Direct naar artikelinhoud
interview

Kunstenares Carla Arocha kijkt met bang hart naar situatie in haar geboorteland: “Ik blijf weg uit Venezuela, om er níét te sterven”

Carla Arocha.Beeld Joris Casaer

Carla Arocha woont straks twintig jaar in Antwerpen. Haar huwelijk met Luc Tuymans en haar eigen carrière lopen gesmeerd. Het is de situatie in haar geboorteland Venezuela die haar uit haar slaap houdt.

Een luidruchtige Latijns-Amerikaanse furie is Carla Arocha niet. Ze praat stil en beantwoordt de meeste vragen met een kort, afgemeten zinnetje. “Yes, I think so”, “Mm, I wonder”, “No, I guess not.” Ze spreekt Engels met een licht Spaans accent. 

Zelfs haar woede ventileert ze op een fluweelzachte toon. Over Hugo Chávez, de man die ze persoonlijk verantwoordelijk acht voor de complete ineenstorting van haar geboorteland Venezuela, én voor de zelfmoord van haar beste vriendin, zegt ze: “Please, let’s not talk too much about that man”.

Engels is ook de taal waarin ze converseert met haar echtgenoot Luc Tuymans. Ze hebben elkaar leren kennen in Chicago, waar Arocha biologie en kunst heeft gestudeerd en alles samen twintig jaar heeft gewoond. Toen ze naar Antwerpen verhuisde en wilde trouwen met de man die toen al heel druk doende was de schilderkunst opnieuw uit te vinden, gingen de Belgische autoriteiten voor de zekerheid toch even na of het geen schijnhuwelijk was. Maar zie, twintig jaar later zit ze hier nog: achter een lange tafel in haar studio op het Antwerpse Eilandje, op de benedenverdieping van het complex dat ze daar hebben laten optrekken door Glenn Sestig Architects. De ruimte is oogverblindend wit en zo enorm groot dat zelfs haar gefluister erin weergalmt.

‘Ik doe niets anders dan geneesmiddelen opsturen naar Venezuela. En naar mijn vriendinnen stuur ik kleren, schoenen en tassen’
Carlo Arocha

Ook de kunst die Arocha maakt, nu al een vol ­decennium in duo met Antwerpenaar Stéphane Schraenen, is afgemeten en terughoudend. Meestal abstract, soms best monumentaal, maar altijd minstens even hard appellerend aan je verstand dan aan je gevoel. Geometrische constructies, monochrome vlakken, sculpturen wier vormen zowel eenvoudig als complex zijn, trompe-l’oeils. En veel spiegels. Het werk van Arocha-Schraenen, dat is reflectie: kijk naar jezelf, zoek het zelf uit. Eén ding zijn hun creaties niet: opdringerig. Ze lijken zich te plooien naar de omgeving waarin ze terechtkomen. Dat is misschien de Arocha-factor.

Een jaar geleden was ze doodongerust. Na de dood van haar moeder was haar broer alleen achtergebleven in Venezuela, met zijn vrouw en twee kleine kinderen. Elke dag drong Carla Arocha er bij hem op aan het land te verlaten. Tevergeefs. Het land lag in puin. Er was een tekort aan voedsel, aan medicamenten, aan zowat alles. De inflatie galoppeerde naar 1 miljoen procent; geld was niets meer waard. Criminaliteit was het enige dat nog loonde. De hoofdstad Caracas, waar ze geboren en getogen zijn, stond afgetekend aan kop in de rangschikking van gevaarlijkste steden ter wereld. Wie voor eten of medicijnen in de rij ging staan, waagde zijn leven. Sinds afgelopen zomer woont haar broer bij zijn schoonfamilie in Madeira, het bloemeneiland in de Atlantische Oceaan. Tot Carla’s immense opluchting.

Ze steekt een sigaret op. Haar eerste in vijf dagen, beweert ze. “Ik rook véél minder dan mijn echtgenoot.”

Hebt u een goed zicht op de huidige situatie in Venezuela?

Carla Arocha: “Ik heb voortdurend contact. Elke dag bel of mail ik wel iemand. Maar de mensen daar krijgen maar weinig betrouwbare informatie. Er is censuur, het nieuws wordt gefilterd, loze geruchten worden verspreid. Soms heb ik het gevoel dat ik meer weet dan zij. En ik ben niet de enige emigrant natuurlijk, er zijn er ondertussen miljoenen. Nieuws, berichten en geruchten stromen via miljoenen kanalen in en uit het land.”

Hoe gaat het met uw broer? Heeft hij niet te veel last van heimwee in Madeira?

“Tuurlijk wel. Zoals iedereen hoopt hij dat de situatie snel verbetert zodat hij kan terugkeren. We zullen zien. Zijn kinderen van acht en zes zijn in elk geval gelukkig. Ze kunnen er bewegen, buitenspelen, veilig naar school gaan: allemaal dingen die in Venezuela niet meer mogelijk waren. Zelfs in je eigen huis ben je daar niet meer veilig. Om nog maar te zwijgen van de dagelijkse calvarie om aan eten te geraken. En als je ziek wordt, is het nog veel erger. Door het gebrek aan medicamenten zijn er kinderen en oude mensen die sterven van een banale verkoudheid. Ik doe niets anders dan medicamenten opsturen. (glimlacht) En naar mijn vriendinnen stuur ik kleren, schoenen, tassen - al wat ik kan missen.”

Carla Arocha: “Op een gegeven moment was ik zelfs jaloers op Luc, omdat ik dacht dat mijn moeder hem leuker vond dan mij.”Beeld BELGAIMAGE

Komen uw hulpgoederen op hun bestemming?

“Ik stuur alles met FedEx. Mijn laatste zending met medicamenten is wel verloren gegaan. Drie pakjes. Dan stuur je die opnieuw. En met mijn vriendinnen van de middelbare school, met wie ik altijd in contact ben gebleven, hebben we nu een WhatsApp-groep.”

Voelt u zich soms machteloos hier?

“Natuurlijk. Ik heb er nog ooms en tantes en neven en nichten. Sommigen zijn oud, die zou ik nog willen terugzien. Maar het is echt te gevaarlijk nu. Ik heb er ook geen plek meer waar ik kan verblijven. De huizen van mijn moeder en mijn broer zijn leeggehaald en verhuurd. Sinds de dood van mijn moeder, in april 2016, ben ik er nog vier keer geweest. De laatste keer voor een tentoonstelling met Stéphane. Dat was een project dat we al eindeloos hadden uitgesteld. Ik ben blij dat we het uiteindelijk toch gedaan hebben. It was an amazing, uplifting moment. Een kleine daad van verzet. We deden iets in een land waar niemand nog iets wil doen. Maar het was telkens ook een heel gedoe. Je hebt een chauffeur nodig die de routes kent die min of meer veilig zijn. Het grootste deel van de tijd zit je binnen niks te doen omdat het buiten te gevaarlijk is. En als je mensen meeneemt naar daar, breng je die ook nog in gevaar.

“Er zijn de laatste jaren drie of vier miljoen mensen weggetrokken uit Venezuela – niemand kan de tel nog bijhouden. Wel, die wachten allemaal op de dag dat ze kunnen terugkeren. Ik niet. Ik ben al veertig jaar weg uit mijn land. Ik ben geen vluchteling, maar een gewone emigrant. Ik heb mijn leven buiten Venezuela.”

‘De criminelen hebben Venezuela gekidnapt. En op de achtergrond regisseren de Cubanen het spel’

Hebt u in die veertig jaar nooit zin gehad om terug te keren?

(lacht) “Als je van elders komt, denken mensen blijkbaar dat je diep vanbinnen de lokroep van je vaderland blijft horen en op een goede dag zult willen terugkeren om er te sterven en begraven te worden. Ik blijf nu juist uit Venezuela weg om er níét te sterven en begraven te worden.”

Was Venezuela toen u er wegging een land dat u wilde ontvluchten?

“Helemaal niet. Toen ik in december 1979 in ­Miami arriveerde, dacht ik dat ik in het butthole van de wereld was terechtgekomen. Vergeleken met Caracas was dat een onderontwikkelde stad. Such a crappy place. Voor geen geld ter wereld wilde ik daar blijven. Gelukkig was mijn eindbestemming Chicago: een grote, moderne, levende stad die al wat meer op Caracas leek.

Door zijn enorme oliereserves was Venezuela toen een van de rijkste landen van Zuid-Amerika. En Caracas was in de jaren 70 een snelgroeiende Zuid-Amerikaanse metropool. Er werden snelwegen aangelegd en prestigieuze gebouwen opgetrokken. Er hing toekomst in de lucht. Mijn ouders waren allebei advocaat. Wij behoorden tot de middenklasse die het steeds beter kreeg. We waren op niemand jaloers. We hadden alles wat we nodig hadden. (lacht) Plus beter weer. (stil) Daarom is het dubbel pijnlijk om te zien dat de Venezolanen nu de paria’s van Zuid-Amerika zijn. Ik was vorig jaar in Ecuador en Argentinië. De straatventers en de bedelaars die ik daar tegenkwam, waren bijna zonder uitzondering Venezolanen; ik herkende hun accent. Dat we nu de gebroken mensen van het continent zijn is pijnlijk en cynisch, want het land is nog altijd zeer rijk. Olie, goud, alles wat economische waarde heeft zit in Venezuela in de grond.”

Wie beheert die weelde nu, Nicolás Maduro en zijn clan?

“De criminelen hebben het land en zijn bodemschatten geroofd. They kidnapped the country. En op de achtergrond regisseren de Cubanen het spel. Dat is geen samenzweringstheorie of iets dat ik verzin, dat kan gecheckt en gedubbelcheckt worden. Nagenoeg al wie sinds Maduro’s voorganger Hugo Chávez op strategische posities terechtkwam in Venezuela, werd opgeleid of getraind in Cuba. Hoe weinig scholing die marionet van een Maduro ook heeft gekregen: het was in Cuba. Chávez: opgeleid in Cuba. Militairen, ambtenaren, regeringsleden: getraind in Cuba. Chávez is zelfs gestorven in Cuba. Hij vertrouwde de Cubaanse artsen blijkbaar meer dan de Venezolaanse. Ten onrechte, want ik denk dat hij vermoord werd in Cuba.”

‘Het is belangrijk te zeggen dat Guaidó de interim-president is, níét de zelfbenoemde president’

Is dat geen samenzweringstheorie? De man had al jaren kanker. Daarvoor werd hij geopereerd en behandeld in Cuba.

“Zijn dood werd bekendgemaakt op 5 maart 2013. Er zijn voormalige insiders van het regime die beweren dat hij al gestorven is op 30 december 2012. In de tussentijd werden er nog tal van presidentiële decreten uitgevaardigd in zijn naam, en werd Maduro in stelling gebracht om hem op te volgen.”

Waarom zouden de Cubanen Chávez kwijt gewild hebben? Hij was hun grootste en vooral rijkste bondgenoot.

“Je gaat mij niets goeds horen zeggen over Chávez, want ik veracht die man meer dan wie ook. Zonder hem zou Venezuela nooit de poel van ellende zijn geworden die het nu is. Maar hij had wel persoonlijkheid en charisma. En hij was megalomaan en onberekenbaar. Chávez zag zichzelf als de nieuwe Simón Bolívar, bevrijder van Zuid-Amerika, minstens de evenknie van Castro en Che. Wat als hij van gedacht veranderde en de Cubanen niet langer gaf wat ze wilden: politieke invloed, en geld om hun berooid land overeind te houden? Wellicht zijn ze beter af met Maduro: hij is gewoon een karakterloze zetbaas. Het verhaal gaat dat hij niet eens een Venezolaan ís.”

Dit klinkt wel heel trumpiaans.

“Wil je alsjeblief benadrukken dat ik niet antisocialistisch ben? Wat in Venezuela onder de vlag van het socialisme gebeurt, is gewoon misdadig. De figuren die het land in handen hebben zijn niet alleen populistische volksverlakkers, het zijn ook criminelen. Maduro op kop.”

Ging het voor de komst van Chávez politiek gezien zoveel beter in Venezuela?

“Mm, vanaf de jaren 60 was Venezuela een relatief stabiele democratie. Corruptie is er altijd geweest – van die typisch Latijnse omkoperij die je ook hebt in Zuid-Europa, en zelfs in België. In de periode voor Chávez aan de macht kwam werd die wel steeds erger, en de ongelijkheid nam zienderogen toe. Daardoor kon Chávez aan de macht komen. Hij kocht de liefde van de armen door ze van alles te beloven dat hij achteraf niet kon waarmaken. En hij heeft de samenleving gepolariseerd door de arme bevolking op te zetten tegen de middenklasse. Dat heeft Venezuela doen imploderen. Ook de olie-industrie heeft Chávez deskundig mee om zeep geholpen. Op een gegeven moment heeft hij de hele top van PDVSA (Petróleos de Venezuela, de nationale oliemaatschappij, red.) ontslagen. Al wie een paar gram verstand had moest eruit. Het was een staaltje van publieke shaming door de president, hij heeft hun namen voorgelezen op tv. Mijn beste vriendin was daarbij. Ze is een genie, gespecialiseerd in duurzame oliewinning. Ze is het nooit te boven gekomen. Ze heeft zelfmoord gepleegd. Op een dag is ze uit het raam gesprongen. (slikt, droogt een traan) We wisten dat ze depressief was, maar niet dat ze zo diep zat. Drie dagen voor haar dood heb ik haar nog gebeld. (stil) Zij was als een zus voor mij. Zij is een van die slachtoffers van het regime die doorgaans niet eens meegeteld worden.”

Carla Arocha: “Om president van Venezuela te willen worden, moet je al goed gek zijn, jezelf daartoe uitroepen is gewoon waanzin.”Beeld Joris Casaer

Hebt u de nieuwe, zelfverklaarde interim-president Juan Guaidó zien komen?

“Nee. Ik zag hem een maand geleden plots opduiken, net zoals u. Ik heb het gevoel dat de Venezolaanse oppositie haar lesje geleerd heeft en eindelijk een strategie heeft. Guaidó lijkt uit het niets te komen, hij is amper 35, maar het is wel belangrijk te zeggen dat hij de interim-president is, níét de zelfbenoemde president.”

Is hij niet de twee?

“Nee. Niemand kan zichzelf benoemen tot president, zelfs niet in Venezuela. Maar het is natuurlijk wel een manoeuvre geweest. Er was een constitutioneel vacuüm waar Guaidó slim gebruik van gemaakt heeft. Kijk, Maduro heeft vorig jaar verkiezingen gehouden. De uitslag daarvan werd, behalve door hemzelf en zijn trawanten, door niemand erkend. Maduro moest nieuwe, legale verkiezingen uitschrijven. Dat heeft hij niet gedaan, waardoor hij de facto geen president meer kan zijn. Op zo’n moment stipuleert de grondwet van Venezuela dat de parlementsvoorzitter interim-president wordt. Die parlementsvoorzitter, verkozen door de verkozenen van het volk, is Juan Guaidó. Dát is wat er gebeurd is. Hem de zelfbenoemde president noemen is dus onzin. Om president van Venezuela te willen worden, moet je al goed gek zijn, jezelf daartoe uitroepen is gewoon waanzin.”

‘Ik ben optimistisch, maar ik ben ook heel bang. Er bestaat geen woord dat kan vatten hoe ik me op dit moment voel’

Wat vinden uw vrienden van Guaidó?

“Ze steunen hem, zoals 99,9 procent van de mensen. Ze zien hem als de laatste kans om zonder bloedvergieten weer een vrij land te worden. Natuurlijk, nu wordt het een geopolitiek schaakspel: een beetje diplomatie, maar vooral veel economie. Alle grootmachten manoeuvreren in functie van hun eigenbelang, niet in dat van de Venezolanen. Vergeet niet dat de Russen en de Chinezen zeer lucratieve deals hebben gesloten met de Venezolaanse olie- en gasmaatschappij. We weten niet wat er gaat gebeuren. Het is alsof ons lot niet meer in onze handen ligt.”

Bent u voor het eerst sinds jaren toch een beetje optimistisch?

“Ik ben optimistisch, maar ik ben ook heel bang. Er bestaat geen woord dat kan vatten hoe ik me op dit moment voel.”

Is de kunst een troost? Was u in Venezuela eigenlijk al met kunst bezig?

“Nauwelijks. Ik droomde wel van een leven als kunstenaar, maar ik was nog zo jong. Ik was 18 toen ik wegging. Ik herinner me wel dat ik in de middelbare school les kreeg van de dochter van een heel bekende schilder. Zij gaf ons de gekste opdrachten, moeilijke oefeningen in compositie en symmetrie. Ik was een van de weinigen die er iets van begreep. Alsof het mijn taal was. ‘Ik denk dat er een kunstenaar in u schuilt’, zei ze op een dag. Ik was geflatteerd. Ik wilde eerst dokter worden en daarmee een geheime praktijk als kunstenaar financieren.”

‘Mechelen Marauder’ van Arocha-Schraenen, plexiglas en roestvrij staal, 2014Beeld Pieter Huybrechts

Schemert Venezuela nog door in het werk dat u nu maakt?

Maybe. Probably. Het fysieke van de stad die Caracas was in de jaren zeventig, misschien: strak en modern, ik zou zelfs durven zeggen abstract. Mijn moeder was vrij klassiek in haar culturele voorkeuren, maar mijn vader – die gestorven is toen ik nog klein was – was zeer into modernism. (lacht) In mijn herinnering, die ongetwijfeld is aangetast door mijn verbeelding, ben ik opgegroeid met abstractie en modernisme.”

U trok naar de VS om biologie en geneeskunde te studeren.

“Ja, met een beurs uit Venezuela. Ik ontdekte net iets te laat dat ik niet in de wieg gelegd was voor geneeskunde. Ik had geen moeite met de theorie, maar de praktische vakken waren een probleem – ik word kotsmisselijk in een ziekenhuis. Ik heb die studie wel afgemaakt. Daarna ben ik naar het Art Institute van Chicago gegaan.”

Hebt u daar uw artistieke identiteit ontdekt?

“Ja, al was dat veeleer een evolutie dan een plotse openbaring. Ik kwam uit de wereld van de wetenschappen. Ik was het gewend om op alles de wetenschappelijk methode toe te passen: je hebt een aanname die je wilt verifiëren of dieper doorgronden, je doet je experimenten, en daaruit blijkt of je theorie klopt of niet. Ik denk dat ik die methode ook heb gebruikt om kunstenaar te worden. De meest uitdagende dingen waren voor mij de dingen die ik niet begreep. En wat ik aanvankelijk niet begreep, maar waar ik wel door werd aangezogen, was abstractie. Figuratie, schilderen in olieverf, verhalen vertellen op papier of op doek: dat was mijn ding niet. En in de spontane ingeving of de goddelijke inspiratie geloofde ik ook al niet.

‘Mijn moeder zou Luc vermoord hebben als hij niet met mij was getrouwd’

“Een van de privileges van de studenten aan het Art Institute in Chicago was dat we vrije toegang hadden tot het museum. Anytime. Ik heb een periode gehad dat ik vrijwel elke dag naar Cézanne ging kijken, een van de overgangsfiguren naar het kubisme en de abstractie. What the hell is it with this Cézanne guy?, vroeg ik me af. Voor mij is hij het vertrekpunt geweest van een serieuze studie van de abstracte kunst. Na Cézanne kwam Ellsworth Kelly, de grote minimalist. Als ik in Chicago ben, ga ik elke keer kijken naar de zes grote panelen van hem in de binnentuin van het Art Institute – vorige week nog!

“Desondanks ben ik overtuigd dat artiest zijn niet iets is wat je leert. Je bent het of je bent het niet. Zoals je een leraar bent of niet, of een ingenieur of niet. (lacht) “Wat mij ook in Chicago is overkomen – héél belangrijk – is de ontmoeting met Luc.”

Hoe?

“Op een diner waar hij ook was. Ik kende hem helemaal niet, we zaten elk in een andere hoek te praten met andere mensen. Maar we keken wel de hele tijd naar elkaar. Op het einde raakten we in gesprek, en de dagen daarna hebben we elkaar elke dag gezien. We bleven maar afspreken en praten. We liked each other a lot. Het was liefde op het eerste gezicht.”

U bent hem vrij snel gevolgd naar Antwerpen.

“Mm, het heeft toch nog vier jaar geduurd. Ik wist dat we moesten trouwen als ik hier wilde komen wonen. Dat is nog een hele procedure geweest. Ze kwamen ons huis checken om te zien of we er wel woonden. Ze stelden vragen, vragen, vragen. Je denkt op zo’n moment dat ze het op jou gemunt hebben, maar uiteindelijk bleek het standaardprocedure te zijn. Ze willen er zeker van zijn dat je het wel wilt, dat het geen schijnhuwelijk is, dat je er niet toe wordt gedwongen. Trouwens, mijn moeder zou Luc vermoord hebben als hij níét met mij getrouwd was.”

‘Box’ van Arocha-Schraenen, vilt en geëmailleerd voetstuk, 2013.Beeld Pieter Huybrechts

Was ze zo traditioneel-christelijk?

“Niet zozeer christelijk, wel heel formeel. Een advocate, hè. Haar dochter zou niet gaan samenhokken met de eerste de beste vreemde snuiter in een vreemd land. Haar dochter moest trouwen, period, geen weg rond.”

Werden ze nadien nog goeie vrienden, uw moeder en Luc?

“Ja. Op een gegeven moment was ik zelfs jaloers op Luc omdat ik dacht ze hem leuker vond dan mij. Als Luc president van Venezuela had willen worden, mijn moeder zou zich spontaan beschikbaar gesteld hebben als zijn campagneleider! En ze zouden nog gewonnen hebben ook. (lacht) Oei, nu zijn we wel heel ongrondwettelijk bezig. Luc is al net zo min een Venezolaan als Maduro.’

Gaan jullie gesprekken voortdurend over kunst?

‘Best veel, ja. In het begin was er natuurlijk veel dat we van elkaar konden leren. Luc kende de kinetische kunst uit Latijns-Amerika nauwelijks. Ik wist niets van hedendaagse Belgische kunst. De een bestudeerde heel respectvol waar de ander van hield. Dat doen we nog altijd. Al zijn de verslagen van onze ontdekkingen en onze reizen nu wat korter. We kennen elkaar beter. (lacht) We hoeven elkaar niet meer te bewijzen hoe slim we wel zijn.”

‘Ik ben een kleine vrouw, Luc is een grote vent. Ik had de neiging naar hem op te kijken, en hij was zeer beschermend’

Was dat in het begin wel zo?

“Ja, best wel. Ik ben een vrouw, klein van gestalte bovendien, en Luc is een grote vent. Ik had de neiging naar hem op te kijken, mezelf te willen bewijzen ook, en hij was zeer beschermend. Maar kijk, we zullen dit jaar twintig jaar getrouwd zijn. We kennen elkaar vierentwintig jaar. En we zijn nog altijd samen, vandaag zelfs meer dan ooit. Met de tijd en de leeftijd komt er een zekere rust. Je hebt vrede met jezelf, en met wie je geworden bent samen…’

Hebt u nog steeds het gevoel dat u in de schaduw van de grote kunstvedette Luc Tuymans staat, of is dat minder geworden?

(cryptisch) “Het is niet de ster die zijn schaduw werpt, het is de toeschouwer die je in zijn schaduw ziet. Dat blijft een lastige situatie. Ik moet me soms nog afvragen of ik au sérieux genomen word omwille van mijn kunst, of omwille van mijn huwelijk. Dat is iets waartegen je moeilijk kunt vechten. Je kunt de blik van de ander niet richten.”

Zit er Venezuela in uw dagelijks leven hier?

“Ja, ik denk nog altijd in het Spaans. En wanneer ik koffie drink, denk ik aan mijn moeder. Zij is opgegroeid op een koffieplantage. Ze was de eerste van de familie die het dorp verliet, in Caracas ging wonen en zich inschreef aan de universiteit. En ik luister naar de muziek van Arca (Venezolaanse muzikant en producer die in Londen woont, red.) He’s the best!”

Twintig jaar Antwerpen, dat is een derde van uw leven. Gaat u hier nog ooit weg?

(lacht) “Ik overweeg het minder en minder. Aanvankelijk wilde ik een voet tussen de deur houden in de VS. Misschien de helft van de tijd hier wonen en de andere helft daar. Ik mis Chicago. Ik kom dan wel van onder de palmbomen, maar god, wat hield ik van de bittere kou en de ijzige wind daar. Maar de VS wordt moeilijk, niet alleen omwille van Trump, al helpt die natuurlijk niet. Ik wenste uiteraard dat Venezuela nog intact was, of op z’n minst leefbaar, zodat ik mijn familie en vrienden elk jaar kon gaan opzoeken, of er met vakantie kon gaan. In Antwerpen heb ik geen familie, maar wel veel vrienden die ik ondertussen als familie beschouw. Stéphane Schraenen, mijn partner in crime. Vanessa (Van Obberghen) en Yves (Maes), medewerkers van Luc maar ook mijn vrienden. Kunstenaars als Dennis Tyfus, Vaast Colson en Nel Aerts. Antwerpen is mijn thuis geworden, ja. I’m home.”