Direct naar artikelinhoud

MARNIX PEETERS

Elk jaar rond de tijd dat mijn vader jarig is, mail ik een recente foto van hem naar de chirurg die hem, nu negen jaar geleden, maar net het leven wist te redden toen hij darmkanker had met allerlei verklevingen en complicaties. Ik stuur een korte update mee, dat hij nu zesentachtig is geworden en dat hij het erg goed stelt, zijn wandelingen en fietstochten maakt en voor mijn moeder zorgt, en dat dat voor een stuk het gevolg is van het gunstige knip- en plakwerk van de geadresseerde, waarvoor dank.

Elk jaar stuurt hij een week later een reply waarin staat dat mijn vader geen haar veranderd is, met zijn grote grijze baard, dat ik hem proficiat moet wensen, en dat onze jaarlijkse mailwisseling hem deugd doet omdat die het gemakkelijker maakt om het oorspronkelijke idealisme van de job brandend te houden. Zo schrijft hij dat. Elk jaar opnieuw ontroert dat antwoord mij.

Jij bent verslaafd aan dat soort complimenten maken, zei mijn vrouw nadat ze de mails had gelezen.

Het is best plezierig als iemand je zegt dat je zijn idealisme mee brandend houdt, zei ik. Maar dat is niet mijn voornaamste motief. Ik ben écht blij dat hij destijds mijn vader heeft gered - het was een taaie ingreep want mijn vader was zo'n Kempense knotwilg die een jaar lang allerlei veelkleurige symptomen had lopen negeren, er vol van overtuigd dat Kempense knotwilgen geen kanker kunnen krijgen. Wat tot veel onnodige uitwassen had geleid. De chirurg was jong en je voelde dat hij opgelucht en trots was. Ik kan het niet helpen: ik moet elk jaar opnieuw aan hem denken, en dan móét ik dat bedankje sturen.

Het zou mogelijk goed zijn als we dat méér zouden doen, zei mijn vrouw.

Als het oprecht is, zeker, zei ik. Ik heb deze week de postbode bedankt omdat hij op vrijdag speciaal de Kurierjournal voor ons meebrengt, ondanks onze 'Bitte keine Werbung'-sticker. En ik heb een mail naar Vandenborre gestuurd om te zeggen dat die jongens die onze oven hebben geïnstalleerd hun werk heel goed hebben gedaan. Net zo goed stuur ik een kwaaie mail naar de baas van de truckchauffeur die ons laatst met zijn voeten op het dashboard en z'n gsm in de hand bij regenweer inhaalde op de E42. Je doet wat je kunt.

Er dreef een groot onweer over. Het werd aardedonker en de lucht kraakte, en in het dal zagen wij de bliksem dichterbij komen. De elektriciteit viel uit, zoals gewoonlijk bij noodweer. Naast elkaar stonden wij, op veilige afstand van het raam, naar het luide zwart-witte schouwspel te kijken.

Je voelt die spanning in je lichaam, zei mijn vrouw.

Mijn hart gaat er sneller van kloppen, zei ik.

Na een minuut of tien sprongen de lichten weer aan en hoorden wij hoe in de keuken de koelkast met een zucht weer aan het werk ging.

Alles komt altijd goed, zei mijn vrouw.