Direct naar artikelinhoud

Toen honderd dagen nog veel was

Jean-Luc Dehaene mocht graag zeggen dat hij een politicus was van de vorige eeuw. Van die eeuw was hij dan wel een van de allergrootsten die dit land gekend heeft.

"Een compromis is maar mogelijk als elke partij bereid is voor een deel haar eigen logica te verlaten, om elementen van de logica van de gesprekspartner te integreren en omgekeerd." Vermomd als een feitelijke zin, smokkelde Jean-Luc Dehaene die striemende kritiek op de generatie politici die hem was opgevolgd in de brief waarmee hij op 20 april 2010 zijn afscheid aankondigde als koninklijk opdrachthouder om de splitsing van BHV te ontmijnen.

Die opdracht zou zijn laatste puur politieke binnenlandse taak worden - en ze mislukte. Enkele dagen later stond ook premier Yves Leterme (CD&V) bij de koning om zijn opdracht terug te geven. En de rest van het land? Die stond plots op de rand van een institutionele en economische afgrond, zonder ervaren gids.

Mislukken is in de veertig jaar lange politieke carrière van Jean-Luc Dehaene nochtans amper een optie geweest. Juist daarom besefte hij toen dat zijn tijd voorbij was. Dat besef had zeker ook te maken met de versnelling van de (media)context waarin politici moeten functioneren, maar toch vooral met het feit dat zijn aanpak niet meer scheen te werken. Een hele topcarrière lang is Jean-Luc Dehaene een bovenmatig getalenteerd netwerker geweest, die op basis van vertrouwen en discretie van tegenstanders medestanders kon maken die samen tot een compromis konden komen.

Federaal België

Die compromiskunde mochten politici van de generatie-Dehaene voluit uitspelen in het sleutelen aan de staatsvorm. Hoewel Wilfried Martens er de inspirator en de advocaat van was, was Jean-Luc Dehaene de vader van het federale België. In twee kort opeenvolgende staatshervormingen (1988-89 en 1993) tekende hij het grondplan uit van het land zoals we het nu kennen, met zijn gewesten en gemeenschappen.

En twee keer klaarde Dehaene die klus met forse tegenwind, ook binnen de eigen partij. In 1988 diende hij een wat te vroeg gesloten Vlaams regeerakkoord tussen liberalen en christen-democraten open te breken, omdat aan de andere zijde van de taalgrens de fors gegroeide PS van Guy Spitaels en José Happart onmisbaar geworden was voor een communautair akkoord.

Na de befaamd geworden 'honderd dagen' - 106 om precies te zijn - wist hij een federale regering op de been te brengen van christen-democraten, socialisten en VU. Het was een tijd dat een regeringsvorming van honderd dagen nog speciaal was. Onderweg zette hij de Voerencarrousel stop. Voeren was het BHV van de jaren tachtig: een symbolisch administratieve bagatel over de benoeming van de eentalig Franse José Happart als burgemeester in het Limburgse Voeren, die het land in diepe communautaire crisis deed belanden. En hij tekende een ambitieuze staatshervorming uit, met de overdracht van onderwijs en bijhorende financiering en met de vorming van het Brussels Gewest.

Hoewel hij Wilfried Martens nog voorrang liet voor het premierschap leerde de natie Dehaene toen echt kennen als de real-politicus die hij werkelijk was. Geen oplossing was hem te vergezocht om ze niet te testen bij zijn gesprekspartners. Alle faciliteitengemeentes in een aparte provincie? Moet kunnen. Het Limburgse Voeren bij het (nog tweetalige) Brabant voegen? Valt te overwegen. Dit soort (uiteindelijk nooit bewandelde) uitwegen leverden de man de bijnaam van 'loodgieter' op: de fikser die zonder omkijken herstelt wat kapotgegaan is. Een neerbuigende term die Dehaene voor lief nam.

Ingenieur

Toch doet dat imago van loodgieterij hem tekort. Als Guy Verhofstadt een kunstenaar-architect is die anderen zijn visioenen laat uitvoeren, dan was Jean-Luc Dehaene meer een ingenieur-architect. Zijn machinerie werkte en soms wist alleen hij met een netwerkje van ingewijden precies hoe.

Nog moeilijker werd het na de daaropvolgende door regeringstwisten over wapencontracten vervroegde verkiezingen van 1991. Zwarte zondag 1991, waarbij de vijf regeringspartijen samen zo maar even 617.000 stemmen zagen verloren gaan, ten voordele van (in Vlaanderen) het Vlaams Blok en Rossem. Hoewel zijn koffers al gepakt waren voor een exit uit de politiek, liet de eeuwige scout Dehaene zich overtuigen om toch weer aan de bak te gaan. En opnieuw kwam hij met een grote staatshervorming voor de pinnen, het befaamde Sint-Michielsakkoord.

De beelden waarin Dehaene op zijn eentje vanuit de mist opdoemt aan de poorten van Hertoginnedal - door de pientere mediacriticus Dehaene zelf vakkundig in scène gezet - behoren tot het canon van de vaderlandse politieke geschiedenis. En voor het eerst trad hij nu zelf aan als premier. Van gedeprimeerde politieke banneling tot regeringsleider: Jean-Luc Dehaene loste de problemen op als ze zich stelden.

Al die communautaire krachtpatserij valt nog in het niet bij de begrotingsbesparing en sociaal-economische hervormingen die Dehaene mee bewerkstelligde. Als minister van Sociale Zaken met ACW-profiel onder Martens lette hij in de jaren tachtig op de kleintjes bij de grote en harde Sint-Annasanering. In 1993 kwam hij als premier zelf met zijn Globaal Plan, ditmaal met als doel de Maastrichtnorm te halen die het land moest toelaten tot de eurozone. Ook in zijn financiële beleid schuwde Dehaene de spitstechnologie niet: een crisisbelasting hier, een privatisering (de spaarbanken ASLK, NMKN) daar.

De kleur van lood

Lange grijze jaren van besparingen brachten het overheidstekort weer onder controle. In 1998 volgde de jour de gloire toen de Europese Commissie het licht op groen zette voor België om tot de euro toe te treden. "Toen duidelijk was dat we de Maastrichtnorm zouden halen, werd dat als een succes onthaald. Alleen jammer dat uitgerekend in die week ook Dutroux ontsnapte", gnuifde hij in februari in een interview in deze krant.

Want zo waren de jaren waarin Dehaene het land mee leidde dan ook wel weer: de Bende van Nijvel, de CCC, Heizeldrama, de maffiamoord op PS-politicus André Cools, Agusta, Dutroux. Grijs is ook de kleur van lood. Dehaene heeft, na Dutroux, meermaals toegegeven dat de zorg om zachtere, maatschappelijke dossiers er onder zijn hoede een beetje bij ingeschoten is. Om er meteen aan toe te voegen dat het nu eenmaal niet anders kon.

De dioxinecrisis, die uitbrak vlak voor de verkiezingen, zou in 1999 de crisis te veel worden. Zonder veel omhaal zette Dehaene een stap opzij. Zijn politieke activiteiten beperkte hij tot het burgemeersterschap in Vilvoorde (wat hem niet lag) en het Europese Parlement (wat hem wel lag).

Misprijzen en warmte

Met goed getimede mediaverschijningen hield hij wel zijn populariteit op een hoog peil. En als het land, of toch diens koning, hem riep, draafde hij loyaal op als ontmijner van communautaire dossiers. Tot de mijnen toch ontploften.

Die laatste weinig glorieuze periode heeft hem een diepe afkeer opgeleverd van de springerige of compromisloze generatie leerling-tovenaars die na 2007 aan de knoppen kwam. Met een Alexander De Croo of Bart De Wever liep hij niet hoog op, maar ook voor partijgenoot en kartelvoorstander Yves Leterme was er misprijzen.

Met de partij zelf bleven de banden wel hartelijk. Met Steven Vanackere deelde hij het ACW-etiket; met Herman Van Rompuy de littekens van vele politieke gevechten; met Marianne Thyssen de Europese droom; met Wouter Beke het verantwoordelijkheidsgevoel; met Miet Smet de herinnering aan Wilfried Martens.

België verloor gisteren onverwachts misschien wel zijn belangrijkste naoorlogs politicus. Neen, schrap die 'misschien' maar.