Direct naar artikelinhoud

'Ik was vastgelopen in een machinerie'

Vijf jaar geleden gelanceerd als de wonderboy van de grote KVS-scène, is Raven Ruëll vandaag bijzonder blij met een kleine jeugd-voorstelling als Bekdichtzitstil. Over het pad van ambitie naar essentie valt wel wat te zeggen: 'Soms maak ik betere voorstellingen als iedereen even niet oplet.'

Hij begint rustig, maar al snel schieten zijn handen de lucht in, vervolgens springt hij recht en begint driftig rond de tafel te benen. Neen, een bedaagde gesprekspartner is Raven Ruëll niet - de woorden stromen naar buiten met de heftigheid van een bekentenis.

Eind de jaren negentig schoot de carrière van de temperamentvolle regiestudent aan het RITS als een komeet de hoogte in. Maar misschien brandde die te snel, te vroeg.

Raven Ruëll: "Ik zat in een ferm klaske: Joost Vandecasteele, Joris Van den Brande, Marijs Boulogne, Ruud Gielens. We waren jong en we hadden een onwaarschijnlijke dikke nek. Ik vond dat ik er als een kunstenaar moest uitzien, dus ik droeg een rode hoed en rode schoenen, ik lakte zelfs mijn nagels. Wij gingen kijken naar Johan Simons en naar Luk Perceval, die maakten toen straf acteurstheater."

Je was nog niet afgestudeerd of je had al een aanbod van de KVS op zak.

Raven Ruëll: "Directeur Jan Goossens kwam kijken naar mijn eindwerk en vroeg me om iets te maken bij de KVS. Op hetzelfde moment werd ik gepolst door Geert Opsomer van het Gentse Nieuwpoorttheater (nu CAMPO, red.). Ik herinner me dat dat de keuze was: een jaar klein performancewerk in Gent, of meteen een 'echte' productie voor de KVS. Ik koos het laatste. Ik was 21 jaar."

En erg ambitieus.

"Absoluut. De normale gang van zaken is dat je na je schooltijd een jaar of tien prutst in de garage, tot je door een groot huis wordt gevraagd. Bij mij ging het omgekeerd. Van bij het begin zat ik met de druk van een instituut, terwijl ik me maar bleef afvragen of ik niet in die garage moest zitten. Ik had zelf gekozen, maar de twijfel sluimerde. Tegelijkertijd was ik natuurlijk apetrots dat de directeur van de KVS me had gevraagd."

Het klinkt alsof je je theaterpuberteit hebt gemist.

"Ik denk dat de mensen van de KVS dat zouden tegenspreken." (glimlacht)

Ondanks je werk bij de KVS bleef je ook jeugdtheater maken.

"Ik had dat jeugdtheater nodig omdat ik er persoonlijker durfde te zijn, misschien vanuit de onnozele gedachte dat de impact beperkter is. Jan, mijn vriend en Stoksielalleen (2001 en 2004, bij BRONKS, red.) waren zelfgeschreven teksten, daar durfde ik toen in de KVS niet mee aankomen."

In die eigen teksten sluimert steeds een zachte vorm van melancholie.

"Dat kan ik niet ontkennen. Maar het is geen nostalgie. Ook al vind ik dat een aantal dingen in de wereld vandaag slechter gaan dan vroeger, dan nog wil ik niet terug in de tijd. Ik heb een hekel aan wat ik 'theater met de korte broek' noem: de verheerlijking van het kleine, van het feit dat we allemaal maar kleine menskes zijn, en hoe schoon iedereen toch is in zijn eenvoud - die kneuterigheid."

In veel van je voorstellingen wijkt het schone voor het afwijkende, het ongemakkelijke.

"Er is iets dogmatisch aan ons verlangen naar esthetiek. Ik ben gefascineerd door wat je níét wil zien van de mens: het speeksel rond zijn mond, het schuim op zijn lippen. In Percevals King Lear zag je urenlang een man dementeren. Het is niet dat ik per se het lelijke wil zien, maar het verdient wel een plaats. Mijn hart gaat altijd uit naar de buitenstaanders, naar de radicale verliezers."

De radicale verliezers (2009): de productie die de breuk betekende tussen jou en het Brusselse stadstheater.

"Het was mijn eerste grotezaalproductie. Ik had het jaar daarvoor Missie gemaakt, maar het laatste wat ik wilde was die formule herhalen. De radicale verliezers was een persoonlijke productie, waaraan ik lang had gewerkt. Ze mislukte. Ik voelde me in de eerste plaats onbegrepen in eigen huis, maar er was meer aan de hand. Sinds ik 21 was, maakte ik de ene voorstelling na de andere. Het was een machinerie waarin ik mezelf vast voelde lopen. Te veel, te vroeg, te druk. Ik wilde onthaasten.

"Weggaan is een bijzonder impulsieve beslissing geweest, een beetje zoals in een liefdesrelatie: je maakt ruzie, je gooit met het meubilair en je loopt weg."

Heb je spijt?

(haalt de schouders op) "Spijt is wat de koe schijt. Maar als ik zeg dat het een impulsieve beslissing was, zeg ik ook dat ik tot een maand erna, tot een jaar erna, tot eergisteren nog gedacht heb: 'Wat heb je in godsnaam gedaan?' Tegelijkertijd weet ik dat ik op dat moment niet anders kon. Na zo'n beslissing moet je natuurlijk gas terugnemen. Je begint na te denken over wat er gebeurd is, over wat je écht wil, over wat voor jou de essentie is. Ik denk daar nog steeds over na."

Zijn er voorlopige conclusies in zicht?

"De essentie is dat ik moet kunnen werken in een huis waar het artistieke gesprek voorop staat - of dat nu een klein of een groot huis is. Ik ben zorgzamer geworden in de manier waarop ik projecten en partners kies.

"Ik laat anderen ook minder bepalen of een voorstelling geslaagd is. Zoals Jan Decorte. Toen hij na de première van een geflopte voorstelling ging eten met zijn ploeg nam hij het woord en zei: 'Het publiek lustte het niet, maar ik vind dat ik grote kunst heb gemaakt. Smakelijk.' De arrogantie daarvan interesseert mij niet, wel de onderliggende gedachte: je blijft geloven dat je iets moois hebt gemaakt dat je wilt delen met een publiek."

Betekent dat dat je ambities geluwd zijn?

"Neen. Toen ik net weg was bij de KVS speelde de gedachte aan een eigen gezelschap. Dat dat nog niet gebeurd is, komt omdat ik denk dat de sector nu geen nieuwe gezelschappen nodig heeft. Maar ik droom er wel van, ja."

En artistiek? Wat wil je absoluut nog vertellen?

"Wat mij steeds meer drijft, is maatschappelijke ontevredenheid. Misschien komt dat omdat ik ouder word, of door het feit dat ik in Seraing woon en elke dag met eigen ogen zie dat we in een klassenmaatschappij leven. Er is vandaag een grote groep mensen niet mee op de boot van de vooruitgang. De woede daarover knaagt. Ook daarom blijft jeugdtheater belangrijk. Dat publiek is de samenleving van morgen, hé. Als je na Bekdichtzitstil de kinderen hoort discussiëren over de 'verliezers' in het stuk, dan weet je: dát is de generatie die het waar zal moeten maken."

Bekdichtzitstil, op 4 mei in Tongeren, op 7 mei in Geel, op 10 mei in Bilzen. Info: www.artemis.nl.