Direct naar artikelinhoud

Een België-Holland van het realisme

Vaak wordt de Belgische kunst tussen de twee wereldoorlogen gereduceerd tot Vlaams expressionisme, abstractie en René Magritte. In Antwerpen toont de expositie Onwaarschijnlijk echt dat er in die periode in de Lage Landen ook een boeiende, moderne vorm van realisme werd beoefend. Een blikopener.

Carel Willink, Charley Toorop, Pyke Koch en Raoul Hynckes zijn namen die in België niet erg bekend in de oren klinken. In Antwerpen wordt sterk werk van deze Nederlandse kunstenaars samengebracht in dialoog met hun Belgische tijd- en geestesgenoten in een expositie over koel realisme, magisch realisme en nieuwe zakelijkheid. Het geeft een ander beeld van de jaren 1920 en 1930 in België en Nederland.

Inmiddels is het de zesde tentoonstelling die het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen KMSKA onder de overkoepelende titel De Modernen organiseert in de Koningin Fabiolazaal. De kunsttempel op het Zuid, waar het KMSKA sinds 1890 huist, is tot 2017 gesloten voor ingrijpende renovatie- en uitbreidingswerken, maar de imposante collectie blijft op diverse plaatsen in en buiten Antwerpen zichtbaar.

In de Fabiolazaal, gunstig gelegen bij de Meir en het Centraal Station, wordt twee keer per jaar een greep getoond uit de collectie moderne kunst van het museum.

Deze keer gaat de presentatie een stuk breder, want er zijn prima bruiklenen uit het Gemeentemuseum van Den Haag, het Stedelijk Prentenkabinet van Antwerpen en het Koninklijk Filmarchief/ Cinematek in Brussel.

"Bij kunst uit het interbellum denkt men steevast aan de vroege abstracten zoals Jozef Peeters en Victor Servranckx, de Vlaamse expressionisten met Gust De Smet en Constant Permeke, en uiteraard een surrealist als René Magritte", zegt Herwig Todts, maker van de tentoonstelling.

"Toch is er in diezelfde periode een ruim aanbod van kunst die we neo-realistisch kunnen noemen. Een echte reactie tegen het modernisme is het niet, want veel van die neo-realistische schilders hebben zich eerst aan het modernisme en zelfs aan de abstractie gewijd.

Josephine Baker

"Hun realisme is niet meer het realisme van de 19de eeuw met zijn uitgesproken aandacht voor perspectief en accurate stofweergave. Zo zit in het werk van de Nederlandse Charley Toorop en de Belg Henri Van Straten een duidelijk modernistische onderstroom.

"De kunstenaars van de jaren 1920 en 1930 passen wel degelijk verworvenheden van het kubisme, expressionisme en surrealisme toe. Die evolutie tonen we bijvoorbeeld aan de hand van enkele werken van de Italiaan Gino Severini."

Ook qua onderwerpen zijn de kunstenaars van het interbellum hedendaags: Van Straten toont in zijn prenten de grootstad met haar haven, music halls, jazz, bordelen en bokswedstrijden. De Antwerpenaar Henri Van Straten (1892-1944) is trouwens een van de ontdekkingen op deze tentoonstelling. In 1925 stond de fameuze Revue Nègre met de nagenoeg naakt dansende zwart-Amerikaanse Josephine Baker in het Koninklijk Circus in Brussel. Van Straten moet dat optreden gezien hebben en onder de indruk zijn geweest.

De sporen daarvan zijn te zien in zijn prentkunst, die tegelijk rechttoe rechtaan, kosmopolitisch, zwierig en erotisch geladen is. Hij maakte ook veel boekillustraties: zo zijn er voorbereidende tekeningen uit 1923 te zien voor de roman Lijmen van Willem Elsschot.

Zonder franjes

Net zoals Van Straten kan de Nederlandse, politiek-geëngageerde kunstenares Charley Toorop tot de nieuwe zakelijkheid gerekend worden. In Antwerpen is een serie (zelf)portretten van haar te zien: grafische, sterk afgelijnde close-ups zonder franjes. Ze kunnen ook vallen onder de noemer 'koel realisme'. Helemaal anders is het gesteld met het werk van de in België geboren Nederlander Raoul Hynckes of van de ten onrechte vergeten Belgische schilder Carlo De Roover. Enerzijds lijken hun stillevens koele en afstandelijke registraties, tegelijk zit er een licht surrealistisch element in.

Ook bij Carel Willink treffen we die bizarre mengeling aan van hypergedetailleerde elementen in een setting die 'onwaarschijnlijk' is. Zijn werk wordt, net als het schilderij Het uur U van Pyke Koch, tot het magisch realisme gerekend, een werkelijkheidsopvatting die we ook terugvinden in de romans van Johan Daisne en Hubert Lampo. Het is boeiend om in dit gezelschap werk van Paul Delvaux te zien - was hij een magisch-realist of een surrealist? De discussie is open.

Het panorama van de jaren 1920 en 1930 wordt vervolledigd door een serie films van grootheden als de Belg Henri Storck en de Nederlander Joris Ivens, allebei pioniers van de 'realistische' documentaire film, waarin ze experimenteren met close-ups en vervreemdingseffecten.

Onwaarschijnlijk echt biedt een prima panorama van allerlei vormen van realisme in de Lage Landen, levert enkele prachtige ontdekkingen op en is een terechte correctie op de clichés van de kunstgeschiedenis.