Direct naar artikelinhoud

Alles voor de kunst

eter één vogel in de hand dan tien in de lucht: ‘men moet datgene wat men heeft niet op het spel zetten voor de kleine kans om nog meer te krijgen’. Ik herinner mij de juf die de schoonheid van dat spreekwoord in de klas stond te bezingen. Haar vonden wij niet zo’n schoonheid, en dat had minder met haar uiterlijk te maken dan met een dof soort opgegeven moed in de ogen, met de droefgeestige monotonie van haar spreken, en de naald die eeuwig in de linkerrevers van haar jasje stak om te gepasten tijde mee tussen de tanden te koteren, meestal rond een uur of een, ongegeneerd, terwijl wij vanop onze banken toekeken, dekking zoekend als er een brokje half verteerde hespenworst onze richting uit vloog. Dat zij er eentje was met een kleine kans om in dit bestaan nog meer te krijgen, begrepen we heel goed. Maar mij leek het als kind al niks: op veilig spelen, blijven bij wat je kent. Ik was voor woeste avonturen, voor riskeren en voluit gaan. Al botsend wordt een mens ook groot, heb ik gemerkt.

Ook daarom vond ik Man on Wire mooi. Een documentaire - volgend weekend voor géén geld te koop bij deze krant, commerciële actie of niet, als het goed is mag het ook gezegd - over Philippe Petit, een man die niet alleen het onmogelijke wou, maar dat ook mogelijk maakte. Ik herinner me dat ik de docufilm in San Francisco zag, een paar jaar geleden, ’s avonds laat, in het kleinste zaaltje van een arthouse-cinema. Ik vroeg mij nog af of het wel een slimme keuze was. Maar hoewel het vormelijk geen geweldig sterke documentaire is - er zit wat knullige re-enactment in, interessante nevenverhalen worden niet uitgewerkt - kwam ik toch vertederd en vrolijk de bioscoop weer buiten.

Man on Wire reconstrueert een verhaal dat zich afspeelde tussen de Twin Towers in de jaren zeventig. Philippe was van kleinsaf geïnteresseerd in de magie van goochelen en jongleren, en als puber leerde hij zichzelf koorddansen tussen twee bomen in de tuin. Op een dag zag hij het ontwerp van de torens in de krant, en meteen wist hij: ik moet en zal daar, op vierhonderdvijftig meter hoogte, op een kabel van eenenzestig meter, gespannen tussen die twee toppen, mijn kunsten tonen. Volstrekt onhaalbaar, zei iedereen. Niet alleen kan zo’n stunt je je leven kosten, niet alleen is koorddansen op die hoogte extra gevaarlijk door de wind die de kabel onstabiel maakt, maar de hele operatie moet ook logistiek gerealiseerd worden: hoe krijg je toegang tot die gebouwen? Hoe breng je alle materiaal naar het dak? En hoe moet je dan een kabel spannen tussen de twee gebouwen? Allemaal ongemerkt, bovendien, want niemand zou er ooit toestemming voor geven.

Maar Philippe laat zich niet afschrikken door wetten en praktische bezwaren. Hij is een artiest, zo eentje die moet. Als de Twin Towers bijna af zijn, verzamelt hij een groep mensen om zich heen om hem te helpen. Alsof ze een bank gaan overvallen, zo bereiden ze zich voor. Met hun laatste geld vertrekken ze naar New York, en daar bestuderen ze de gebouwen, vervalsen ze pasjes, bedenken en testen ze technische procedures. En dan komt de grote dag. Ondanks tegenslagen en problemen slaagt de missie uiteindelijk toch. Achtenveertig minuten is Philippe in de weer op zijn koord. Beneden weten mensen niet wat ze zien: een stipje in de hemel, alsof een mens niet op water maar op lucht loopt. Zijn lief van toen krijgt jaren na de feiten nog tranen in de ogen als ze vertelt hoe prachtig dat wel was. Boven op het dak kijkt zijn entourage toe. Ze bijten hun lippen kapot, van de schrik, en van ontroering. Agenten arriveren, en zij zijn not amused, ze dreigen hem met een helikopter van zijn kabel te halen. Mannen van de macht moeten nu eenmaal regels volgen, want regels zijn belangrijker dan belangeloze daden.

Een waanzinnige actie was het, zonder hoger doel, zonder reden, kunst om de kunst, maar evengoed op leven en dood. Dat is nogal wat. Als Philippe uiteindelijk van zijn kabel komt, wordt hij gearresteerd en afgevoerd. De rechter legt hem een symbolische straf op, hij wordt een kleine held die vele voorpagina’s van internationale kranten haalt.

Ik ben nog altijd vóór grote dromen, vóór dapperheid en daadkracht, maar sinds ik geen twaalf meer ben, toch ook niet tot elke prijs. Mijn juf ging ten onder aan haar eigen bange middelmatigheid, en dat is jammer. Philippe Petit verslikt zich in zijn hang naar grootsheid, en dat is minstens even erg. Hij verlangt van de wereld dat die rond zijn gat draait, en vindt het normaal als dat ook gebeurt. Hoewel hij alleen maar dankzij de hulp van zijn lief en zijn vrienden zijn droom kan waarmaken, breekt hij de volgende dag met elk van hen. Te gevoelig voor de glorie van de roem, te vol van eigen kunnen om nog te zien waar het echte leven ligt. Alles voor de kunst, soms klinkt dat beter dan het in de feiten blijkt te zijn.