Direct naar artikelinhoud

Gefusilleerd om een verloren jas

Hun processen vonden plaats in een café. Ze werden gefusilleerd door hun vrienden, 'om een voorbeeld te stellen'. Honderd jaar na de Grote Oorlog eisen enkele nakomelingen excuses van de Belgische regering. 'Hij is gefusilleerd voor een verloren jas. Echt.'

"Jeanke was gewoon heel bang"

Marie-Rose Delahaye, nicht van Paul Vandenbosch (1895-1915)

"Had ik het toen geweten", zegt Marie-Rose Delahaye (68), "ik had honderden vragen gesteld." In de eetkamer van oma en opa hing een grote foto in een ovale lijst. Als kind herkende ze de jonge versies van haar grootouders en een jongen die in een prehistorische vorm van Photoshop naast hen was gemonteerd. De jongen, wist ze, had ooit bij de familie gehoord en toch niet helemaal. Oma en opa waren naar de fotograaf gegaan, hadden liefdevol lucht omarmd en op die lucht was de foto geplakt. "Dat was Jeanke. Jeanke was een voorkind."

Zo noemde men in die tijd het kind van een alleenstaande moeder. Oma was als meisje verkracht door een van de hoge heren in het strijkatelier, en zo was Jeanke gekomen. Bij geboorte heette hij nog Paul en omdat er in zijn nieuwe familie al een Paul was, werd hij Jeanke. "Mijn familie was katholiek, maar toch erg open", zegt Marie-Rose. "Deze dingen werden besproken. Mijn opa, weten we, heeft Jeanke aanvaard als zijn eigen zoon. Hij heeft hem ook zijn naam gegeven en een baan, in zijn smidse in Vorst. Ik ben een tijdje geleden die straat gaan zoeken. Je zag de verfresten van de letters op de gevel. Serrurerie Vandenbosch."

Toen vader Vandenbosch zich in 1914 meldde als reserveofficier, was dat in een sfeer van euforie, zoals die in Brussel heerste. Ze gingen de Duitsers een lesje leren. Hij had zijn zoon meegebracht, Jeanke. De jongen was oorlogsvrijwilliger. Zijn dossier is een van de negen die in 2008 door historicus Siegfried Debaeke werden belicht in zijn boek Dood met de kogel. Jeanke, 20 jaar, was de jongste van alle gefusilleerden. In het dossier zit een proces-verbaal van 18 maart 1915. Hij wordt daarin beschuldigd van daden van lafheid op 9 en 24 april 1915. Daar klopt dus al iets niet.

Het proces voor de krijgsraad, in een café, duurde ongeveer een kwartier, Jeanke kreeg een advocaat toegewezen die aanstuurde op een geneeskundig onderzoek. Er is sprake van een verwonding aan zijn been, reden waarom Jeanke het lastig had om zijn kolonne te volgen. In een ander stuk noteert de krijgsauditeur: "Hij had te veel angst. Hij zei ons dat hij niet wist of hij die angst ooit zou kunnen overwinnen."

Marie-Rose heeft enkel flarden van gesprekken, van lang geleden. Van parrain, toen die nog leefde. Over de loopgraven van Lampernisse en Pollinkhove. De smid is tot zijn dood bevoegde instanties blijven aanschrijven voor eerherstel voor zijn zoon.

Jeanke, zo leert het dossier, heeft net voor zijn executie nog een pathetisch genadeverzoek gericht aan de koning. De brief heeft de vorst ook bereikt, hij heeft erop gereageerd met twee woorden. Rejeté Albert. Soldaat Vandenbosch is op 4 mei 1915 om 16 uur geëxecuteerd in Pollinkhove. "Hij heeft eerst nog de hele dag moeten wachten op antwoord van de koning."

Hij werd aan een paal vastgebonden en kreeg twaalf lopen op zich gericht. De schutters waren zijn eigen makkers.

Marie-Rose Delahaye: "Uit alles blijkt dat mijn oom leed aan wat wij vandaag posttraumatische stress noemen. Vanuit de loopgraven werd een wachtpost op uitkijk gestuurd. Zo'n wachtpost bestond uit drie soldaten en vaak keerde niemand terug. Jean was al eens in de armen van de Duitsers gelopen. Die hadden voor zijn ogen zijn maten de keel doorgesneden. Hij was heel bang. Over zijn executie hebben we gelezen dat hij net voor de kogels 'om zijn vrouw en zijn kinderen riep'. Weer iets dat niet klopt. Hij had geen kinderen."

Hij was wel verloofd, zegt Marie-Rose nog. Met ene Maria Wemaes. "Zij is lid gebleven van de familie. Ik zag haar op familiefeesten zonder dat ik goed kon plaatsen wie zij was. Zij is getrouwd, maar bleef komen en zijn graf verzorgen."

Ooit hoopt Marie-Rose Delahaye erbij te zijn als in Pollinkhove een krans wordt neergelegd en iemand namens de regering de woorden uitspreekt waar haar opa tot zijn dood op heeft gewacht: excuses. Enkele families schreven in oktober een open brief, de regering-Di Rupo speelde de hete aardappel door naar een wetenschappelijk comité dat advies moet geven. "Het zou fijn zijn als we het konden afsluiten", zegt Marie-Rose. "Dat we aan onze grootouders konden denken zonder dat knagende gevoel."

"De IJzer heeft zijn lichaam weggespoeld"

Jos Gielen, achterkleinzoon van Alphons Gielen (1887-1914)

"Ik kan soms lang naar de foto staren", zegt Jos Gielen, zelfstandig dameskapper in Rijkhoven-Bilzen. "Het is de enige foto die we hebben. Ik kijk naar die ogen. Dat zijn onze ogen. Wij wisten van niets tot in 1998, toen iemand van Canvas belde. Ze waren bezig met een programma over de Grote Oorlog, iemand was op zijn strafdossier gestoten. Wij hebben altijd gedacht dat mijn overgrootvader 'heldhaftig is gesneuveld op het veld van eer', zoals het vermeld staat op het oorlogsmonumentje in Klein-Spauwen. Zijn naam staat daarin gebeiteld. Sinds ik de waarheid ken, wringt dat."

Ook Alphons Gielen werd gefusilleerd door zijn maten. Nu en dan moest een voorbeeld worden gesteld.

"Voor mij is zijn naam op dat monument een schuldbekentenis van de staat", zegt Jos. "Men heeft de waarheid willen verdoezelen. Er zijn dagen geweest waarop ik uren heen en weer liep langs witte kruisjes op oorlogskerkhoven, zoekend. Ik hoopte zijn graf te vinden. Ik dacht: misschien ligt hij daar ergens en houden ze ook dat voor ons verborgen. Alle oorlogsgraven van West-Vlaanderen heb ik gezien. Nu weet ik zeker dat hij er geen heeft. Zijn lichaam is weggespoeld toen ze de sluizen van de IJzer openzetten. Het enige wat me rest, is de parking van de Lidl in Nieuwpoort."

Volgens wat Jos kon terugvinden, was daar in die tijd herberg In den Meyboom. Naast de herberg was een graanveld. Bij gebrek aan boom of paal zijn Alphons Gielen en zijn vriend Louis De Vos gefusilleerd met de rug tegen een hooimijt. De executie vond plaats in de namiddag van 19 oktober 1914.

"Dan sta ik daar, op die plek, en denk: wat zou hij in die laatste seconden hebben gedacht? Aan zijn zonen, denk ik dan. Aan zijn jongste, die pas vier dagen voor zijn vertrek naar het leger was geboren. Mijn nonkel Jan. Dat brengt hem erg dichtbij en dan weet ik opeens wat hij dacht: dit is verkeerd en op een dag gaan ze dat tegen mijn kinderen moeten zeggen."

Jos Gielen is een minzame kerel. Als dameskapper knikt hij dag in dag uit mensen toe in de spiegel. Hij lijkt immuun voor boosheid. Maar nu, met een afdruk van het genadeverzoek op de eiken eettafel, bijt hij op de onderlip: "Wulpen, 19 oktober 1914. Sire. De twee ondergetekenden, soldaten, wenden zich tot uw clementie en solliciteren nederig naar gratie voor de doodstraf tot dewelke zij zijn veroordeeld. Sinds zij strijden voor de Natie hebben zij op geen enkel moment tekenen van lafheid of mislukking vertoond. Een van ons is getrouwd en vader van drie kinderen. Beiden hebben wij moedig gevochten en wij vragen u, Sire, om te mogen sterven door Pruisische kogels in plaats van als lafaards door Belgische kogels."

De brief heeft de koning niet bereikt. De krijgsraad vond de zaak te evident om hem er voor lastig te vallen. Tijdens de Grote Oorlog werd de doodstraf wegens desertie meer dan 200 keer uitgesproken, maar slechts elf keer uitgevoerd. "Andere naties hebben tijdens die oorlog ook eigen soldaten gefusilleerd", zegt Jos Gielen. "De Britse regering heeft zich geëxcuseerd en gedenkstenen geplaatst op militaire kerkhoven. Waarom kan dat bij ons niet? In regeringskringen, zo is ons gezegd, zouden de Franstalige partijen lastig doen. Ze zien het als een mogelijke eerste stap richting amnestie voor collaboratie tijdens die andere oorlog. Alsof wij een Vlaams-nationalistische agenda zouden hebben. (boos) Dat heeft er nu werkelijk níéts mee te zien. Er zijn ook Franstaligen gefusilleerd, zoals die mijnwerker uit Farciennes en de vriend van mijn overgrootvader, Louis De Vos."

Anders dan bij Vandenbosch is er een vrij volledig dossier en kunnen we zien wat de twee vrienden precies hadden mispeuterd.

Jos Gielen: "Mijn overgrootvader was klaroenblazer. Hij en die Louis maakten op 16 september 1914 deel uit van een ploeg die tussen de kelders van huizen in Nieuwpoort gaten moest kappen zodat de troepen in geval van nood ondergronds konden vluchten. Ze hadden al hun gaten gekapt en zaten met hun vingers te draaien. Ze besloten om in de stad iets te eten te gaan zoeken. Ze lieten hun uniformen en hun geweren achter in het huis. Toen ze terugkeerden, waren hun jassen weg. Hij is gefusilleerd om een jas. Echt."

"De schande van het dorp"

Emile Auwaert, neef van Henri Reyns (1892-1915)

"In het dorp werd er niet over gesproken. Over zoiets was men beschaamd. Alleen op familiebijeenkomsten hoorde ik erover. Over nonkel Henri, die liever door zijn maten werd kapotgeschoten dan door den Duits. Zijn executie was een pijnlijke zaak. Zijn maten hebben geprobeerd om er naast te schieten. Hij is toch geraakt en hing aan die paal dood te bloeden. Zijn adjudant moest naar voren voor het genadeschot. Die mens, zeiden ze, heeft een week niet kunnen slapen."

Volgens wat Emile Auwaert (85) er als kind over hoorde vertellen, dreigden na de executie van zijn oom muiterij en ruzie tussen de koning en de koningin. "Twee dagen erna is er een koninklijke verordening gekomen. Voortaan werden deserteurs naar een strafkamp gestuurd." Wat we verder weten over Henri, weten we dankzij Marcel Pieters van de Lokerse heemkundige kring. "Ik heb met veel mensen in het bejaardentehuis gesproken", zegt hij. "Die werden boos: 'Over die zaak spreken wij niet!' Dit was de schande van het dorp."

Henri Reyns was vrijwilliger, raakte gewond in Luik, werd terug de loopgraven ingestuurd en nam deel aan vier lijf-aan-lijfgevechten. Aan een vriend schreef hij: 'Ik ga niet meer mee, ik heb te veel schrik.' Hij meende het. Zijn dossier bevat een verhoor, 17 april 1915. Waarom had hij zijn compagnie verlaten? "Omdat ik niet meer durf. Ik heb schrik."

Op het kerkhof van Daknam is er nog een pui, een verhoogje in de muur waarop op zondag de veldwachter plaatsnam. "Na de mis kregen de mensen te horen wat ze verkeerd hadden gedaan", zegt Marcel Pieters. "Gij daar, gij moet uw haag snoeien! Zulke dingen." Er staat een monument voor Gustaaf Andries, officieel de enige dorpsbewoner die sneuvelde in de Grote Oorlog. "Een ideale locatie voor een gedenksteen. Dat niemand ooit nog kan zeggen dat Henri Reyns zijn dorp te schande heeft gemaakt."