Direct naar artikelinhoud
Interview

Na Zaventem: “Ik wens het iedereen toe om tot op een millimeter van de dood te naderen”

Sébastien Bellin.Beeld Christophe De Muynck

Hij hijgde van kilometerpaal naar kilometerpaal, de mond in limbo tussen grijns en grimas. Hij trekkebeende lichtjes, want een splinterbom heeft een deel van zijn linkerkuit verwoest, en zijn benen konden alleen weer benen worden dankzij bouten en metalen plaatjes. En hij huilde, denkend aan de mensen die op 22 maart 2016 rond hem lagen in de vertrekhal van de luchthaven en die het niet hebben gehaald. Het was hard, maar Sébastien Bellin (40) heeft de marathon van Brussel uitgelopen, tweeënhalf jaar na de aanslag, toen de dood hem een klapzoen gaf in Zaventem.

Sébastien Bellin, 204 centimeter lust for life, was vijftien jaar lang professioneel basketbalspeler – in België bij onder meer Charleroi, Bergen, de Antwerp Giants én de nationale ploeg. Net na de aanslag hadden de dokters hem gezegd dat hij nooit nog zou kunnen lopen, maar na twee jaar stug revalideren is hij nu manager van eersteklasser Spirou Charleroi.

Sébastien Bellin: “Je kunt twee soorten sportlui onderscheiden: de atleet die graag wil winnen, en de atleet die móét winnen. De eerste is toegewijd en werkt hard, maar kan een nederlaag meteen relativeren. De tweede heeft iets manisch: hij hongert naar de overwinning. Ik ben die tweede.

“Ik was niet de meest getalenteerde basketbalspeler, dus moest ik andere manieren zoeken om waardevol te zijn voor mijn team. Ik deed het op karakter, werkkracht en onverzettelijkheid. Zo is het ook in het leven. Je hoeft niet de intelligentste te zijn, de handigste of de sterkste. Talent is van secundair belang. Het gaat om passie, om verlangen – om die honger. De marathon van Brussel lopen was zo’n overwinning die ik móést behalen.”

Je ziet het wel vaker bij wie de dood in de ogen heeft gekeken: het verlangen naar een grote, symbolische prestatie.

“Ik ben voortdurend op zoek naar balans, want voor wie evenwichtig is, is het leven het makkelijkst. Als ik in een extreme situatie beland, zoek ik het andere uiterste op om het evenwicht te herstellen. Word ik net niet uiteengereten door een bomaanslag en lig ik drie maanden in het ziekenhuis zonder me te kunnen bewegen, dan wil ik een marathon lopen.

“Iets extreems meemaken is niet positief of negatief. Het is wat het is: een ervaring. En het gaat om wat je er vervolgens mee doet. Al op heel jonge leeftijd was ik ervan doordrongen dat je je niet moet laten neerslaan door wat je overkomt. In elke situatie moet je op zoek naar het positieve, en geluk ligt binnen handbereik als je maar bereid bent er een vrolijk gevecht voor te voeren.”

Je kindertijd stond helemaal in het teken van aanpassing: samen met je ouders en je twee broers reisde je de halve wereld rond.

“Mijn vader was gewetensbezwaarde in de jaren 70, en als alternatief voor de militaire dienstplicht ging hij ontwikkelingswerk doen in Brazilië. Mijn broers en ik zijn daar geboren. We woonden in een mooie wijk van São Paulo en zaten op een degelijke school, tussen de andere expats. Maar ik besefte dat het een luxesituatie was, en dus ging ik ook het andere uiterste opzoeken: de favelas.

“Toen mijn vader voor een Amerikaans bedrijf ging werken, verhuisden we eerst naar Minneapolis, en later naar Philadelphia. Daarna ging het naar Europa: eerst woonden we in Denemarken, daarna in Italië en ten slotte in België. Mijn kindertijd was dus geen kalm meertje. Het ging allemaal snel, en er was geen structuur waarin ik me kon nestelen.

“Het was niet makkelijk om elke drie jaar te moeten verhuizen naar een ander stukje wereld en telkens mijn thuis, school en vrienden te moeten achterlaten. In Minneapolis kwam ik terecht tussen Amerikanen die nog nooit iemand hadden gezien die niet uit de Midwest kwam. En op school in Italië was ik de lange slungel die vriendschap moest sluiten met kleine Italiaantjes zonder dat ik hun taal sprak. Maar zo kweekte ik wel een formidabel overlevingsinstinct, ook dankzij mijn groot aanpassingsvermogen. (droog) Dat aanpassingsvermogen is best bruikbaar als op tien meter van jou een bom ontploft.”

Eind oktober 2018 tijdens de marathon van Brussel.Beeld ID

Dat je de aanslag hebt overleefd, heb je te danken aan de lessen uit je jeugd?

“Ja. Toen heb ik geleerd om sterk en positief te zijn, om verandering niet te vervloeken maar te omarmen, en om in elke situatie, hoe benard op het eerste gezicht ook, de zon te laten schijnen. Al die lessen, al die vaardigheden, al die ervaringen, kwamen samen toen ik op de luchthaven in mijn eigen bloed naar adem lag te happen. Toen heb ik gecasht.”

Rotte tanden

Je lag daar midden in de grootst denkbare gruwel.

“Een dode in je buurt zien liggen, dat kan de menselijke geest aan. Je kent het concept van een levenloos lichaam – het is akelig, maar ook duidelijk. Waar ik wel moeite mee had, waren de afgerukte lichaamsdelen. Een eenzame arm, verderop een been: dat is een macaber surrealisme dat de menselijke geest niet kan plaatsen. Net zoals mijn eigen situatie: ik lag daar op die koude tegelvloer, het bloed gutste uit mij, en ondertussen torpedeerde een monotoon, scheurend geluid mijn trommelvliezen – dat was onwezenlijk. Het zijn dingen die je niet ten volle kunt begrijpen als je er niet was.”

‘Je hebt altijd de keuze: je kunt een slachtoffer zijn of een overlever, iemand die een situatie te boven is gekomen’

Je liet je door een veiligheidsagent op een bagagekarretje hijsen en bereikte zo de voorkant van het gebouw. Daar pikte een ambulance je op: je redding.

“Tijdens dat anderhalf uur in de luchthaven was dat mijn game plan geweest: in een ambulance raken. Toen dat eindelijk was gelukt, voelde ik hoe mijn lichaam zich ontspande. En dát was het moment waarop de pijn toesloeg – een weerzinwekkende, allesverterende pijn die ik nooit zal vergeten.

“Toen ik de volgende dag na mijn operatie wakker werd, dacht ik dat ik brandwonden over mijn hele gezicht had. Maar toen ik om een spiegel vroeg, bleek ik alleen enkele schrammen in m'n gezicht te hebben. De pijn kwam van de klappen die ik in de ambulance had gekregen: op de momenten waarop ik dreigde weg te zakken – en dus zou doodgaan – werd ik hard in het gezicht gemept.”

De eerste persoon die je na je operatie zag…

“…was Pieter Loridon, ja. Die ken ik goed uit mijn periode als basketbalspeler. Stel het je eens voor: je bent net aan de dood ontsnapt, je doet je ogen open na een zware operatie, en je ziet die lelijke kop van Pieter. (lacht) Geen idee hoe hij binnen was geraakt, maar het typeert hem: in weerwil van zijn imago heeft hij een hart van goud. Hij had het nieuws gehoord en was onmiddellijk naar Brussel gereden om mij te zien.”

In je eerste interviews na het drama weigerde je een gehandicapte genoemd te worden.

“Dat was mijn vechtlust, die me heel stoer deed verklaren dat ik nooit zo’n parkeerkaart voor gehandicapten zou aanvaarden. Uiteindelijk kwam natuurlijk wel het moment waarop ik de realiteit onder ogen moest zien: sinds de aanslag ben ik gehandicapt, en dat zal ik tot het einde van mijn leven blijven. Maar zoals een blinde leert zien zonder ogen en een dove leert horen zonder oren, zo kan ik leren om die gehavende benen niet als een droevig eindpunt van mijn leven te zien.”

Heb je psychologische hulp gezocht?

“In de eerste dagen na de aanslag heb ik met een therapeut gesproken, maar al snel besloot ik om het alleen te doen. Niet dat ik iets tegen professionele hulp heb, maar het is niets voor mij. Net zoals ik al vrij snel bewust alle pijnstillers heb geweigerd. Ik wilde dat mijn lichaam vóélde waar het voor stond, dat het wist dat het moest strijden. Als je pijnstillers neemt, maskeer je die boodschap.

“Ik beschouw mezelf niet als een slachtoffer, wel als een overlever. Dat is een fundamenteel verschil. In mijn ogen is een slachtoffer iemand wie iets is overkomen – passief. En een overlever is iemand die een situatie te boven is gekomen – actief. Je hebt altijd de keuze: je kunt een slachtoffer zijn, of een overlever.”

Dat klinkt haast als een vermaning voor wie wél nog zwaar getekend is door de aanslag.

“Ik oordeel niet. Iedereen heeft het recht om met een tragedie om te gaan zoals hij of zij wil. En mijn manier is: geen tijd verliezen met zaken die er toch niet toe doen. Ik zou boos kunnen zijn, ja, ik heb er zelfs alle redenen toe. Maar wat zou het me bijbrengen? De kerel die verantwoordelijk is voor wat me is overkomen, is dood. Waarom zou ik boos zijn op een man die zichzelf heeft opgeblazen? Dat is toch energieverspilling? Ik spendeer die energie liever aan dingen opbouwen. Aan een goede vader zijn voor mijn dochters, een fijne partner voor mijn vrouw, een betrouwbare rots voor mijn vrienden.”

Dat vind ik oprecht mooi, maar is het echt een keuze die je kunt maken? Zo eenvoudig kan het toch niet zijn?

“Ook voor mij is het iets waar ik elke dag aan moet bouwen. Maar ik heb het voordeel dat die levensfilosofie al onder mijn huid zat, lang vóór die catastrofale ochtend in Zaventem. Het is nooit te laat om je dat positieve denken eigen te maken. De kern is: laat je angst varen. Ik geloof simpelweg niet in angst. Angst is een illusie.”

Wetenschappers zullen je op dat punt enthousiast tegenspreken. Angst redt levens. Het is de angst die de voetganger behoedt voor oversteken op het moment dat een auto met 120 kilometer per uur komt aangereden.

“Klopt, maar dat noem ik gevaar. Angst is: ’s ochtends opstaan en denken dat je die dag wordt aangereden door een auto die met 120 kilometer per uur rijdt. Dat is het probleem: we worden wakker met angst. Angst voor wat ons kan overkomen, angst voor een relatie, angst voor gemist geluk, angst voor de dood. Maar die angst is een illusie, en ik wil mij niet laten gidsen door een illusie. Ik heb ervoor gekozen om een vrolijk leven te leiden. Dat is mijn diepste overtuiging: je kunt ervoor kiezen om niet boos te zijn, niet bang, niet terughoudend. Tegelijk zal ik nooit iemand dwingen om op die manier naar het leven te kijken. Het enige wat ik kan zeggen, is dat het voor mij werkt – uitstekend, zelfs.”

Rotte tanden
Beeld Christophe De Muynck

Kun je beslissen dat je geen angst of woede voelt? Ben je niet bang dat zich onderhuids net veel giftig sentiment verzamelt, en dat dat ooit brutaal een weg naar buiten zal zoeken?

“Ik ben me bewust van die mogelijkheid, ja. En ondanks mijn levensfilosofie ben ik niet dat vrolijke jongetje dat elke dag gulzig uit bed hupt. Ik kan soms behoorlijk fucked up wakker worden. En uiteraard ben ik nog altijd niet in het reine met de gruwel die ik heb gezien. Maar ik kan wel beslissen wat ik met die negatieve gevoelens doe. Ga ik lusteloos in mijn zetel liggen, als een gewillige prooi voor frustratie? Of sta ik op en maak ik het beste van die dag? Ik kies voor het tweede – die keuze heb je wél."

Je kunt de werkelijkheid toch niet ontkennen? Je hébt een verschrikkelijke aanslag van dichtbij meegemaakt, en je lichaam ís gehavend.

“Juist, maar net op die vaststellingen is mijn theorie perfect toepasbaar. Een hoop metaal houdt mijn lichaam bij elkaar, maar ik kan toch maar mooi weer stappen. Er werd overwogen of mijn benen geamputeerd moesten worden, maar intussen heb ik wel de marathon van Brussel gelopen.

“Ik weiger die macabere 22ste maart als de grote cesuur in mijn leven te zien. Ik denk liever in termen van continuïteit. Als ik iets heb geleerd uit het drama, dan wel dat ik juist zat in de manier waarop ik mijn leven aanpakte. Dat ik vooral zo moet blijven denken. Voor mij is dat sindsdien de kerngedachte: zoals elke mens ben ik een work in progress, ik moet nog ten goede evolueren, maar er is iets aan de manier waarop ik de dingen aanpak dat onloochenbaar góéd is.

In de vertrekhal van Zaventem vlak na de aanslag van 22 maart 2016.Beeld Belga

“Ik vind het belangrijk dat mensen op een eerlijke, realistische manier naar zichzelf kijken. En dat ze daarbij niet bang zijn om trots toe te laten. Ik was niet de beste basketbalspeler, maar ik ben wel vijftien jaar lang prof geweest. Ik was niet het grootste talent van het nationale team, maar ik was wel een waardige kapitein. Ik heb na mijn basketbalcarrière mee een technologiebedrijf opgericht dat niet de allures van Google had, maar dat toch is verkocht aan een respectabele Amerikaanse speler. Uit al die dingen haal ik mijn trots. Als ik ze overloop, heb ik het gevoel dat het leven samenzweerderig naar me knipoogt: ‘Keep goin', Sébastien.’”

We zijn geneigd om te denken dat zo’n aanslag overleven een ander mens van je maakt. Maar dat is niet het geval?

“Mijn kern is niet veranderd, neen. Maar die dag heeft me wel overtuigder gemaakt. Mensen zullen het choquerend vinden, maar ik wens het iedereen toe om ergens in zijn leven tot op een millimeter van de dood te naderen. Niet met pijn en lijden, maar wel met het gevoel dat je leven aan een zijden draadje hangt, dat je zo dicht bij de dood bent dat je de rotte tanden in zijn smoel kunt tellen. Want als je leven vervolgens doorgaat, ben je veel mooie lessen rijker. In het volle besef dat het als een grote provocatie klinkt: voor mij is die aanslag een cadeau geweest.”

Maar voor een cadeau ben je dankbaar. Ik kan me toch niet voorstellen dat je die ploert die twee bommen liet ontploffen dánkbaar bent?

“Neen, ik ben niet dankbaar voor de tragedie die zoveel levens heeft gekost, net zomin als ik dankbaar ben voor de pijn die ik heb moeten lijden. Maar ik ben wel dankbaar voor de lessen die het me heeft opgeleverd.”

Ikea-genie

Word je nu van andere dingen gelukkig dan vóór 22 maart 2016?

“Absoluut. Vroeger was ik vooral geïnteresseerd in kwantiteit, sinds de aanslag gaat het alleen nog om kwaliteit. Je kunt jezelf voorhouden dat 3.000 euro per maand een voorwaarde is om gelukkig te kunnen zijn. Maar het gaat niet om dat soort meetbare zaken. Het gaat om wat je niet in een getal krijgt: liefde, plezier, zachtheid. Als je daarop focust, wordt het leven plots heel eenvoudig.

“Toen ik in Zaventem lag te sterven, dacht ik niet aan mijn bankrekening, mijn mooie huis in Michigan en mijn grote wagen. Ik dacht wél aan de tennislessen die ik mijn oudste dochter Cecilia gaf. Aan de familiedinertjes waar Vanessa, mijn dochter van toen bijna 3 jaar, alle aandacht opeiste met haar energieke waarom-vragen. En als je het dan overleeft, weet je dat het dáárom draait. Dat er fundamenteel niets anders is. Dat is het geheim dat ik verder wil vertellen.”

Is de relatie met je dochters veranderd?

“Cecilia was toen 7 jaar, Vanessa werd een paar dagen na de aanslag 3 jaar. Het was hard, maar mijn vrouw en ik besloten om ze heel actief mijn revalidatie te laten volgen. Ze hebben me zien evolueren van een ziekenhuisbed naar een rolstoel, van stuntelen op krukken naar strompelen zonder hulp, en van stappen naar lopen. Ik nam Cecilia soms mee naar de revalidatie. Dan liet ik haar mijn been masseren, inclusief dat akelige stukje weggerukte kuit. Ik wilde niets verbergen. Ik begrijp dat veel ouders hun kinderen zo lang mogelijk in een luchtbel van onschuld willen laten leven. Maar je mag daar niet in overdrijven, want dan wordt de overgang naar de echte wereld heel moeilijk. Kinderen mogen best weten dat het leven soms met rotzooi komt. Ik vind het ook prima dat ze me kwetsbaar hebben gezien. Ik heb niets met dat beeld van de onaantastbare ouder.

‘Ik heb zo’n hekel aan de term timemanagement. Hij geeft je de valse illusie dat je tijd kunt managen’

“Ik ben een betere vader geworden. Zo’n drama zet de dingen op scherp: je beseft plots heel intens hoe groot de liefde voor je kinderen is. Dat ik in dat anderhalf uur op de grond in Zaventem met zoveel verbetenheid heb gevochten tegen de dood, was omdat ik de vader van Cecilia en Vanessa wilde blijven.”

Wat probeer je hun bij te brengen?

“Cecilia – ze is nu 10 – speelt trompet, maar ze houdt niet van oefenen. Dus zeg ik haar dat ze, zelfs als ze later geen grote trompettiste wordt, wel geleerd zal hebben wat toewijding is, discipline, werk-ethiek. En dat ze dat zal kunnen vertalen naar om het even welk aspect van haar leven.

“Ze is niet zo sterk in wiskunde en spelling, en dat frustreert haar soms. Maar gisteren kwam ze met mijn vrouw terug van Ikea: ze hadden daar een opbergmeubel voor al haar speelgoed en haar spulletjes gekocht. Dat heeft ze vervolgens in haar eentje in elkaar geknutseld, zonder dat het enige moeite leek te kosten. Ik stond er verbluft naar te kijken: ik krijg nog geen eenvoudig stoeltje in elkaar geschroefd. En dus leg ik daar de nadruk op: ‘Fantastisch dat je dat kunt, Cecilia!’

“Ik vertel mijn dochters graag dat ze moeten proberen om uniek te zijn. Want hetzelfde zijn als iedereen, dat is saai. Dus probeer ik mijn dochters mee te geven dat het prima is om de dingen anders aan te pakken dan de anderen. Op korte termijn is het vaak moeilijk, omdat je als een outcast wordt beschouwd. Maar op lange termijn brengt het je geluk.

‘Mijn dochters van 7 en 3 hebben mijn revalidatie heel actief gevolgd. Kinderen mogen best weten dat het leven soms met rotzooi komt’

(Op dreef) “We duwen mensen veel te veel in een mal. Je moet tot je 18de naar school, en daarna hoor je voort te studeren. Je richting kies je pragmatisch: geen sport of kunst, ‘want dan vind je geen werk’. Je studeert vier jaar later af, je weet nog steeds niets van het leven, maar je zoekt een baan, je gaat een hypotheeklening aan en vindt een partner – ‘want dat maakt de dingen toch eenvoudiger’. En op je 40ste word je wakker – ondertussen heb je twee kinderen – en denk je: fuck, is dit het nu? Is dit mijn leven?

“Ik pleit voor het alternatief: doe wat je gelukkig maakt. Geloof niet in die kunstmatige opdeling tussen je roezige dromen en de beenharde realiteit. Wat ben je met slaafs het systeem volgen? Jezelf op de vloer van een luchthaven in een plas bloed terugvinden, hoort dat dan bij het systeem waar je je braafjes naar hebt geplooid?”

Heeft tijd een andere betekenis gekregen voor jou?

“Ik heb zo’n hekel aan de term timemanagement – stiekem moet ik altijd lachen met mensen die ’m enthousiast in de mond nemen. Hij geeft je de valse illusie dat je tijd kunt managen. Maar tijd is iets constants: ik kan je met de hand op het hart zeggen dat er morgen ook 60 minuten in één uur zullen zitten, en 24 uur in één dag. Je kunt daar niet over heersen. Je moet je dus niet bezighouden met timemanagement. Het is veel eenvoudiger: je moet je prioriteiten kiezen en je daarmee bezighouden. Doe wat je gelukkig maakt. Klink ik als een wollige utopist? So be it, want ik ben toch maar mooi het levende bewijs dat het wérkt.”

‘Ik zal gefaald hebben in het leven als ik op het einde alléén die man in een plas bloed van op de foto ben’

Tot slot nog een vraag die zich hopelijk ver in de toekomst situeert: hoe wil je na je dood herinnerd worden?

“De 22ste maart is mijn tattoo, die zal ik nooit kunnen uitwissen. Maar ik zal gefaald hebben in het leven als ik op het einde alléén die man in een plas bloed van op de foto ben. Als ik dan alleen die niet onverdienstelijke basketballer ben, of die moedige marathonloper. Ik hoop dat ik niet tot één momentopname of eigenschap word gereduceerd. Laat ze mij maar herinneren als de man die probeerde, en elke dag bleef proberen.”

© Humo