Direct naar artikelinhoud

Mens, erger je niet aan trage wetenschap

Vreugde in Genève over het God-deeltje, ergernis in Leuven over de opgravingen (DM 9/7). Houden wetenschappers vooral zichzelf bezig?

In Génève wordt het goddamn-particle (in termen van Dimitri Verhulst: het godverdomse deeltje) gevonden, vreugde alom, en in Leuven worden 28.000 scherven verzameld, ergernis alom, vooral bij een burgemeester die vreest dat een geïrriteerde middenstand bij de komende verkiezing wel eens vreemd uit de hoek (of uit de put?) zou kunnen komen. In beide gevallen werden grote vraagtekens geplaatst bij het nut van dergelijk onderzoek, nog los van de prijskaart in geld of in tijd die eraan vasthangt. De commentaren klonken zeer bekend: wetenschappers houden zichzelf bezig, ze doen maar wat, alleen zijzelf begrijpen waarmee ze bezig zijn en moeten wij daarvoor blijven betalen? Om hierop een zinnig antwoord te kunnen geven, is het absoluut cruciaal om een beeld van wetenschap te hebben dat een voldoende reflectie van de realiteit is.

Scherpe verdeling

Wetenschap vandaag is een gigantisch bedrijf geworden met honderdduizenden werknemers wereldwijd en met een vrij strenge en strakke werkverdeling. Tel maar alle professoren en onderzoekers bij elkaar aan universiteiten en andere onderzoeksinstituten en de aantallen zijn indrukwekkend. De werkverdeling zie je het best weerspiegeld in de opleidingen: of je studeert fysica of je studeert sociologie. Een ingenieur zal niet zoveel begrijpen van een experimentele psycholoog en een kunstwetenschapper zal met gefronste wenkbrauwen naar een econoom luisteren. De sterkte van de verdeling blijkt ook uit de moeilijkheden om over elkaars muurtjes heen te kijken en zogenaamd interdisciplinair te werken. Maar ook binnen één enkele discipline zie je verdere opdelingen: een bioloog die met vissen bezig is, doet heel wat anders dan een bioloog die zich voor bacteriën interesseert, een macro-econoom zal je nooit verwarren met een micro-econoom. Het hoeft daar niet te stoppen: ook binnen die specialiteiten heerst er nog een verdere werkverdeling. Uiteindelijk zie je die psycholoog in zijn of haar labo bezig met een experiment om de verwijding van de oogpupil te meten in functie van de complexiteit van een rekentaak die de proefpersoon moet uitvoeren. Is het dan vreemd dat de vraag komt wie van zo'n onderzoek beter wordt?

In zo'n scherpe verdeling werkt iedereen aan een heel klein stukje van het geheel. Dat kleine stukje zal negen keren op tien zelf niets opbrengen of geen direct nut hebben en, omdat het zo klein is, niet te situeren vallen en dus als vrijblijvend en 'amusant' overkomen. Maar daar zit juist de kern van de zaak: men blijft maar vergeten dat wetenschap voor een overgroot, zo niet het grootste, gedeelte uit tijdrovend routinewerk bestaat. Laboranten die systematisch proef na proef uitvoeren, archeologen die even systematisch elke vierkante centimeter uitborstelen, astronomen die hun telescopen graad per graad verplaatsen, sociologen die enquête na enquête uitvoeren, allen dragen ze bij en ongetwijfeld zal later wel blijken dat een groot gedeelte weinig of niets heeft opgeleverd maar dat weet je pas achteraf. Spetterend en sexy is het allemaal niet maar zonder dit werk zouden de piekmomenten niet mogelijk zijn. Het is in zekere zin jammer dat door te blijven focussen op die unieke gebeurtenissen de aandacht verloren gaat voor het alledaagse van de wetenschap. Ik wacht nog steeds op het moment dat het Nobelprijscomité een prijs toekent niet aan een individu of een paar individuen maar aan een onderzoeksgroep, juist om te benadrukken dat het succes van het individu bepaald is door het werk van de groep.

Vloeken

Zo bekeken is het Higgsgebeuren een uitzondering, een eilandje dat uitsteekt boven de oceaan van het dagelijkse, trage en systematische ploeteren dat in Leuven te bewonderen viel. Maar zonder water houdt een eiland op een eiland te zijn. Als ik deze vergelijking doordenk, dan is de volgende vraag hoe deze oceaan aansluit op het hem omringende land. Anders gezegd, hoe verhoudt die wetenschap zich tot de rest van de wereld? Het is symbolisch veelbetekend dat de LHC in Génève onder de grond zit, een vreemde op zich draaiende wereld, terwijl in Leuven de put midden in de stad ligt, waardoor politiek en kennis letterlijk elkaars terrein delen met alle problemen vandien. Trage wetenschap en een hypersnelle maatschappij, het moet vloeken, zoals ook Isabelle Stengers van de ULB bepleit.

Oh ja, voor ik het vergeet, indien de pupillen wijd blijven openstaan zonder hapering, dan verraadt dat een hoge vorm van concentratie dus kan je meten hoeveel aandacht iemand besteedt aan de rekentaak. Interessant toch?