Direct naar artikelinhoud
Filmrecensie

‘The Ballad of Buster Scruggs’ van Joel & Ethan Coen: heerlijke momenten, weinig samenhang

Tim Blake Nelson.Beeld rv Netflix

Vanaf morgen op Netflix: de nieuwe film van de gebroeders Coen. The Ballad of Buster Scruggs ontstond als een tv-reeks en was dat misschien ook beter gebleven. Een omnibuswestern met heerlijke momenten, maar weinig samenhang.

Meteen nadat het Netflix-logo uit beeld is verdwenen, zien we een lijvig boek openzwaaien. The ballad of Buster Scruggs, and other tales of the American frontier oogt als een eeuwenoude, prachtig geïllustreerde literatuurklassieker, maar in werkelijkheid komen de zes kortverhalen die erin staan natuurlijk recht uit de geesten van Joel en Ethan Coen (No Country for Old Men).

De afgelopen kwarteeuw sprokkelden ze in een lade van hun bureau kleine ideetjes waarvoor ze niet meteen een plaats vonden in hun langspeelfilms. Die besloten ze vorig jaar te bundelen in een zesdelige miniserie voor Netflix, maar uiteindelijk veranderden ze het geweer alsnog van schouder: aangezien alle verhalen zich in het Wilde Westen afspeelden, zouden ze ook wel samen in één lange omnibusfilm passen. Zo ziet u maar: niet alleen de personages van de Coens maken betreurenswaardige keuzes, heel af en toe doen de broers dat zelf ook.

Geweld en humor

De film opent met de zingende cowboy uit de titel: Buster Scruggs, alias ‘the San Saba Songbird’. Met zijn smetteloos witte outfit en zijn gitaar is hij half Bobbejaan Schoepen, half Lucky Luke. Toonvast én hij schiet sneller dan zijn schaduw. Zijn episode is de meest vinnige van de zes: een ideale binnenkomer die – zoals meestal bij de Coens – geweld en humor combineert.

Daarna nemen de broers ons in galop mee op een behoorlijk wisselvallige rit: de toon gaat van cartoonesk over sprookjesachtig en tragikomisch tot huiveringwekkend. De onverbiddelijke hardheid van het Wilde Westen en de voortdurende nabijheid van de dood vormen een dunne rode draad doorheen de verschillende episodes, maar voor de rest voelt deze film precies als wat hij is: een samenraapsel van afzonderlijke ideetjes. Los zand in de woestijn.

De korte speelduur van ieder hoofdstuk laat weinig ruimte voor verdieping, maar de fabels van La Fontaine hadden ook niet veel woorden nodig om een punt te maken. Dat effect gaan de Coens bewust uit de weg. Reken niet op grote twists of betekenisvolle ontknopingen. Aan het eind van de episode met James Franco als crimineel aan de galg – de minst memorabele van het pak – hoor je net geen ‘badum-tss’ op de soundtrack. Liam Neeson als rondtrekkende showman weet dan weer wel onder je huid te kruipen, net als Zoe Kazan in ‘The Gal Who Got Rattled’ – het meest John Ford-achtige hoofdstuk, over een karavaan die richting Oregon trekt.

Alsof je zes feestelijke gangen krijgt voorgeschoteld, waarvan je telkens maar een hapje mag eten

Maar meestal is het de broers enkel en alleen om het plezier van het moment te doen. Eloquente dialogen, lachwekkende situaties, intrigerende figuren. Dat ze er daardoor zes keer op rij in slagen om de kijker meteen mee te krijgen, is bewonderenswaardig. Maar ook erg frustrerend: alsof je zes feestelijke gangen krijgt voorgeschoteld, waarvan je telkens maar een hapje mag eten. U begrijpt het: onze honger was niet gestild. Dan hadden wij toch liever die tv-reeks gezien, met afleveringen van minstens een uur.

The Ballad of Buster Scruggs is vanaf 16/11 te zien op Netflix. Lees ook het interview met de Coen-brothers: “We zijn nu meesters in het vermoorden van personages”