effecten kun je wél gemakkelijk zien.

Wat is er met onze paardenkastanjes aan de hand? De bomen lijken wel ziek te zijn, of op zijn minst veel te vroeg in herfstmodus te gaan. Lang voor de bladeren van andere boomsoorten verkleuren door hun hoeveelheid bladgroen terug te schroeven, heeft de paardenkastanje op veel plaatsen al bruine bladeren.

De boom is het slachtoffer van het succes van een nachtvlindertje: de paardenkastanjemineermot. Dat profiteert de laatste decennia van een gulden regel in de ecologie: als je het rijk voor jou alleen hebt, kun je geweldig goed boeren.

Het diertje is mooi, met een overwegend rosbruine vleugeltekening gelardeerd met witte en donkerbruine strepen. Het is wel piepklein. Met zijn grootte van maximaal 4 millimeter moet je goed zoeken om het te zien te krijgen. Je kunt je zoektocht wel beperken tot de stam van paardenkastanjes – elders zul je de paardenkastanjemineermot vrijwel nooit aantreffen.

Een gulden regel in de ecologie zegt: als je het rijk voor jou alleen hebt, kun je geweldig goed boeren.

Vorige herfst vatte vlinderexpert Wim Veraghtert van Natuurpunt wat bekend was over de historiek van de soort samen in een ‘Natuurbericht’. Het diertje werd pas in 1986 voor het eerst beschreven, op basis van vondsten in Macedonië. Vermoed wordt dat het ooit uit Azië, waar het nooit is opgemerkt, tot in Europa is geraakt. De paardenkastanje zelf was oorspronkelijk een Oost-Europese soort, maar hij werd de laatste vijfhonderd jaar veelvuldig over de rest van Europa verspreid door mensen die zijn robuustheid waardeerden als ornament voor parken en dreven.

Vanuit de Balkan begon de paardenkastanjemineermot aan een indrukwekkende veroveringstocht van Europa. In 1999 bereikte ze ons land – de eerste waarnemingen werden gedaan in het park van Tervuren. Ze is ondertussen zo algemeen dat ze een massaal effect heeft op paardenkastanjes. De verkleuring van de bladeren heeft te maken met de activiteit van de rupsen. Een vrouwelijke mot kan tot driehonderd eitjes op een blad leggen. De rupsen die daaruit komen, kruipen in het blad en vreten zich een weg door het bladgroen. Als ze talrijk genoeg zijn, kunnen ze de kruin van een boom grotendeels verkleuren.

De vlindertjes kunnen in één jaar drie generaties produceren: drie cyclussen van ei via rups en pop tot vlinder. Maar als de eerste twee generaties een ravage hebben aangericht, blijft er voor de derde (de herfstgeneratie) niet veel meer over.

Honderd 'Beestenboeltjes' van de voorbije jaren zijn nu gebundeld in het boek Beestenboel van Dirk Draulans, Uitgeverij Polis, 264 blz., 22,5 euro.
Honderd ‘Beestenboeltjes’ van de voorbije jaren zijn nu gebundeld in het boek Beestenboel van Dirk Draulans, Uitgeverij Polis, 264 blz., 22,5 euro.

In ons land komen op tientallen plantensoorten tientallen mineermottensoorten voor, motten waarvan de rupsen in en niet op bladeren leven. Maar geen enkele ziet de paardenkastanje zitten, waardoor de paardenkastanjemineermot vrije baan heeft gekregen. Bovendien heeft de soort hier zo goed als geen natuurlijke vijanden. Sommige entomologen verwachten (of hopen) dat ze op termijn te lijden zal krijgen onder dezelfde (vooral microscopisch kleine) parasieten die de populaties van andere mineermottensoorten onder controle houden. Zodra een parasiet de sprong naar de nieuwe mot gemaakt heeft, zal ook hij vrije baan krijgen in een nog niet geëxploreerd leefmilieu.

Gelukkig zijn de verkleurde paardenkastanjes meer een esthetisch dan een ecologisch probleem: de bomen zien er niet uit, maar ze lijken de aanslag op hun welzijn te overleven. Ze cultiveren in de lente in ieder geval probleemloos verse groene blaadjes. De mot bestrijden zou sowieso een bijna hopeloze onderneming zijn.

Partner Content