Hoe Vlaanderen zo lelijk werd
Ook deze Vlaamse regering zal er dus niet in slagen de schaarse open, groene ruimte te vrijwaren. Daarmee schrijft ze zich in in een geschiedenis van zeventig jaar ruimtelijke verrommeling.
Joke Schauvliege, sinds een dikke maand ex-minister, koos het krokusreces uit om haar rentree te maken. Het werd meteen het volle mediaverwenpakket, met gelijktijdige interviews in Het Laatste Nieuws, Dag Allemaal en VTM Nieuws.
Van de boodschap bleef niet veel hangen. Of het moet de ietwat ongelukkige vergelijking zijn tussen ontslag nemen en een kind afstaan. We zeggen het met schroom, maar als die metafoor dan toch gebruikt mag worden: de bevoegdheden van Schauvliege over klimaat, milieu en ruimtelijke ordening waren al veel langer toe aan pleegopvang.
Want voor de politieke erfenis van Joke Schauvliege was het alweer geen te beste week. Zo bevestigde de Europese Commissie dat België de afgesproken klimaatdoelstellingen voor 2020 en 2030 dreigt te missen. Dat is zeker niet alleen de verantwoordelijkheid van de bevoegde Vlaamse (ex-)minister. De analyse staat wel in contrast met de bewering van CD&V dat hun minister een schitterend klimaatrapport kan voorleggen.
Er is meer. Voor het tweede jaar op rij gaat de kwaliteit van het water in de beken en rivieren erop achteruit. De oorzaak is goed gekend: een te laks mestbeleid. Of hoe (ex-)minister van Landbouw Joke Schauvliege de (ex-)minister van Milieu Joke Schauvliege alweer een hak heeft gezet.
De dalende waterkwaliteit hangt nauw samen met wat misschien wel de grootste ontgoocheling is van deze Vlaamse regering en haar vroegere minister: het uitstel van de zogenoemde betonstop, het voornemen om tegen 2040 geen open ruimte meer aan te snijden. De regering-Bourgeois is tot het besluit gekomen dat haar in deze regeerperiode geen tijd meer rest om de juridische obstakels uit de weg te ruimen. Dat wordt een klus voor de opvolgers. Dat is nogal een bekentenis over een beleidsplan dat al in de lente van 2016 is aangekondigd.
Goddeloze grootstad
We hadden het kunnen weten, dat het niks zou worden. In 2017 uitte Tom Coppens, hoofddocent Ontwerpwetenschappen aan de UAntwerpen, in het progressieve maandblad SamPol al zijn scepsis over de haalbaarheid van de betonstop. Het voornemen, zo stelt Coppens, staat immers haaks op de praktijk van het regeringsbeleid van “deregulering en decentralisering die het laisser-faire in de hand werken”.
Van alle aspecten die met een effectief klimaatbeleid samenhangen, wordt een goede ruimtelijke ordening het meest onderschat. België/Vlaanderen heeft geen goede ruimtelijke ordening. Die vaststelling is niet nieuw. De befaamde architect Renaat Braem deed ze al in zijn pamflet Het lelijkste land ter wereld in 1968.
De prijs die we vandaag voor de ruimtelijke verrommeling betalen, gaat evenwel verder dan lelijkheid alleen. Het bebouwen van open ruimte maakt het moeilijk om ons aan te passen aan de klimaatverandering, remt natuurlijke hulp (bossen) af en verplicht velen vaak tot ongezond, gevaarlijk, druk en traag autoverkeer. Een betonstop in 2040 zou dus eerder te laat dan te vroeg komen.
Met de mislukking van de betonstop schrijft de regering-Bourgeois zich in in een geschiedenis van zeventig jaar ruimtelijke nonchalance. De erfzonde is begaan met de wet-De Taeye uit 1948. Die wet voorzag in genereuze bouwpremies voor al wie een eigen woning wilde bouwen. Dat lukte uiteraard best waar het meeste plaats was: op het platteland.
Dat was slim gezien van de West-Vlaamse christendemocraat Alfred De Taeye: liever de Belg in de buurt van de eigen kerktoren een eigen haard voorspiegelen, dan hem te zien vertrekken naar woonblokken in de goddeloze grootstad. Je zou kunnen stellen dat de CVP haar lokale machtsbasis met de wet-De Taeye ruimtelijk verankerd heeft. Onder meer via hypotheekverstrekker BAC kon de christelijke arbeidersbeweging decennialang dominant aanwezig blijven in landelijk gebied.
‘Macht’ was niet per se de hoofddrijfveer van Alfred De Taeye, een van de belangrijkste figuren uit de christelijke arbeidersbeweging van zijn tijd. De Taeye had een Vlaamse, antisocialistische variant van het arbeidersparadijs voor ogen, dat hij weliswaar kon realiseren in coalitie met de socialisten. Dat is vrij aardig gelukt, tot de ruimte op was, en het paradijs in een ruimtelijke hel veranderde. Niet iedereen kon letterlijk onder de kerktoren wonen, en dus waaierden dorpen steeds verder uit.
Moeilijk afkicken
Door de wet-De Taeye is de vrije woning op een ruime kavel het bouwideaal van de Vlaming/Belg geworden. Het is een ideaal waar maar lastig van af te kicken valt. Pogingen om het ruimtebeslag van die lintbebouwing wat te temperen, mislukken telkens weer. De invoering van gewest- en andere bestemmingsplannen in de jaren 60 en 70 leidde tot een cliëntelistische koehandel met woongebied. En soms tot regelrechte corruptie, met plannen die op het ministerieel kabinet met lijm, schaar en zelfs scheermesjes aangepast werden aan de politieke vraag.
Vanaf de jaren 80 en 90 verandert de verrommeling van kleur. Pogingen om de ruimte wat structuur te geven worden nu in naam van de liberale vrijheid weggezet als ‘Brusselse’ bedilzucht.
Wie die voorgeschiedenis kent, hoeft niet verbaasd te zijn dat ook de recentste poging tot betonstop tot mislukken gedoemd is in een regering met onder meer christendemocraten en liberalen. Ook nu weer heeft de combinatie van door christendemocraten gepatroneerde landbouwlobby en liberale bouwlobby het beleid danig vertraagd.
Treffend detail: in het Vlaams Parlement is een van de belangrijkste sta-in-de wegs voor een beter ruimtelijk beleid de liberale Lydia Peeters geweest. Zij mag inmiddels als vervangminister van Energie mee de groen-blauwe schijn ophouden. Als de klimaatspijbelaars nog eens op haar kabinet op visite komen, kunnen ze misschien eens vragen waarom de minister een essentiële klimaatmaatregel als de betonstop met zoveel overgave gesaboteerd heeft.