Hoe een plagiërende ambtenaar journalist bleef

© iStock

Peter Blasic, ook wel Peter Mertens, schreef voor onder meer het Nederlandse weekblad Nieuwe Revu en onze website over de gesloten werelden waar andere verslaggevers niet zo makkelijk binnenkomen. Knack brengt u dankzij De Groene Amsterdammer het verhaal van Peter Blasic, de plagiërende ambtenaar die journalist bleef.

In Nederlandse en Belgische media is een groot aantal artikelen verschenen van een journalist die grossiert in niet-verifieerbare bronnen. Hoewel hij sinds 2014 bij drie media is betrapt op plagiaat, en bijna niemand hem echt kent, maakt hij verhaal na verhaal.

‘Peter, een lezer maakte ons zonet attent op het feit dat je artikel over Oekraïne zowat integraal overgeschreven is uit Foreign Policy. Helaas klopt dat ook. We hebben het artikel meteen offline gehaald. Het kan echt niet dat je zaken gewoon overschrijft zonder bronvermelding.’

Het is 17.39 uur op maandag 1 september 2014 als Tom Cochez van Apache, de Vlaamse nieuwswebsite die bekendstaat om zijn onderzoeksjournalistiek, de pijnlijke e-mail verstuurt. Het is volgens Cochez ‘niet de eerste keer’ dat de redactie de Nederlandse auteur Peter Blasic waarschuwt. ‘Ik vind het heel jammer dit te moeten schrijven, maar ik vrees dat het vertrouwen zoek is om nog langer samen te kunnen werken.’

Op de koepelsite van Knack, waar alle magazines van mediabedrijf Roularta online toe behoren, vormt de inhoud van de magazines slechts een klein aandeel van het totale aantal artikels dat verschijnt. Er worden extra teksten geschreven door de redacties, het dagelijkse nieuws dat we relevant achten voor onze lezers wordt gepubliceerd, relevante opiniebijdragen worden gebracht, en artikels van freelancejournalisten worden aangekocht.

Bij die laatste categorie liep het mis. Tussen 2 april en 30 oktober 2018 verschenen zes bijdragen van Peter Blasic op Knack.be en Weekend.be waarvoor wij niet langer garant kunnen staan.

Onze website ging in de fout. Wij hadden deze oplichter moeten doorzien en onze lezers de teksten moeten besparen. U verdient, zeker in deze woelige tijden, beter en daar verbinden wij ons toe met scherpere procedures.

De afgelopen dagen zijn we nagegaan wat er precies is misgelopen. U kunt het verslag daarvan hier lezen.

Hoewel de samenwerking meteen stopt, krijgt Apache drie jaar later nog een keer te maken met het plagiaat van freelancejournalist Blasic, die voor de Vlamingen artikelen heeft geschreven over extreemrechts in voormalige Oostbloklanden, maar net zo goed over de Amerikaanse politiek.

In 2017 blijkt dat Blasic ook drie artikelen van de Deense journalist Nikolaj Nielsen van EUobserver had overgeschreven, nota bene nadat Apache Nielsen erop had aangesproken dat die in een van zijn artikelen was vergeten Apache als bron te vermelden. Na de afhandeling van de schade – Nielsen krijgt een vergoeding van 1600 euro en tekent om de affaire niet naar buiten te brengen – verwijdert de nieuwssite stilzwijgend alle artikelen van Blasic’ hand.

‘Italiaanse maffia in Nederland’, staat er groot op de cover van Nieuwe Revu nummer 50, die eind 2018 in de kiosk ligt, meer dan vier jaar na de eerste plagiaataffaire bij Apache. Hoofdredacteur Jonathan Ursem van Nieuwe Revu tweet een link naar het verhaal. Een week eerder is in het nieuws geweest dat er negentig maffialeden zijn opgepakt, van wie vijf in Nederland, bij een grote actie in heel Europa. ‘Een voormalig lid van de ‘Ndrangheta klapt deze week in Nieuwe Revu uit de school over de aanwezigheid van de Italiaanse maffia in ons land’, luidt de aankondiging op de site van Revu.

Het verhaal van journalist Peter Mertens is grotendeels opgehangen aan één bron: ex-maffioso Benito. In ronkende quotes doet Benito, alleen zijn voornaam staat vermeld, uit de doeken hoe de maffia in Nederland te werk gaat: ‘We hadden partners in Nederland, handlangers bij de douane die containers ongecontroleerd doorlieten en snelle jongens, met name Albanezen, die de containers ’s nachts op het haventerrein openbraken om de coke eruit te halen.’

De afgelopen jaren is in Nieuwe Revu een aanzienlijk aantal vergelijkbare verhalen verschenen. Ze spelen in op een actueel of spannend thema en mensen uit doorgaans gesloten werelden komen uitgebreid aan het woord. Spraakmakende onderwerpen die geregeld de cover van Nieuwe Revu sieren. Ze hebben één ding gemeen: er worden veelvuldig niet-herleidbare bronnen in opgevoerd.

De Groene Amsterdammer heeft onderzoek gedaan naar de publicaties in Nieuwe Revu. Hoewel deze artikelen onder de namen Peter Blasic én Peter Mertens verschijnen, gaat het om een en dezelfde persoon: Peter Blasic. In een omvangrijk oeuvre van 27 verhalen voor het weekblad staan tientallen bronnen met alleen een voornaam vermeld. Een groot aantal bronnen dat wel met voor- en achternaam wordt opgevoerd is ook na een uitgebreide zoektocht online niet vindbaar en dus niet te checken. Hiermee geconfronteerd, stelt hoofdredacteur Ursem van Nieuwe Revu Blasic voorlopig op non-actief. ‘In veel artikelen worden bronnen opgevoerd die eigenlijk niet te traceren zijn’, erkent hij. ‘We zijn daar als redactie te vrijblijvend mee omgegaan.’

Niet alleen Nieuwe Revu en Apache publiceerden verhalen van Blasic, sinds 2012 heeft hij ook geschreven voor Elsevier en de website van HP/De Tijd in Nederland en de website van Knack en MO* in België. In totaal zijn enkele honderden artikelen van zijn hand verschenen. Het productiefst was hij voor de site van HP/De Tijd waar hij ruim driehonderd bijdragen voor schreef. Bij OneWorld, VICE en ThePostOnline is hij ook actief geweest, maar is zijn bijdrage met een of twee stukken beperkt.

Na zijn gedwongen vertrek bij Apache in 2014 blijkt Blasic bij HP/De Tijd in 2017 en bij Elsevier in 2018 opnieuw te zijn betrapt op plagiaat, zo bevestigen de hoofdredacteuren Tom Kellerhuis en Arendo Joustra. Ook toen is er geen ruchtbaarheid aan gegeven. Het blijkt dat Blasic’ gebruik van niet-traceerbare bronnen zich niet beperkt tot Nieuwe Revu, maar ook is terug te zien bij Elsevier, de website van Knack, OneWorld en VICE. De hoofdredacties van deze laatste vier media erkennen net als Revu-hoofdredacteur Ursem dat zij de bronnen van Blasic niet kennen. Het is een opvallend gegeven dat zo goed als al het contact tussen Blasic en de redacties per mail verliep en bijna niemand hem dus echt kent.

Blasic’ carrière bij gerenommeerde media begint in België. Bij u003cemu003eMO*u003c/emu003e introduceert hij zichzelf in 2012 per e-mail als iemand die ‘met regelmaat artikels voor internet en gedrukte media’ schrijft en geïnteresseerd is in ‘sociale, economische en culturele activiteiten van Oost-Europeanen in Centraal en Oost-Europa, maar ook in de Benelux’.

‘Nee, niet meer’, klinkt het door de telefoon. Het is het antwoord op de vraag of de ambtenaar bij de gemeente Roermond toevallig ook journalist is, zoals een zoektocht op internet heeft uitgewezen. Als hij het inmiddels niet meer is, dan moet hij het eerder wel zijn geweest, toch? ‘Ja, min of meer’, geeft Peter Blasic toe. Als de begin veertiger te horen krijgt dat er vragen zijn over zijn werk als journalist, geeft hij een e-mailadres. De vragen mogen daar naartoe. Als antwoord uitblijft en hij twee dagen later telefonisch op zijn werk opnieuw de vraag krijgt, reageert hij geïrriteerd en noemt hij de journalist die vragen stelt ‘wel erg pushy‘. Hij geeft een privénummer waarop hij te bellen is. Het mobiele nummer staat uitgeschakeld, op zijn werk neemt hij niet meer op en op e-mails komt ook geen reactie.

Blasic houdt alles af. Zelfs een bezoek aan het stadhuis van Roermond – zijn werkplek – biedt geen soelaas. De receptioniste die Blasic vraagt het bezoek te woord te staan, krijgt te horen dat hij een vergadering heeft – die niet in de agenda staat – en dat de journalistieke kwestie niets te maken heeft met zijn werk als ambtenaar. Dat laatste is ook de slotconclusie als opgetrommelde communicatiemedewerkers zeggen dat het wat de gemeente betreft een privékwestie is. Zijn werkgever is op de hoogte van zijn nevenactiviteiten.

Blasic’ carrière bij gerenommeerde media begint in België. Bij MO* introduceert hij zichzelf in 2012 per e-mail als iemand die ‘met regelmaat artikels voor internet en gedrukte media’ schrijft en geïnteresseerd is in ‘sociale, economische en culturele activiteiten van Oost-Europeanen in Centraal en Oost-Europa, maar ook in de Benelux’. Voor de site van MO* schrijft Blasic daarna analyses over vooral de Balkan en Oost-Europa.

Het blijft niet bij duiding. Gaandeweg ontpopt Blasic zich als razende reporter en zelfs onderzoeksjournalist. Dat hij al in 2014 bij Apache moet vertrekken vanwege plagiaat vormt geen beletsel voor een verdere journalistieke carrière. Met Knack en Elsevier krijgt hij opnieuw kwaliteitsmedia als opdrachtgever, maar zijn grootste status bereikt hij bij Nieuwe Revu.

‘Bij het schrijven over een onderwerp dat zo schimmig is als spionage, gaat het allemaal om de contacten’, laat Peter Blasic in 2016 over zichzelf noteren in de rubriek ‘Op de redactie van Revu‘. Het gaat over de totstandkoming van zijn opzienbarende coverstuk verderop in het blad. Hierin onthult hij dat Rusland spionnen in Nederland stationeert die kerkhoven afspeuren ‘op zoek naar herbruikbare profielen liefst van jonggestorven kinderen die nog geen levensloop hebben die gedubbelcheckt kan worden’.

Blasic vertelt over zijn werkwijze: ‘Een goed netwerk hebben, het gebruiken daarvan en waar nodig je contacten uitbreiden om aan de juiste informatie te komen. Best wel een beetje zoals spionnen zelf ook te werk gaan.’ In zijn verhaal over de Russische spionnen komt ‘Johan, een bron bij een Nederlandse inlichtingendienst’, aan het woord.

Blasic schrijft de artikelen in zo’n hoog tempo dat het de vraag oproept waar hij, als ambtenaar, de tijd vandaan haalt.

Het is Blasic ten voeten uit. Hij weet altijd de juiste, veelal anonieme, bronnen te achterhalen. Voor een verhaal voor Nieuwe Revu over teruggekeerde Syriëgangers op 5 oktober 2017, vindt Blasic niet één, maar liefst drie jihadisten die hem bereidwillig te woord staan – met alleen hun voornaam. Zo zegt Said: ‘Mijn neefjes hingen aan mijn lippen. Ze zeiden dat ze net zo willen worden als ik. Ach, Nederlandse jongetjes spelen soldaatje in het bos. Mijn neefjes spelen jihadistje.’

Voor een verhaal waarin Nederlanders naar Panama vluchten om aan islamisering en migranten te ontkomen, spreekt hij met ondernemer Frank Ewals: ‘Nederland telt te veel buitenlanders en sinds de vluchtelingencrisis wordt Europa nog meer geconfronteerd met een mosliminvasie. Heel Europa gaat er aan ten onder.’ Het Zuid-Hollandse koppel Mark en Monique is dezelfde mening toegedaan: ‘We voelden ons bedreigd en dus vertrokken we naar Midden-Amerika.’ Weer een ander verhaal siert de Revu-cover met de tekst: ‘Rusland rekruteert in onze sportscholen, over de Russische militaire inlichtingendienst die in Nederland sportieve, jonge mensen probeert te werven via speciale vechtsportverenigingen’. Aan het woord: ‘een inlichtingenbron’.

Blasic schrijft de artikelen in zo’n hoog tempo dat het de vraag oproept waar hij, als ambtenaar, de tijd vandaan haalt. Hij schrijft ook nog voor andere media, bijvoorbeeld voor Elsevier vanuit verschillende landen in Oost-Europa, en Knack.

Zo verschijnt, in oktober vorig jaar, op de website van Knack, onder de auteursnaam Peter Mertens, een artikel over een man met de gefingeerde naam Frank die na vijftien jaar de extreemrechtse scene de rug toe heeft gekeerd. ‘Frank’ vertelt dat hij kebabzaken heeft vernield en voorbijgangers met een migratieachtergrond afgeranseld. ‘En niet te zuinig. Nee, tot ze bloedend en kwijlend op het asfalt lagen. Eén keer sprong ik op iemands been. Het geluid waarmee het brak, de onnatuurlijke houding dat het aannam, dat vergeet je niet.’

Frits van Exter, voorzitter van de Nederlandse Raad voor de Journalistiek, wijst, als hij het verhaal over Blasic krijgt voorgelegd, op het principe too good to be true. Hij ziet een duidelijke overeenkomst tussen Blasic en gekende sjoemelaars met bronnen als Perdiep Ramesar van Trouw en de gevierde maar onlangs ontmaskerde Claas Relotius van Der Spiegel. ‘Het gaat om verslaggevers die weten door te dringen in gesloten werelden waar andere verslaggevers niet zo makkelijk binnenkomen, zoals misdaad en jihadisme’, aldus de oud-hoofdredacteur van Trouw en Vrij Nederland. ‘Hoe spectaculairder de informatie en hoe anoniemer de bron, hoe meer rode vlaggen er zouden moeten verschijnen’, zegt Van Exter.

Voor buitenstaanders is niet met zekerheid te zeggen of bronnen nep zijn en verhalen verzonnen: aantonen dat een anonieme bron niet bestaat is eigenlijk niet te doen.

Of Blasic bronnen daadwerkelijk heeft vervalst, en als dat zo is op welke schaal, weet alleen hijzelf. Voor buitenstaanders is niet met zekerheid te zeggen of bronnen nep zijn en verhalen verzonnen: aantonen dat een anonieme bron niet bestaat is eigenlijk niet te doen. Waar mogelijk heeft De Groene toch geprobeerd om andere bronnen te verifiëren. Daarvoor is als voorbeeld het bronnenonderzoek genomen dat door een onafhankelijke commissie is gedaan bij Trouw na het bedrog door Perdiep Ramesar; de journalist die de term ‘Sharia-driehoek’ introduceerde, maar in 2014 niet aannemelijk kon maken dat hij door hem opgevoerde mensen daadwerkelijk had gesproken, en evenmin opheldering verschafte.

Net als bij het Trouw-onderzoek zijn de bronnen in de verhalen van Blasic onderverdeeld in categorieën. Eenvoudig verifieerbare bronnen, zoals woordvoerders van officiële instanties en bekende personen, zijn achterwege gelaten omdat de kans groot is dat zij zichzelf hadden gemeld als zij (verkeerd) waren geciteerd. Ook anonieme bronnen en bronnen met alleen een voornaam blijven buiten beschouwing. Een zoektocht naar deze mensen is kansloos zonder aanvullende informatie. Uit een grove telling blijkt dat Blasic zeker vijftig van deze bronnen heeft opgevoerd. Wel kansrijk zijn mensen die met voor- en achternaam worden opgevoerd, soms zelfs met een professie en locatie. De Groene heeft er hier, opnieuw na een grove telling, dertig van genoteerd en online geprobeerd te vinden met Google, LinkedIn, Facebook en Pipl.

‘Ik denk dat je een andere Esther Adema moet hebben.’ Dat zegt de enige vrouw met die naam uit Utrecht die online vindbaar is. In een verhaal over uitbuiting van au-pairs in Nieuwe Revu wordt een Esther Adema uit Utrecht opgevoerd. Ze zegt daarin dat haar au-pair zich ‘ontpopte tot een rechts-nationalistische dwerg uit Saksen-Anhalt’. Op een tweede mail antwoordt Adema: ‘De kans dat er nog een Esther Adema rondloopt in Utrecht lijkt me klein.’ Ook twee Frank Ewalsen zeggen niet de Panama-vluchteling te zijn die Frank Ewals heet uit het verhaal van Blasic. De twee psychologen met de naam Hoffman die in het big-register zijn te vinden, zeggen niet de psycholoog Hoffman te zijn in Blasic’ Revu-artikel over stalking.

Veel van de personen die met voor- en achternaam worden genoemd zijn online helemaal niet terug te vinden. Dat kan soms te verklaren zijn doordat bronnen een zeer algemene naam hebben, zoals ‘havenarbeider John de Jong’ in een artikel in Revu over drugssmokkel in de haven van Rotterdam. ‘Douanier Harry Winders’ in hetzelfde artikel zou al beter vindbaar moeten zijn, maar is dat niet. De achternaam Winders blijkt zelfs helemaal niet voor te komen in de Nederlandse Familienamenbank. Traceerbaar zou ook ‘de Groningse psycholoog Rene Willems’ (‘voorheen verbonden aan de ggz’) moeten zijn; hij komt aan het woord in een verhaal in VICE over een jonge vrouw bij wie seksuele fantasieën tot psychische problemen leiden. Of de ‘Amsterdamse psycholoog Simon Janssen’ in het verhaal in Nieuwe Revu over mannen die worden mishandeld door hun vrouw. Of ‘jongerenwerker Ron Bouman’ die het woord krijgt in een artikel in Revu over jonge vrouwen die uit emancipatoire overwegingen meisjesbendes oprichten. Zij zijn niet te vinden. Ook in Blasic’ werk voor Elsevier vanuit de Balkan komen zeventien mensen voor die niet online kunnen worden gevonden, net als drie personen in een artikel over Bosnië bij OneWorld.

Het betekent niet Blasic met niemand contact heeft gehad. De Duitse Turk en activist Ali Utlu zegt dat hij inderdaad door Blasic is geïnterviewd voor ThePostOnline. En de bekende advocaat Sébas Diekstra wordt door Blasic per mail geïnterviewd voor Revu, maar kijkt vreemd op als het verhaal later verschijnt onder naam van Peter Mertens.

Het blijkt dat Peter Blasic medio 2018 de naam Peter Mertens is gaan gebruiken. Als hij daar vragen over krijgt van zijn opdrachtgevers, dan vertelt hij dat hij de naam van zijn vrouw heeft aangenomen. In zijn bestaan als ambtenaar blijft hij Blasic heten. De eerste keer dat een artikel verschijnt onder de naam Mertens is op de website van Knack. Het is dan april 2018, niet lang nadat Blasic op plagiaat is betrapt bij Elsevier, dat in maart – zonder dit bekend te maken – de samenwerking met hem opzegt en enkele artikelen verwijdert. Voor Blasic is dit de derde keer, na zijn eerdere bedrog bij Apache en HP/De Tijd – dat eveneens zonder hier ruchtbaarheid aan te geven al zijn driehonderd artikelen verwijdert. Dat gebeurt nadat van acht van deze stukken is gebleken dat ze helemaal of gedeeltelijk zijn overgeschreven zonder bronvermelding. De door hemzelf aangeleverde profielfoto van Mertens op de website van Knack blijkt bovendien vals en afkomstig van een model en is met een Reverse Image Search-tool terug te vinden op honderden websites.

‘Nee, ik moet toegeven dat ik dat niet weet’, erkent hoofdredacteur Jago Kosolosky van de website van Knack. Hij kan niet zeggen wie er achter de gefingeerde naam Frank schuilgaat in het verhaal over deze uitgetreden rechtsextremist. ‘Het is een enorme grove fout en er is misbruik gemaakt van ons’, reageert Kosolosky op vragen over het brongebruik en als hij hoort over de valse profielfoto van Peter Mertens. Het lukt de hoofdredactie van Knack niet om opheldering te krijgen over de bron van haar auteur. Blasic blijft ook voor hen onbereikbaar.

Jonathan Ursem van Nieuwe Revu, dat veruit de meeste verhalen met niet-verifieerbare bronnen heeft gepubliceerd, stelt dat als bronnen in de artikelen van Blasic niet traceerbaar zijn, dat ‘niet automatisch betekent dat die bronnen er ook niet zijn’. Hij voegt daar wel aan toe dat ‘er nu twijfel is, waar journalistieke publicaties gebaat zijn bij zekerheid’. Ursem vroeg recent twee keer naar Blasic’ bronnen en kreeg naar eigen zeggen een ‘plausibel maar niet te checken’ antwoord. Hij erkent dat alertheid nodig is bij verhalen die too good to be true kunnen zijn. ‘Als er ooit een nepbron is opgevoerd, dan had ik dat kúnnen en dus móeten weten. Daar ben je hoofdredacteur voor. Ervan uitgaan dat iemand die voor je werkt te goeder trouw handelt, is dan schijnbaar niet genoeg.’

Hoofdredacteur Arendo Joustra van Elsevier kan ook niet instaan voor de bronnen van Blasic. Hij benadrukt dat Elsevier doorgaans voorzichtig is met anonieme bronnen. Voor de grote verhalen geldt dat er bij namen minimaal een leeftijd moet worden vermeld. De afdeling documentatie, Joustra spreekt van factcheckers, zoekt dat uit of vraagt dit na bij de schrijver. Blasic, die met name schreef over de Balkan en daarin veel niet-traceerbare mensen heeft opgevoerd, heeft echter nooit dit soort hoofdverhalen gemaakt voor Elsevier, dat voor zover na te gaan als enige medium Blasic eens op de redactie heeft ontmoet. Hij heeft daar met een chef geluncht en wordt omschreven als ‘rustig, aardig’.

OneWorld en VICE hebben elk maar een enkel artikel gepubliceerd met niet-traceerbare bronnen. Hoofdredacteur Seada Nourhussen van OneWorld vertelt dat haar redacteuren wel hebben doorgevraagd, ook of Blasic (die onder de naam Mertens publiceert) mensen echt had gesproken, maar dat hij deze vragen ‘slim’ heeft weten te omzeilen. De alarmbellen gingen ook niet direct af, erkent Nourhussen. ‘Omdat de bronnen een voornaam, achternaam en soms ook een leeftijd hadden. Dat is wel een les.’ Lisette van Eijk, hoofdredacteur van VICE, zegt dat ook bij geanonimiseerde bronnen doorgaans de volledige naam bekend is bij de redactie. ‘Blijkbaar is daar in dit geval onvoldoende naar gevraagd.’

De journalistieke carrière van Blasic laat zich in dat opzicht lezen als een nieuw pleidooi voor meer openheid na journalistiek gesjoemel, om te voorkomen dat een bedrieger vrij spel houdt.

Media moeten fraudeurs uit de kolommen houden. De vraag hoe, is vooral actueel door het schandaal dat de Duitse journalistiek vorige maand trof. Sterverslaggever Claas Relotius van het gerenommeerde weekblad Der Spiegel bleek zeker veertien van zijn verhalen te hebben vervalst. De 32-jarige journalist, die belangrijke prijzen won, kon zijn gang gaan en veroorzaakte met zijn bedrog schade aan het vertrouwen in de hele Duitse journalistiek.

De Nederlandse pers heeft zijn eigen een geschiedenis met fantasten. In de jaren negentig bijvoorbeeld schreef journalist Jan Haerynck in de Volkskrant een totaal verzonnen verhaal over de ontvoering van een Duits meisje in Euro Disney. Achteraf bleek hij ook bij De Groene Amsterdammer, Het Parool en in zijn thuisland België bij De Morgen feiten met fictie te hebben verward.

In de kwestie-Haerynck schuilt een parallel met het herhaaldelijke plagiaat van Blasic. Haerynck was namelijk ook al voor zijn Volkskrant-verzinsel bij andere media bekend als een bedrieger, maar niemand waarschuwde de krant toen hij daar in de kolommen opdook. Matthijs van Nieuwkerk zegde als toenmalige chef bij Het Parool de samenwerking op met Haerynck nadat die een niet-bestaande vriend van de overleden dichter Nico Slothouwer had geciteerd. ‘Toen ik anderhalf jaar later zijn naam terugzag in de Volkskrant had ik Pieter Broertjes (toenmalig hoofdredacteur, nvdr.) natuurlijk kunnen bellen. Maar ik wilde niet voor verklikker spelen, dat past mij niet’, aldus Van Nieuwkerk in 1996 in De Groene.

De journalistieke carrière van Blasic laat zich in dat opzicht lezen als een nieuw pleidooi voor meer openheid na journalistiek gesjoemel, om te voorkomen dat een bedrieger vrij spel houdt.

Twee decennia na Haerynck denkt Elsevier-hoofdredacteur Arendo Joustra dat het wenselijk kan zijn dat er een zwarte lijst komt, hoewel hij wel juridische bezwaren ziet. Volgens hem gaat een plagiator als Blasic van blad naar blad. ‘Daar ligt een soort verantwoordelijkheid’, aldus Joustra. ‘Je zou elkaar moeten waarschuwen.’ Seada Nourhussen van OneWorld vindt het een probleem dat iemand na een zwaar journalistiek vergrijp ‘blijft rondwaren’. Ze noemt het ronduit slecht dat media ‘om zichzelf in te dekken dit niet kenbaar maken’.

Jonathan Ursem van Nieuwe Revu is hier ook over ontstemd. ‘Het was wel handig geweest als Kellerhuis (hoofdredacteur HP/De Tijd, nvdr.) me een mailtje had gestuurd over Peters (Blasic) werk. Nu veegt hij Peters artikelen onder het tapijt en hoopt ie dat niemand erover struikelt.’

Frits van Exter ziet meer redenen om opener te zijn over fouten, dan alleen het weren van charlatans. Hij noemt het een ‘zekere verplichting aan je lezers, want het gaat er niet om of de hoofdredacteur belazerd is, maar dat de lezer belazerd is’.

De activiteiten van Blasic zijn ook een nieuwe wake-upcall aan het adres van chefs en hoofdredacties om alert te zijn. Met de affaire-Perdiep bij Trouw nog vers in het geheugen is het opmerkelijk dat redacties in Nederland en België nog steeds onvoldoende zicht hebben op bronnen die met alleen een voornaam in een verhaal voorkomen. Of Blasic ze nou verzonnen heeft of niet.

‘Het verbaast mij dat zo iemand zo makkelijk met zulke dunne bronnen zulke verhalen gepubliceerd krijgt’ zegt Van Exter hierover. Hij merkt op dat het ‘niet de minste titels’ zijn. Bezuinigingen noemt hij ‘geen excuus’, zeker als ‘zo makkelijk te verifiëren valt dat de bronnen niet bestaan of dubieus zijn’. Van Exter ziet twee eenvoudige remedies: altijd kritisch lezen en medewerkers echt kennen.

Nieuwe Revu zal ‘vanaf heden’ journalisten die anonieme bronnen opvoeren of met gefingeerde namen werken vragen om een bronnenlijst in te leveren met wie ze gesproken hebben en hoe, waar en wanneer dat gesprek heeft plaatsgevonden.

Peter Blasic geeft vlak voor het verstrijken van de uiterste deadline van dit artikel alsnog een korte reactie per mail. Hij zegt hierin dat het hem ‘bevreemdt met welke stelligheid jullie suggereren dat deze gesprekken niet hebben plaatsgevonden’. Hij laat weten wel degelijk mailwisselingen te hebben met contacten, maar overlegt deze niet. Verder ontkent hij plagiaat te hebben gepleegd bij HP/De Tijd en Elsevier, hoewel de hoofdredacteuren van deze bladen dit wel erkennen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content