Facebook opnieuw onder vuur: beschuldigd van lastercampagnes tegen concurrenten en critici

De storm rond Facebook lijkt maar niet te gaan liggen. De sociale netwerksite kwam onder vuur te liggen na de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016 en de Russische inmenging op het platform. Uit een reconstructie van The New York Times blijkt dat Facebook die Russische inmenging probeerde te minimaliseren.

Volgens Facebook-medewerkers waren er in de lente van 2016 al indicaties over mogelijke inmenging uit het buitenland. Russische hackers zouden geprobeerd hebben om accounts te infiltreren van verschillende campagnemedewerkers van Trump en Clinton.

Het bedrijf zou ondanks die bevindingen nog maandenlang zwijgen over de rol van Rusland. Eind 2016 verklaarde CEO Mark Zuckerberg nog dat het “een gek idee” was te denken “dat nepnieuws een rol speelde bij de verkiezingen”. Een uitspraak waar hij een jaar later op terugkeerde.

Volgens The New York Times zou Facebook in de nasleep van de verhalen over Russische inmenging ook een PR-bureau onder de arm genomen hebben om negatieve verhalen te schrijven over critici en concurrenten. Het PR-bureau zou volgens de krant verschillende nieuwsberichten hebben gepubliceerd over Google en Apple.

Een sappig detail in het verhaal is dat Mark Zuckerberg ook woedend zou gereageerd hebben op uitspraken van Tim Cook. In een interview met een Amerikaanse zender haalde de CEO van Apple uit naar het verdienmodel van Facebook: “Wij drijven geen handel met je persoonlijke leven, voor ons is privacy een mensenrecht.”

Als antwoord daarop zou de CEO van Facebook zijn bestuursteam de opdracht hebben gegeven om enkel nog Android-smartphones te gebruiken en dus geen iPhones. Facebook ontkent dat de uitspraken van Cook de aanleiding waren voor die beslissing. In een reactie zegt het bedrijf dat het werknemers aanraadt om Android te gebruiken omdat het eenvoudigweg het populairste besturingssysteem is.

Ook organisaties die kritisch waren voor Facebook zijn door het PR-bureau in diskrediet gebracht. Er was volgens The New York Times zelfs een strategie uitgewerkt om tegenstanders van Facebook in verband te brengen met de joodse miljardair George Soros, een bekende Facebook-criticus.

Soros, een Hongaars-Amerikaanse zakenman, gebruikt zijn fortuin om verschillende globalistische en links-liberale projecten of organisaties te ondersteunen. Veel rechts-conservatieve politici of bewegingen zien hem daardoor als een belangrijke vijand. In oktober kreeg hij nog een pijpbom in de brievenbus.

Volgens The New York Times probeerde het PR-bureau verschillende journalisten aan te zetten om de financiële banden in kaart te brengen tussen George Soros en critici van Facebook: “De PR-medewerker bleef Soros ter sprake brengen, het was vreemd”, schrijft een Amerikaanse journalist op Twitter.

In een blogbericht weerlegt Facebook vandaag de verschillende aantijgingen. Het ontkent ook formeel dat het PR-bureau betaald werd om desinformatie over concurrenten te verspreiden. Volgens Facebook was de samenwerking ook niet geheim en stuurde het communicatiebureau regelmatig persuitnodigingen uit naar journalisten.

Wat het bedrijf niet ontkent, is dat het PR-bureau verschillende journalisten heeft aangezet om de financiële banden van een Facebook-kritische organisatie te onderzoeken. Facebook wilde zo aantonen dat het geen spontane campagne was, maar ondersteund werd door “een bekende criticus van het bedrijf”. Het bedrijf ontkent wel formeel dat antisemitisme daarbij een rol speelde.

Ondertussen heeft Facebook de samenwerking met het PR-bureau wel verbroken, dat gebeurde kort na de publicatie van het artikel in The New York Times.